Jachtwezen Rassenkeuze wintergewassen De taak van de Landelijke Ruitersport in de warmbloed-fokkerij Wintertarwe VRIJDAG 28 AUGUSTUS DE LANDSTAND PAG. 7 F EN dezer dagen vond in het Landstandgebouw te Den Haag, de installatie plaats van de Afd. Jacht wezen. De Boerenleider, Hoofd van /'den Nederlandschen Landstand, wees in zijn rede op de belangen van onzen geheelen boerenstand bij een behoorlijk geordend jachtwezen. Aan de misstanden, waarvan in het verle den meermalen is gebleken, dient een einde te worden gemaakt. In het bijzonder wees hij op de wijze, waarop het boerenbelang veelvuldig werd benadeeld als ge volg van ontoelaatbare handelingen en tekortkomin gen van jagers zijde. Het zal dus de taak zijn van de afdeeling Jachtwezen, met kracht op te komen voor de rechtmatige belangen van den boerenstand. Voor zoover de heerschende omstandigheden zulks ook maar eenigszins mogelijk maken, zal vooral in dezen tijd van voedselschaarschte de schade aan de producten van den bodem, zoowel door wild! als door schadelijk gedierte, krachtdadig dienen te worden bestreden. Vervolgens installeerde de Boerenleider Volksgenoot W. G. Nieuwkamp te Baarn, als leider van de Afd. Jachtwezen, waartoe deze onlangs bij Beschikking van d<en Boerenleider was benoemd. In de daarop gehouden bijeenkomst met de betref fende provinciale functionarissen is door den Leider van het Jachtwezen er op gewezen, dat alle wenken en wenschen van belanghebbenden bij den Provincialen Leider van het Jachtwezen behooren te worden inge diend. Voor de vervulling van diens taak zal de Provinciale Leider de voorlichting en het advies van zijn vertegenwoordigers, voor ieder drop of iederee buurt ofzonderlijk te benoemen, niet of nauwelijks kunnen ontbefen. Het is dus zaak, dat aan deze be noemingen terstond de vereischte aandacht wordt ge wijd. Alle belanghebbenden worden dus hiermede er op gewezen, dat zij zich allereerst met hetgeen zij op het gebied van het Jachtwezen naar voren wen schen te brengen, hebben te wenden tot den Pro vincialen Leider van het Jachtwezen, aan het adres van het Provinciale Gebouw van den Landstand. W. G. NIEUWENKAMP Leider van het Jachtwezen van den Nederlandschen Landstand In aansluiting aan het bovenstaande volgen hiermede de namen, en adressen van de Provinciale Leiders Jachtwezen: Voor de provincie Noord-Holland: H. A. Rozendaal, .Landstandsgebouw, Alkmaar, Kennemerstraat 23. Zuid-Holland: C. C. Kool, Den Haag, Z. O. Buiten singel 234a; Zeeland: W. F. van Gorsel, Goes, Groote Markt 28. Umburg; Jac. Brouwers, Landstandgebouw, Maas tricht, Capucijnenstraat 69; Noord-Brabant: M. G. J. Staelenberg, Den Bosch, O. Nassaulaan 14; Utrecht: G. B. de Ridder, Utrecht, Catharijnenkade 5; Gelderland: F. W. G. Ósterhaus, Arnhem, Noord. Pa rallelweg 1; Överijsel: J. H. F. Bos, Zwolle, Burg. van Roijen- singel 22; Friesland: J. H. Anema, Leeuwarden, Molenstraat 21. Groningen: J. J. Nienoord, Groningen, Martinikerk hof 32. D K landelijke ruitersport zal in de warmbloed- fokkerij een belangrijker en omvangrijker taak heb ben in te nemen dan tot nu toe het geval was. De landelijke ruitersport zal ten aanzien hiervan moeten staan onder de leiding van den „Bond voor de Ne- derlandsche Warmbloedfokkerij", die immers het cen trale lichaam voor alle aangesloten organisaties bij dien Bond en voor de warmbloedstamboekvereenigin- gen is. Haar taak zij in dit verband: a. het mede invloed uitoefenen, opdat jonge men- schen tot paardenliefhebbers worden gevormd; rijlessen onder den man, van den bok, voor boe renwagens, wijze van inspannen, het meerspannig inspannen bij het landbouwwerk, enz.; b. op dezelfde wijze als onder a. het vormen van betere paardengebruikers (boerenarbeiders); c. het maken van propaganda voor het gebruik van het warmbloèdpaard en het maken van propaganda (Derde bericht) D* strenge winters in de laatste 4 jaren hebben een duidelijk beeld gegeven van de wintervastheid der tarwerassen. Opvallende rasverschillen zijn tot uiting gekomen. Een overzicht hiervan werd gepubli ceerd in het persbericht van Mei 1942 (Enquête over het uitwinteren). Aangezien te verwachten is, dat er niet alleen in het noordén van ons land, doch ook in de overige tarwegebieden een l^endige. belangstelling zal be staan, voor de wintenastc rassen, meen ik goed te doen de hierop, betrekking hebbende proefveldcgfers uit de voorgaande jaren in onderstaande tabel te groepeeren volgens de grondsoorten. sen. De opbrengst komt ongeveer met de Juliana overeen, blijft er meestal beneden. Van de Elisa beth is door bijzondere omstandigheden weinig zaai zaad beschikbaar. Behalve de bovengenoemde ras sen zgn een tweetal wintervaste in beproeving. Crio- wener 192 (imp. G. Kraai Wzn., Vlagtwedde) en Astra (imp. Fa. D. J. v. d. Have, Kapelle-Biezelinge) zijn waard om op eenigszins ruimere schaal in de practijk beproefd te worden. Naar mijn meening is het gewenscht, dat evenals in het noorden vah ons Relatieve zaadopbrengsten in van Juliana N klei ZW klei Riv. klei Zand Dal Löss Nederland Carsten V. 100.6 102.1 105.— 98.5 100.6 100.8 (110) (165) (23) (123) (69) (24) (514) Lovink 105.— 100.4 109.- 115.— 102.9 (52) (4) (8) (68) Mendel 92.8 89.6 103.3 97.4 101.7 96.5 (73) (99) (12) (18) (33) (6) (241) Wanneer men de tabel overziet, komt men tot de conclusie, dat de roodzadige Carsten V op 2tlle grond soorten een goed figuur maakt. Opgemerkt kan wor den, dat vöor de Noordelijke klei de practijk-ervarin- gen gunstiger zijn dan uit de tabel zou volgen. In de rassenlijst is de opbrengst van de Carsten V dan ook op de Noordelijke klei op 100 gesteld. Van dè Lovinktarwe zijn minder cijfers beschikbaar, doch niettegenstaande dat, kan vastgesteld worden, dat de voorloopige indruk gunstig is. Dit geldt niet in alle opzichten voor de eveneens witzadige Men- deltarwe. In het zuidwestelijk kleigebied bracht de Mendeltarwe 7.2 pCt. minder op, hetgeen overeen stemt met de practijkervaringen. Men kan er de con clusie uit trekken, dat de Carsten V en de Lovink in het zuidwestelijk kleigebied de voorkeur verdienen boven de Mendeltarwe. Verder dient de aandacht gevestigd te worden op de taiyve Skandia n en Elisabeth. Hiervan is wel eenig cijfermateriaal bekend, doch te weinig om deze in bovenstaande tabel te vermelden. Beide rassen zijn wintervast, terwijl ze door de roode zaadkleur tevens ,sterker zijn tegen schot dan de witzadige ras- land, ook in Zeeuwsch-Vlaanderen, op de Zeeuwsche en Zuid-Hollandsche eilanden en in West-Brabant meer aandacht aan de wintervaste tarwe's wordt ge schonken. Men behoeft niet geheel hierop over te schakelen (en men zal dat niet kunnen doen, omdat de wintervaste rassen in het algemeen voor late zaai minder geschikt zijn), doch verbouw van een perceel wintervaste tarwe op iedere boerderij is zeer ge wenscht. Men zal daardoor in de gelegenheid zijn deze rassen van nabij te leeren kennen en zaaizaad te oogsten voor eventueele uitbreiding in volgende jaren. Dit bericht zou onvolledig zijn indien niet een over zicht werd gegeven van de onvoldoend wintervaste tarwerassen, aangezien deze een belangrijke rol heb ben gespeeld en in gebieden met veel suikerbieten- verbouw ook in de toekomst een plaats zullen be houden. Onderstaande cijfers hebben betrekking op de voorgaande jaren, het aantal proefvelden» is tusschen haakjes vermeld. Relatieve zaadopbrengsten in N klei ZW klei Riv. klei Zand Juliana 100 100 100 100 Imperiaal Ha 100.8 99.1 98.5 95.1 (61) (108) (20) (40) Wilhelmina 92.7 94.2 96.5 101.3 (37) (108) (10) (12) Trifolium 97.7 90.- 90.- 105.3 (17) (19) (4) (105) Prins Hendrik 101.7 90.3 82.5 99.7 (6) (15) (2)- (74) Siegerlander 88.3 77.5 77.5 95.2 J3). (4) (2) (49) Bersée 104.1 103.1 HO.- i (18) (111) (3) Alba 112.2 103.6 .116.- (9) (72) (4) Jubilé 106.— 104.9 128.2 (29) (130) (11) Staring C B 97.5 100.9 90.- (4) (60) (1) van Juliana Dal 100 97.— (41) 96.1 (44) 105.2 (114) 98.2 (34) 97.9 ,(14) 115.- (2) 126.3 (4) 105.— (2) Löss 100 100.6 (16) 101.7 (3) 86.7 j3) 102.5 (2) 106.7 (3) 101.7 (3) 115.3 (23) Nederland 100 98.6 (286) 94.9 (214) 103.2 (262) 98.1 (133) 94.5 (75) 103.3 (135) 105.3 (87) 108.— (197) 100.7 (67) voor de warmbloedfokkerij; landelijke ruiters moeten bewust tot propagandisten worden opgeleid; d. het bijbrengen en bevorderen van de noodige bekwaamheid in het algemeen om met paarden om te gaan; e. zooals reeds eerder vermeld, het voorbereiden en voorbrengen van fok-gebruiks-paarden in de ver- richtingsproeven f. zórgen voor een theoretïschen grondslag ten be hoeve van de practijk; g. het leeren monsteren, yoortbrengen en toiletteeren, het opstellen en het aandraven van fok-gebruiks- paarden. Dientengevolge zal de landelijke ruitersport uit de voren vermelde Staatssubsidie een bedrag van min stens 15.000 per jaar moeten 1 ontvangen. Om de verbinding van landelijke ruitersport en fokkerij te verzekeren moet een leidende figuur op het gebied der warmbloedfokkerij aangewezen door en voort komende uit den „Bond voor de Nederlandsche Warm bloedfokkerij" als bestuurslid der Nederlandsche Fe deratie van Landelijke Rijvereenigingen worden toe gevoegd. Overgenomen uit het „Rapport betreffende de Warm bloedfokkerij en middelen en wegen, die ter verbete ring moeten leiden. Een ieder zal de gegevens kunnen toetsen aan eigen ervaring. Ik mag het als bekend veronderstellen, dat naast de algemeen verbouwde Julianatarwe (die aan zienlijk terrein in het noorden verloren heeft), de daarop volgende 5 oudere rassen in bepaalde gebie den van groote beteekenis zijn. De 4 laatstgenoemde rassen zoeken echter nog naar een plaats in het rassensortiment. In het algemeen kan men hiervan zeggenf dat de Staring C. B. behoort tot de opbrengst- klasse van de Juliana en in verband met de stuifbrand- resistentie daarnaast beproefd kan worden. De drié overige rassen Bersée, Alba en Jubilé maken een productieven indruk. Tot de O rassen in de rassenlijst behooren Vilmorin 27, Vilmorin 29, Invicto en Kruisingsangel. De belangstel ling hiervoor is gering. In verband met de scheurplicht kan het voorkomen, dat wintertarwe op gescheurd land of op enterscheur- land verbouwd zal' worden. Dit was voor mij aanlei ding tot een enquête naar de ervaringen in de prac tijk. Doordat in het algemeen geen wintertarwe, wintergerst of winterrogge op scheurland wordt ver bouwd, konden weinig gegevens worden verzameld. Sommigen melden gunstig resultaat met vroeg in het voorjaar gezaaide Berséè. De Directeur van het Instituut voor Plantenveredeling, J. C. DORST.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 7