Wenken
Er mogen in Nederland geen aardappelen
verrotten
Het kaliproefveld te Welie (Gr.)
Electriciteit in den Tuinbouw
VKIJDAG 28 AUGUSTUS
DE LANDSTAND
PAG. 0
voor den verbouw van
koolzaad en raapzaad
(Een aanvulling)
„In „De Landstand" van Vrijdag 31 Juli j.l. komt een
artikel voor, waarin de teelt van koolzaad wordt be
handeld. Dit is natuurlijk niets bijzonders en zelfs
heel natuurlijk, daar onze vetpositie er waarlijk be
angstigend begint uit te zien.
Het treft mij daarom des te meer, dat in dit artikel
gewaarschuwd wordt tegen het uitdunnen van
koolzaadplan ten in het najaar, welk advies strij
dig is met de praktijk. Het is mij dan ook volkomen
onbegrijpelijk, dat iemand, Indien hij tot de practici
behoort, zoo'n averechtsch advies kan geven, daar het,
juist met het oog op een bestand zijn tegen een stren
gen winter, dringend noodig is, bij te dichten
stand, de planten zoo vroeg mogelijk, dus reeds
in het najaar, uit te dunnen.
Men mag niet afwachten wat ^en strengen winter van
ons gewas overlaat, doch men moet zich reeds in het
najaar tegen zoo'n mogelijken winter verdedigen, door
de koolzaadplan ten zoo sterk als mogelijk is een even-
tueelen strengen winter tegemoet te doen gaan. Dit
nu is alleen mogelijk, indien de zaadplantjes zoo vroeg
mogelijk op een behoorlijken afstand van elkaar .worden
gezet. Dit kan, door niet te dicht te zaaien, en verder
door uitdunnen der planten. Op grond van een veel
te dichten stand heb ik op 3 October 1941 reeds ge
adviseerd tot uitdunnen van koolzaadplanten, waar dit
noodig en mogelijk was, er mijn vrees bij uitsprekend,
dat er bij een matig strengen winter reeds veel kool
zaad zou sneuvelen wegens te dichten stand. Helaas!
is mijn vrees ook uitgekomen! Van veel partijen kool
zaad, dat ik in Zeeland zag staan, stond alleen het
koolzaad in den Wilhelmioapolder op gepasten afstand,
dat dan ook, naar ik meen, den winter goed heeft
doorstaan. c-
De Heer P. LuteijnVan Cruijningen te Zuidzande,
wiens, koolzaad mede door een zeer gullen groei een
te dichten stand dreigde te krijgen en onvoldoende
werkkrachten had om met de hak ruimte aan de
planten te geven, schoffelde met de machine
'dwars door de rijen heen, met het gevolg,
dat hij maar eventjes 1700 kilogram per gemet heeft
geoogst!" Ik vind het dan ook te betreuren, dat in
„De Landstand" in het artikel over den verbouw van
koolzaad volkomen onjuist advies werd gegeven".
De Directie van den Landbouw schrijft naar aanleiding
van dit artikel het volgende:
Haar aanleiding van het artikel onder bovenstaand
hoofd, voorkomende in dit blad van 31 Juli j.l., maakt
Dh. A. K. Lako te Zuidzande bovenstaande opmerkingen.
De Heer Lako geeft als zijne meening te kennen, dat
in het bedoelde-artikel te weinig den nadruk is gelegd
F EN paar weken geleden was de weersgesteldheid
van dien aard, dat de aardappelziekte een dreigend
karakter ging vertoonen. Vatbare vroege soorten wer-
d!en in het loof en alle ook in de knollen vrij ernstig
aangetast. Hoe het met de late soorten zal gaan is
op het oogenblik nog niet te zeggen. Dat .kan echter
thans reeds wel vastgesteld worden,1 dat er op vele
plaatsen partijen aardappels voor de menschelijke
consumptie zullen moeten worden afgekeurd. Wat
moet mén nu met die zieke aardappels doen?
Hierop is maar één antwoord en wel dit: deze aard
appels moeten zoo snel mogelijk tot veevoer verwerkt
worden. Ze mogert in geen geval verrotten. De strijd
tegen het bederf is. ook een onderdeel van den pro
ductieslag en deze strijd is nu in een kritiek stadium
gekomen.
En nu moet ik een ernstige waarschuwing doen
hooren:
Als de verantwoordelijke instanties niet tijdig de juiste
(wat inhoudt ook practisch uitvoerbare) maatregelen
nemen, dan is het gevaar groot, dat de strijd tegen
het bederf op dit front niet afdoende gewonnen wordt,
met andere woorden, dat er kostbaar veevoeder ver
loren gaat.
Dit moet tot eiken prijs voorkomen worden. In de
week van 1722 Augustus heb ik zooveel gehoord
en gezien, dat ik mij verplicht gevoel, deze ernstige
waarschuwing neer te schrijven.
Ziehier b.v. een feit: Er waren in zekere plaats hevig
zieke partijen aardappels. Die moesten gestoomd wor
den, wilde men ze niet laten verrotten. (Het rottings
proces gaat bij warm weer Verbazend snel!) Dat
stoomen moest gebeuren met een aardappelstoomer),
die in het bezit was van een landbouwcoöperatie en
deze moest daarvoor een erkenning als handelaar in
aardappelen hebben. Deze erkenning werd geweigerd
(in een ander geval werd een reeds verleende erken
ning Zelfs ingetrokken), omdat de betreffende veree-
niging in de basisjaren geen voldoenden omzet in voer-
op de noodzakelijkheid van een niet te dichten stand
in den herfst. Zelfs schrijft de Heer Lako, dat in het
artikel tegen het uitdunnen van koolzaadplanten in
het najaar werd gewaarschuwd en hij ..dat advies
strijdig acht met de praktijk.
Naar aanleiding van bovengenoemd stuk moge worden
opgemerkt, dat in het betrokken artikel aangeraden
wordt voorziehtig te zijn met uitdunnen in den herfst.
Dit wil in het geheel niet zeggen, dat dus geen uit
dunning plaats mag vinden.
aardappelen had gehad. Ik vraag: moeten er daarom
in Nederland aardappels verrotten?
Ik deel hier mede, dat in een bepaalde plaats een be
paalde vereeniging zonder deze vergunning toch met
stoomen is begonnen en het gestoomde product aan
de boeren aflevert. Indien dit belet zou worden, zou
er kostbaar veevoeder op den mesthoop terecht komen.
Men spreekt ook de vrees* uit, dat er geen of onvol
doende brandstof voor het aardappelstoomen beschik
baar zal worden gesteld.
Wederom: als dat werkelijk het geval zou zijn, dan
zou er kostbaar veevoer naar den mesthoop moeten.
De hoeveelheden aardappels, die gestoomd zullen moe
ten worden, zijn belangrijk. Het ziekte-percentage is in
sommige velden aanzienlijk; men^heeft mij zelfs per
centages van meer dan vijftig genoemd. Gemiddeld
10 15% over alle aardappels gerekend, zal het zeker
wel worden.
Dat beteekent op elke hectare aardappels nynstens
1700 kg., die onherroepelijk verloren zouden gaan, in
dien ze niet worden gekookt óf gestoomd.
1700 Kg. gestoomde aardappels staat gelijk met pl.m.
425 kg. graanmeel.
Na het stoomen moeten ze óf direct worden opgevoerd
óf worde- ingekuild. Dit laatste is de meest practi-
söhe methode, omdat de gekookte of gestoomde aard-
rappels-door het inkuilen-absoluut voor bederf zijn ge
vrijwaard en on bepaalden tijd bewaard '-unnen worden.
Geen administratieve omslag of welke bureaucratische"-
ambtenaar ook, mag oorzaak zijn, dat het stoomen
en inkuilen van afgekeurde partijen aardappels, moei
lijkheden in den weg worden gelegd.
Een gewaarschuwd man
Valt het tenslotte met het percentage zieke aard
appels nog mee, des te beter.
Er mogeii in Nederland geen aard
appels verrotten.
Hengelo-O., Aug. 1942.
E. J. LAN KW ARDEN,
Op andere plaatsen wordt zelfs gewaarschuwd tegen
een te dichten stand.
Alleen werd de aandacht erop gevestigd, dat ook dit
uitdunnen en speciaal op zand met het noodige beleid
plaats moet vinden. Voorzoover het artikel ook bij
anderen een onjuisten indruk heeft gewekt, kan de
opmerking van den Heer Lako een juisten invloed
hebben en moet het als een gelukkige omstandigheid
worden beschouwd, dat zijn aandacht door de betrokken
passage wordt getrokken.
Van de Handelmaatschappij „Uniphar" N. V., te Am
sterdam, ontvingen wij een nummer van het door
ahar uitgegeven Verslag van het Centrale Kaliproef
veld te Wehe (Gr.) over de jaren 1932 t.m. 1939.
Dit proefveld heeft gedurende een reeks van jaren
gediend om de kaligebrekverschijnselen tier land
bouwgewassen duidelijk te toonen aan ieder, die de
moeite wild*e nemen er te gaan kijken. In dien opzet
is men zeer wel geslaagd, want in het bedoelde tijd
vak zijn er niet minder dan ruim 6000 bezoekers
geweest.
Het is nog niet zoo lang geleden, dat de meening
heerschte, dat kalibemesting weinig of niet noodig
was op onze zavel, en kleigronden. De verschijnselen
van kaligebrek bij de gewassen waren onvoldoende
bekend' en grondonderzoek kon nog niet zooveel stem
geven als dit thans wel het geval is.
Toen er langzamerhand bekend werd, dat het aantal
gevalen van kaligebrek grooter was dan men aan
vankelijk wel dacht en toen ook de verschijnselen
beter waargenomen waren, gaven de heeren Ir.
Maschhaupt en Ir. Meijers den eersten stoot tot het
opzetten van eenvoudige bedrijfsproeven om op deze
wijze de omvang van het kaligebrek wat beter te
leeren kennen. Hieruit is tenslotte het groote Kali-
proefveld ontstaan. Het kleihumus- en kalkgehale
van dén grond zijn er gering, maar ze geven een
goed beeld van de oudere lichte zavelgronden in het
noorden der provincie Groningen.
De verschillen welke men er aantreft, zijn natuurlijk
sterker dan men ze in de praktijk ziet. Het zorg
vuldig onthouden van iedere kaligift op sommige
veldjes al de jaren door en het geven van een dubbele
kaligift aan enkele andere veldjes, maken dat de
uitwerking wel zeer duidelijk is.
Bij een vergelijking van de opbrengstcijfers van de
verschillende gewassen op de onderscheiden perceelen,
treffen ons groote verschillen. Soms daalt voorna
melijk de opbrengst aan loof en stroo, dan weer
gaat bij onvoldoende kali de oogst aan zaad, wortels
of knollen, sterk achteruit. Het is natuurlijk niet
heelemaal juist om het reageeren van een gewas
uit te drukken in een cijfer voor de totaal-opbrengst
aan korrel en stroo of wortel en loof. Voor het
eene gewas immers vertegenwoordigt de stroo-op-
brengst een aanzienlijke waarde (b.v. vlas), terwijl
voor het andere gewas de stroo-opbrengst slechts
van ondergeschikt belang is (b.v. Waalsche boonen).
Ook de vermindering in hoedanigheid weegt niet bij
alle gewassen in dezelfde mate. Zoo zal de korrel
kwaliteit bij tarwe bij een tekort aan kali naar ver
houding veel meer terugloopen dan de voederwaarde
van lucerne.
Vrijwel alle gewassen nu, maar vooral haver,
vlas, voederbieten en Waalsche boonen, dalen meer
in zaad- of wortelopbrengst dan in stroo. -of loef-
opbrengst. Alleen mais vertoont een tegengesteld beeld.
Bij haver blijkt d>e stroo-opbrengst op kali-armen
grond zeer goéd op peil te houden, maar de zaad
opbrengst laat het er dan geducht bij zitten. Bij een
tweetal gewasen was er geen sprake van een op-
brengstverhooging door een dubbele kalibemesting,
n.l. bij mosterdzaad en bij blauwmaanzaad. Alle an
dere gewasen gaven bij een dubbele kaligift gunstiger
uitkomsten- dan bij een -lichtere kalibemesting. Dit
valt vooral op bij karwij, Waalsche boonen, witte
klaver, bruine boonen, roode klaver en spinaziezaad.
Van belang is echter, dat vrijwel aUe gewassen op
dezen zavelgrond een aanmerkelijke opbrengstver-
hooging vertoonen. Het meest gevoelig zijn karwij,
kanariezaad, Waalsche boonen, witte klaver, aardap
pelen en bruine boonen. Vervolgens komen in afne
mende mate van gevoeligheid roode klaver, erwten,
lucerne, voederbieten, vlas en spinaziezaad, terwijl
tenslotte over het geheel genomen, het weglaten van
een kalibemesting het minst schadelijk schijnt te
werken bij tarwe, gerst, blauwmaanzaad, suikerbie
ten haver,en mosterdzaad.
B EHALVE als drijfkracht en voor technische regel-
apparaten, wordt de electriciteit in den tuinbouw vooral
gebruikt voor verwarmingsdoeleinden, waarbij de ge-
makkelgke regelbaarheid één der grootste voordeelen
is. Deze maakt het immers mogelijk iedere gewenschte
temperatuur te geven, hetgeen voor vele biologische
processen van groot belang is. Omstreeks 1900 werden
voor het eerst proeven met - electrische verwarming
van kassen of bakken genomen. In Nederland werd
de eerste electrische verwarmingsinstallatie aange-
"legd omstreeks 1929. Ir. Riemens te Naaldwijk heeft
zich ó.a. diepgaand met het probleem der - practische
toepassing van electriciteit in den tuinbouw bezig ge
houden. In 1937 telde Aalsmeer 15 bedrijven, waar
electrische verwarmingskabels waren geïnstalleerd.
Het is te verwachten, dat we daarmee nog maar aan
het begin staan van een steeds verder voortschrij
dende electrificatie van den tuinbouw. In Zweden b.v*
werd in 1936 reeds 30.000 m2. plat glas electrisch ver
warmd en in Noorwegen is ruim 20 van het totaal
aan warme bakken van electrische kabels voorzien.
Door combinatie van electrische verwarming en win-
terbelichting is men er te Naaldwijk in geslaagd prifha
kwaliteit aardbeien te kweeken, die enkele dagen voor
Kerstrrffs rijp waren.
De electrische verwarming is verder van belang voor
de teelt van komkommers, meloenen, boonen, selderie
en witlof. In binnen- en buitenland worden de witlof-
pennen met electrische verwarming gebroeid. Met
name in België heeft deze methode opgang gemaakt.
Evenwel is nog niet tot in details uitgevorscht, welke
temperaturen daarbij optimaal zijn en hoe de invloed
is van voorafgaande koeling op den duur van den
broeitijd. Alleen heeft men proefondervindelijk vast
gesteld, dat het lof bij te hooge temperaturen een bit
teren smaalt krijgt.
Van belang is de electrische verwarming verder bij
de cultuur van postelein, sla, radijs en peen, in het
algemeen bij de vroege vooriaarsgroenten, die wegens