De Landbouwhuishoudschool te Terneuzen Ontwatering De Landstand in Zeeland INHOUD VRIJDAG 4 SEPTEMBER DE LANDSTAND PAGINA 3 I N de week van 30 Aug.5 Sept. hoopt de Landstand in Zeeland een nieuw gebouw voor het landbouwhuis- houdonderwijs in Oost-Zeeuwsch-Vlaanderen, te Ter- neuzen, te openen. Reeds in 1934 bestond in Terneuzen een vaste ambu-. lante cursus. Langzamerhand groeide dit uit tot een 2-jarige opleiding, waar speciaal aan de huishoudelijke en de naaldvakken veel meer aandacht besteed werd. Het aantal leerlingen groeide voortdurend. In Mei 1942 telde de school 55 dagleerlingen en 51 avondcursus leerlingen. He lessen moesten in verschillende lokaliteiten, ver van elkaar gelegen en slechts zeer bescheiden ingericht, ge geven worden. Vanzelfsprekend bracht dit groote bezwaren mee en er ging dan ook een zucht van dankbaarheid bij de betrokkenen op, toen uit Den Haag bericht kwam, dat er een nieuwe school gebouwd mocht worden. Een geschikt terrein werd gevonden aan de Leeuwelaan, op een stuk weiland, dat vroeger tot de boerderij „De Leeuwtjes" behoordé. In Mei 1941 begonnen, is de bouw dan nu, ondanks de strenge vorstperiode, die de werkzaamheden drie maanden lang stillegde en de oorlogsmoeilijkheden, zoo ver gevorderd, dat de school in gebruik genomen kon worden. Op de Leeuwelaan staande, ziet men den Zuidgevel van het gebouw voor zich. De gevels van mooie Waalsche steen zijn door de stalen ramen, die alle open kunnen, goed onderverdeeld. Het tuinschuurtje vormt door de overdekte ingang één geheel met de school zelf. Vóór het gebouw bevindt zich de bloementuin, achter de groententuin, bloemenbakken moeten straks voor de vroolijke noot zorgen. Alle lokalen en vertrekken heb ben breede vensterbanken, zoodat er vele kamerplanten geplaatst kunnen worden. Wanneer men de school aan de Oostzijde binnengaat, komt men via een vestibule met tochtdeur in een breede gang. Links bevindt zich dan het theorielokaal, waar direct een groot verduisterings- tevens zonnegor dijn opvalt, wat eveneens dienst kan doen, wanneer lantaarnplaatjes vertoond moeten worden. De leerlingen zitten niet in schoolbanken, maar aan prettige tafels en op gemakkelijke stoelen. Een blik m de kasten doet zien, dat ook voor leer middelen goed gezorgd is. Naast het theorielokaal ligt de directricekamer, een gezellig vertrek met heel licht effen behang, waarop enkele goede platen ten volle tot hun recht komen. Rechts van de gang ligt de groote ruime leskeuken, waar 24 leerlingen, ieder voor zich, kunnen koken. Ieder heeft de beschikking hetzij over een kolen-, een gas- of een electrisch fornuis. Na den oorlog zal hope lijk ook weer op petroleumstellen en met Butagas ge kookt kunnen worden. Ieder heeft een keurig ingericht kastje met pannenrek en dekselrek, benevens later aan te brengen voorraad- schuifjes tot haar beschikking. Twee aan twee beschikken de leerlingen over een aan recht met gootsteen, voorzien van een warm. en een koudwaterkraan. De keukentafels, die eveneens nog op zich laten wach ten, worden erg practisch gemaakt. De tafelbladen zijn van ocriet of kunstgraniet, de laden bevatten alle kleine keukengerief; daaronder bevindt zich een hakplank aan de zijde van de leerlinge, terwijl aan de binnenkant door de leerares een plank uitgetrokken kan worden, waar op het te keuren gerecht geplaatst wordt. Onder de laden is een smalle plank voor de boeken- tasschen bevestigd, waarna nog juist ruimte overblijft voor de keukenkrukjes. De vloerbedekking is natuurlijk van tegels, de hoeken zijn rond bijgewerkt. k Een aardig nieuwtje zien we onder de electrische klok, n.l. een electrisch lampje, dat verklikt of er nog een electrische kookplaat ingeschakeld is. Naast de keuken ligt de ruime provisiekast en de heer lijk koele kelder. We zien nog een stortkoker voor de fornuiskolen, het luik hiervan bevindt zich vlak bij het schitterend Etna- doorbrand fornuis met warmwaterreservoir. Teruggekomen in de gang loopen we even de trap voorbij en staan dan meteen in de garderobe. Een deur scheidt de kleedgelegenheid van de toiletruimte, waar zich zelfs een douche bevindt. Onder de trap naar boven ligt de trap naar beneden, voor de verwarmingskelder. Hier staat de centrale ver- warmingsinstallatie opgesteld. Twee kachels zien we staan. Eén groote, voor 's winters, één kleine /oor 's zomers. Het stortluik voor de cokes is hier vlakbij gebouwd, 's Winters levert deze installatie warm water voor de radiatoren en de warmwaterkranen bij de goot- steenen, 's zomers alleen voor de laatste. Vermoedelijk zal men hiervan, noolang de oorlog duurt, moeten afzien, daar geen kolen terwille van het meer- dtere gerief verstookt mogen worden, als s winters door velen kou geleden wordt, dank zij de kolenschaarschte. Wanneer we, dit warmste plekje van de heele school verlatende, twee trappen opklimmen, arriveeren we op de verdieping, waar zich een goed ingericht naailokaal met aardig paskamertje bevindt. Ook hier vallen weer de vele kasten, de keurige meubels en de practische schoolborden op. Op deze verdieping treffen we een tweede garderobe, toilets en een spoelkast voor de werksters aan. Tegenover het naailokaal ligt het ruime wasch-huis- houdlokaal, wat met z'n lage groene kastjes een fleu- rigen indruk maakt. Naast dit leslokaal ligt nog een droogkamertje met ophijschbare droogrekken en nog een diepe bergruimte voor trapleeren e.d. Een deur geeft toegang tot een balkon, waar kleedjes geklopt en vlekken in de zon uitgemaakt kunnen wor. den. Uit welk raam van de bovenverdieping men ook kijkt, overal geniet men van het prachtige uitzicht. De stad, het land, de breede Scheldestroom, de wijde lucht, alles is even mooi. Redactie-adres: GROOTE MARKT 28, GOES, TEL. 2345 (toestel 05) Uitgave: UITGEVERIJ „VOLK EN BODEM" POSTBUS 281 DEN HAAG Advertenties: Losse plaatsing 25 ct. per m.m., in alia edities 75 ct. per m.m. Abonnementen: Voor niet-leden van den Nederl. Land stand 5.— per Jaar of 1.25 per 3 maanden. Alle briefwisseling betreffende exploitatie, advertenties en abonnementen, aan postbus 281, Den Haag, tel. 33.67.51. No. 35 Vrijdag 4 September 1942 Pag-. 1. Indrukken en gedachten. IV. 2. De doorbraak van de Germaansche Boeren-idee. 2. Achter den Ploeg. 3. De Landbouwhuishoudschool te Terneuzen 3. Ontwatering. 4. Wortelontwikkeling en waterhuishouding in den grond. 5. Wat doet de afd. Landjeugd? 5. Wat „Land en Volk" brengt. 6. Voor de Landvrouwen. 6. Jachtwezen. 7. Vyanden van ons volksvoedsel. 7. Stand van den Koudijs-beker. 8. Generaal Aardappel. 8. Hoe werkt de N. A. D. voor meisjes. 9. Opkomst van den Italiaanschen landbouw. 10. Nederland voedt zich zelf! 12. Hermoes en hare bestrijding. 13. Bloemisterij. 14. Werkelijkheidszin. Het moet een genot zijn, hier te mogen werken, zoo wel voor de leerlingen als voor hen, die-de leiding heb ben. Alles is ruim, frisch en fleurig, goed doordacht ingericht. Zijn ook enkele onderdeelen wegens de tijds omstandigheden niet aanwezig, dit doet aan het geheel toch niets af. Het is te hopen, dat deze mooie Landbouwhuishoud school van de Zeeuwsch-Vlamingen de erkenning krijgt, die haar toekomt. Het onderwijs beweegt zich in dezelfde banen als voor heen. Het doel, onze meisjes tot goede huisvrouwen, flinke boerinnen en verstandige, liefdevolle moeders op te voeden, is nog altijd hetzelfde en zal ook, zoolang het landbouwhuishoudonderwijs bestaat, hetzelfde blijven N verband met de huidige landbouwwetenschap en de verbeterde techniek der twintigste eeuw, komt de vraag naar voren, mede met het oog op den huidigen toestand, op welke wijze de opbrengst van den bodem nog verhoogt kan worden. D,e selectie op het gebied van zaai- en pootgoed! staat op een zeer hoog peil. Het gebruik "van kunstmeststoffen eveneens en aan de ziektebestryding mankeert niet zoo veel meer. Wanneer we echter in onze provincie den waterstand in verschillende polders bezien, dan hapert daar nog wel iets aan. Er zyn n.l. nog zoovele polders, die bij een z.g. nat jaar, we zouden kunnen zeggen, een jaar' met meer dan 600 mm. neerslag-, een minder goed beeld vertoonen tegenover enkele, die prima ontwaterd' zijn. We beschikken over gegevens van de jaarlijksche regenval, gedurende een halve eeuw en komen dan voor Schouwen en Duiveland op een gemiddelde van 655 mm. met een minimum van 319 mm. in 1921, tegenover een maximum van 938 mm. in 1927. Laten we deze topjaren buiten beschouwing, dan volgen 1896 met 489 mm. en 1925 met 853 mm. Onomstootelijk moeten die groote verschillen van invloed zijn op den groei onzer gewassen, al speelt het tijdvak van het jaar, waarin de meeste regen valt, een zeer groote rol. Hierop hopen we later nog terug te komen. Vast staat evenwel, dat dé op brengsten in jaren met zulke groote verschillen bui tengewoon uiteen kunnen loopen. We hebben hier alleen op het oog bouwland op klei en zandgronden. We zien verschillen optreden die bijna niet te gelooven zijn. Zoo zien we uit onze gegevens, dat de opbrengst van een perceel suiker bieten in 1931, een nat jaar met 750 mm. regen, niet hooger kunnen dan 19000 kg. per ha., terwijl datzelfde perceel in 1933 met slechts 528 mm. neer. slag eftn opbrengst gaf van 62000 kg. per ha. De bemesting was in beide jaren dezelfdé. We weten echter, dat het in 1931 juist de maanden Mei en Juni waren, waarin zooveel regen viel, dat de suikerbieten den grond niet in behoefden te trekken om voldoende vocht op te zoeken, waardoor de vorm dus verloren ging. Voor suikerbieten zal veel regen in het tijdvak hali Meihalf Juli funest zijn, terwijl voor aardap pelen een lateren overvloedigen regenval het gewas kan doen mislukken. Bovenstaande opbrengsterjfers zijn natuurlijk uitersten, maar feiten, waarmee reke ning is te houden, Wy zijn er van overtuigd, dat bij prima gronden deze verschillen belangrijk kleiner zullen zyn, maar toch geeft de natuur, door die cijfers ons iets te zeggen. Waar telkenmale blijkt, dat een droog jaar een goed jaar is, ligt het voor dé hand, dat men zooveel mogelij.k tracht kunstmatig de natuur tegemoet te treden, door te zorgen, dat bij grooten regenval de schade zooveel mogelijk ge reduceerd wordt. We komen dan op het vraagstuk van den polder waterstand. We geven direct toe, dat déze in meerdere polders veel verbeterd is, maar eveneens staat vast, dat in vele polders op dit gebied nog veel te doen is. Het komt ons voor, dat het nemen van proeven op dit gebied al buitengewoon moéilijk is en daarom moeten we volstaan met eens rond te zien in de pol ders van Zeeland!. We vragen ons af wanneer er b.v. in den Wilhelmina- polder, die wel buitengewoon hoog uit het water lig, en op Noord-Beveland en St. Philipsland, welke eilan den ook prima ontwaterd zijn, nu eigenlijk sprake was van schade door droogte. Wij hebben daarvan nooit iets gehoord. Wij weten, dat bedéelde polders tamelijk zuiveren grond omvatten en dat genoemde polders misschien ook als uitersten kunnen worden beschouwd, maar ze gaan door en zijn dit ook ind'jr- daad voor de beste streken van Zeeland. Heeft dé lage polderwaterstand hiertoe niet belangrijk mee gewerkt Wanneer we ons niet vergissen had b.v. Noord-Beve land ongeveer een halve eeuw terug een geheel ander aanzien dan thans. De oude Noord-Bevelandsche boe- rep kunnen ons wel inlichten of dit inderdaad zoo is en of ze geen grooten dank verschuldigd zijn aan wijlen dén heer C. v. d. Berge, die tot de goede afwatering zooveel heeft bijgedragen. Als wij de goede resultaten zien van een goede ontwatering, kunnen wij met een gerust geweten vaststellen, dat in tal van polders iets te verbeteren is op dit gebied. We vragen ons dan af, waarom de verlaging van het polderpeil in meerdere polders nog zoo uiterst langzaam gaat. We denken er aan hoeveal strijd het heeft gekost en hoe lang het heeft gedUurd, eer men er toe overging den polder Walcheren te bema len. We herinneren ons een dergelijken strijd in den polder Poortvliet. Men had alleen maar waterlast in natte jaren, maar men vergat daarbij, wat zo-o'n nat (Zie vervolg pagina 4)

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 3