Indrukken en gedachten De loonregeling 1942 ,H, Een stap vooruit! Ie Jaargang No. 36 Vrijdag 11 September 1942 and&tand V. I IERLEVEND NEDERLAND" luidt de naam van een merkwaardige tentoonstelling, die momenteel wordt gehouden in de stad der Beweging, Utrecht. Merk waardig, omdat ons, zij het op zeer eenvoudige wijze, door middel van GEBRUIKTE aanplakbiljetten, pam fletten, brochures, foto's e.d. een juist beeld wordt op gehangen van het politieke leven in het Nederland van de laatste tien jaren. Het einde der democratie en de opkomst van het nationaal-socialisme worden hier dui- delyk gedemonstreerd, terwijl uiteindelijk de geheele ontwikkeling van de N.S.B. tot op den huidigen dag keurig is weergegeven. Daarbij is ook de terreur en wat daarmee verband houdt, toegepast op de aanhangers dezer thans eenige politieke beweging, duidelijk tentoon gesteld. Waarom wij in „De Landstand" op deze tentoonstelling de aandacht vestigen? Omdat ons iets heeft gegrepen, toen we door de lokalen dwaalden, iets wat ons niet los wil laten. Dit heeft ons gegrepen: de politieke ver deeldheid is ons volk noodlottig geworden; het is geen wonder dat het met ons land gegaan is zooals het ge gaan is: bergafwaarts. Uit verdeeldheid kan nooit iets goeds geboren worden. Alleen samenbundeling van krachten kan iets grootsch tot stand brengen. En als men dan zijn blik laat gaan over al de aanplakbiljetten die in bonte verscheidenheid door de diverse politieke partijen voor het oog van ons volk werden opgehangen om als lokaas te dienen bij de verkiezingen, krijgt men een wrangen smaak in zijn mond, als hij denkt aan het verleden en ontglipt hem een juichtoon als hij de toekomst in blikt, nu er slechts één poüiteke wilsvorming van ons volk meer mogelijk is en dus daarover niet getwist behoeft te worden. Wanneer wij ons tot het terrein bepalen van den Land stand, weet ieder, wiens geheugen niet door geroddel en laster beneveld is, zich nog duidelijk te herinneren, hoe weinig de boerenstand in het verleden werd gerekend en hoe scheef dientengevolge de landbouwpolitiek werd gevoerd. De boer was politiek onmondig, omdat hy over zich heen liet loopen. Hij was zoodoende alleen belang rijk stemmenmateriaal tegen de verkiezingen. En de boerenstand liet zich gemakkelijk versnipperen, waar door er nimmer iets van terecht kwam, om in eenheid pal te staan voor zijn rechten. Wij brengen dat alles nog eens in herinnering by al degenen, die niet begrijpen dat zich een revolutie vol trekt, dat ons volk alléén kan herleven als wy de han den ineen slaan en onder sterke leiding ons vry maken van gemakzucht, klein burgerlijke gezapigheid en wat dies meer zy. En onze boerenstand in het byzonder heeft thans tot taak ons volk te doordringen van de groote waarden die verankerd liggen in ons landvolk en in onzen bodem. Er is genoeg te doen, óók thans, al zijn we nog in oorlogstijd; er is veel te bouwen, maar eerst moeten de fundamenten goed gelegd worden. De deskundigen kunnen zich inzetten, opdat onder leiding van de besten uit ons volk, Nederland herleve als een sterke tak van den Germaanschen levensboom. Eerst moet ons volk echter duidelijk gemaakt worden, waarom de levenssappen uit deze tak bijna waren op gedroogd en daarvoor is noodig dat men op een ten toonstelling als die te Utrecht, kennis neemt van het geen eens was. Nu hooren wij sommigen reeds opmerken dat zij met politiek niets te maken willen hebben. Dat hebben de boeren, op enkele uitzonderingen na, in het verleden altijd gezegd en daarvan zijn ze de dupe geworden, daardoor kregen ze een asschepoesterbestaan in onze samenleving, want zij vergaten dat de POLITIEK UIT EINDELIJK BESLIST! Wie zich niet laat gelden, wie zijn eigen zaak niet ver dedigt, heeft ook niets te eischen. Men kan van niemand verlangen dat hij steeds denkt om de belangen van men- schen, die er zelf niets aan gelegen laten liggen. Of de boer wil of niet, hy zal zich min of meer met de politiek moeten bemoeien. Doet hij het niet, dan schaadt hij zijn gezin en zijn <Jjgen stand, maar door zijn speci fieke taak in ons volk schaadt hii ook de gemeenschap. Het is evenwel ook weer zoo dat politieke bewustwor ding alleen geen waarborg is voor het zuiver func- tioneeren van het maatschappelijk raderwerk. Daarvoor is ook een juist economisch inzicht noodig. En dat man keert nog dikwijls bij hen die op het politieke terrein zeer ervaren zijn. Dat maakt dan weer dat anderen, die eerst hun eischen ingewilligd willen hebben vóór zij eens gaan mee doen met de handen in de zakken blijven staan en tot „twijfelaars" kunnen worden ge doopt. Zoo komen wij echter nimmer tot die sterke eenheid die wij noodig hebben om als volk ons zelf te kunnen blijven. Wij hebben nu wij een oorlog ver loren hebben niet veeleischend te zijn, maar wij heb ben wel de ons door Duitschland toegestoken hand te aanvaarden, om te toonen dat we werkelijk wat kunnen. Het is echter noodig dat daarbij alle hens aan dek komt en niemand zich afzijdig houdt. Is dat uit dien hoofde reeds noodig, evenzeer is dat het geval om een juisten opbouw van ons economisch leven te krijgen, zóó, dat niet de een zich kan verrijken ten koste van den ander. Als alleen de „grooten" de lakens uitdeelen in de Bedrijfsschappen of in de Vakgroepen, is de kans zeer groot dat de „kleinen", die altijd in den hoek hebben gezeten waar de slagen vielen, wederom de dupe wor den. Een dergelijke wijze van handelen heeft natuur lijk met nationaal-socialisme niets uit te staan, maar is een gevolg van een onjuiste indeeling en aanwijzing der personen. Wy zullen duidelijker worden. Het z.g. crisis-apparaat wordt langzaam maar zeker vervangen door de z.g. Bedryfsschappen. Als nu de bordjes worden verhangen, maar voor een groot deel dezelfde personen nog aan de touwtjes blijven trekken, komen de boer en de mid denstander die er bij betrokken zijn, van den wal in de sloot. Reeds vreezen velen dat het grootkapitaal aan de touwtjes zal trekken in de Bedrijfsschappen en ook in de onderscheiden Vakgroepen, hetgeen dan tot re sultaat moet hebben dat er van de verwezenlijking van nationaal-socialistische idealen een schijntje terecht komt. Zij die deze vrees koesteren, zien in de Bedrijfsschappen lichamen die zoowel de kleine dorpscoöperatie, als den dorpsmolenaar om hals willen brengen en alleen de zeer groote bedrijven willen handhaven. Zij komen tot deze conclusie, omdat zij niet den indruk hebben dat de Landstand voldoende gekend wordt in de benoemingen van personen, zoowel als in het bespreken van maat regelen, die in de buurten en in de provincies genomen worden. Is het wonder dat zij vragen welk verschil er ligt in vroeger en thans, nu alles direct in Den Haag bedisseld wordt? He_ is te hopen dat er in dit opzicht duidelijkheid komt. En ook, dat de boer in de provincie door middel van zijn Landstandorganisatie invloed kan uitoefenen op den gang van zaken in de Bedrijfsschap pen. Is dat niet het geval, dan komt hij nog verder van huis dan hij ooit geweest is. Maar dan is dat voor een belangrijk deel de schuld van hen die wél deskundig zijn op dit terrein, maar aan den kant zyn blijven staan toen men hun diensten noodig had. Iemand die zich in dezen tijd niet inzet, mist het recht van critiek. Laten we dat goed afspreken. Hij heeft echter wel de plicht zijn standpunt te wijzigen als hem land en volk inder daad ter harte gaan! TER HAAR. OEN in het begin van dit jaar, de in den Land en Tuinbouw geldende Collectieve Arbeidsovereenkom sten door de, toen nog bestaande en bij het N.V.V. aangesloten Ned. Bond van Arbeiders in het Landbouw- Tuinbouw- en Zuivelbedrijf werden opgezegd, en nieuwe onderhandelingen tusschen werkgevers en werknemers moesten worden geopend, kon wel niemand vermoeden, dat pas de Staatscourant van 1 September j.l., de uiteindelyke regeling van de loonen en arbeidsvoorwaar den in den Land- en Tuinbouw voor het op 1 Mei in gegane contractjaar 1942-1943, zou inhouden. Aanvankelijk verliepen de besprekingen dan ook nor maal en het had er alle schijn van, dat de partijen, een open oog toonend voor de wederzijdsehe belangen en wenschen, zeer spoedjg tot elkaar zouden komen, zoodat de nieuwe overeenkomsten tijdig in werking zouden kunnen treden. Zelfs de moeilijkheid, dat verschillende werkgevers organisaties, die vroeger contracteerende partijen waren geweest, niet meer aanwezig waren, omdat zij werden opgelost in. den Nederlandschen Landstand, die als openbaar lichaam niet zelf partij kon zijn, vermocht niet een vlotten gang van zaken te belemmeren en daar, waar geen werkgeversvertegenwoordigers meer ver schenen, werden door de Boerenleiders der Provincies, werkgevers aangewezen, die tot taak kregen de be sprekingen te voeren. In deze besprekingen werd reeds een begin gemaakt met het ontwerpen /an provinciale regelingen, waarbij een indeeling in loongebïeden werd gevolgd, die een eerste stap was naar een, onder de tegenwoordige economische verhoudingen noodzakelijke, vereenvoudi ging en verbetering van de loon. en arbeidsvoorwaar den in den Land- en Tuinbouw. Immers waar de uniformeering van de prijzen reeds tot stand was gekomen, hadden vele oorzaken, die tot een ver doorgevoerde verscheidenheid in loonen en arbeidsvoorwaarden in het verleden hadden geleid, hun recht van bestaan verloren. Het is een iéder duidelijk, dat tal van bepalingen ten aanzien van de loonen en arbeidsvoorwaarden in de meer dan 300 bestaande contracten, slechts onderhan delingsobject waren geweest en als zoodanig uitingen van een geestesgesteldheid, die een strijd op leven en dood tusschen werknemer en werkgever vanzelfspre kend acht. Al deze bepalingen en al die verschillen dienden te vervallen en konden niet meer gebruikt worden bij den opbouw van die groote bedrijfsgemecn- schap, die Landstand heet. De tijd van partijen en op de spits gedreven belangen tegenstellingen, ook in het bedrijf, is voorbij en noodig is slechts, dat de bedrijfsgenooten tezamen komen om, met vooropstelling van het algemeen belang, n.l. de voedselvoorziening van ons volk, en met inachtneming van het bedrijfsbelang, de eigen belangen zoo goedl mogelijk te behartigen. Dit is immers niet meer of minder dan de taak van den Landstand, zooals die is neergelegd in de Verorde ning van den Rijkscommissaris, nJ. waken voor de eer en de belangen van de standgenooten en veiligstellen van de voedselvoorziening. En, zooals- gezegd, ir den aanvang leek het, alsof een uitstekend sociaal-economisch resultaat zou worden verkregen. De partijen kwamen elkaar tegemoet, de eischen der werknemers schenen niet onredelijk, de werkgevers zaten niet op de laatste cent, integendeel, zij achtten het in het bedrijfsbelang om mede te werken tot de grens van het schijnbaar mogelyke, kortom, de

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 1