Landbouwonderwijs op de lagere school Sibbe en erf School en platteland VAM DEZE MAAMD BEVAT 50 ct. 4 VRIJDAG II SEPTEMBER DE LANDSTAND PAGINA 5 het brandpunt van de belangstelling staat heden de toekomstige organisatie van ons landbouwonderwijs en mannen met ervaring op dit gebied lieten hun stem reeds behooren, (zie o.a. De Landstand van 21 Aug. jl.). Geconstateerd werd ook door hen, dat ons landbouw onderwijs weliswaar goed was, en tot het beste van Europa behoorde, maar dat het, wil het zijn taak voor die toekomst vervullen, nog beter en vooral nog alge- meener dient te worden. Speciaal de vakbekwaamheid van den landarbeider zal verbeterd moeten worden en eerste voorwaarde hier voor is wel, dat dan zijn algemeene kennis wordt ver groot en hij van jongs af aan geschoold moet worden voor zijn beroep. En juist de landarbeiders, de boeren knechts en de zoons van kleine boeren misten wij tot nu toe te veel op onze landbouwwinterscholen en vak cursussen. Dat in dezen toestand verandering en verbetering moet komen, wordt algemeen erkend en middelen zullen ge vonden moeten worden om zoo snel mogelijk voorzie ningen te treffen. Als bedrage in dit algemeen streven wil ik hier wijzen op de jongste wijzigingen, die zich bezig zijn te vol trekken in ons Lager Onderwijs, wijzigingen, die ertoe zullen bijdragen de algemeene ontwikkeling van onze toekomstige landarbeiders en boeren in practische rich ting te vergrooten. Ingevoerd wordt per 1 Sept. 1942 resp. 1 April of 1 Mei 1943 het achtste leerjaar op de Lagere School en wel zoo, dat het zevende en achtste leerjaar tezamen zullen vormen een op de prac- tijk van het leven ingestelde opleiding, bestemd voor hen, die niet in eenigerlei vorm verder onderwgs zul len volgen. De leerplichtige leeftijd wordt hiertoe met een jaar verhoogd, zoodat de kinderen tot en met hun Veertiende levensjaar onderwijs zullen genieten. Bovendien, en hier ligt het groote belang voor den Nederlandschen Landstand, worden aan het leerplan voor het zevende en achtste leerjaar eenige nieuwe vakken toegevoegd, waardoor inderdaad de school voor de leerlingen wordt een opleidingsinrichting voor hun toekomstig beroep. Welke vakken zijn dit? Algemeene geschiedenis, Duitsch, Handenarbeid, een voudige Huishoudkunde, Land- en Tuinbouwkunde. Land- en Tuinbouwkunde! Voor het platteland, voor boer en arbeider, beteekent dit niet meer of minder dan een revolutie. Immers, reeds de dorpsschool biedt nu de gelegenheid om, zij het elementair, maar dan toch algemeen, te worden voorbereid op het toekomstige vak, dat de leerling zal gaan uitoefenen, en meer dan ooit zal de dorpsschool, voor velen tot heden de eenige school, die zij konden bezoeken, een integreerende schakel worden tusschen het landvolk en zijn bodem, en niet genoeg kan er op gewezen worden van hoe groot belang de toekomstige verhouding tusschen Landstand en Lagere School wordt. Welke leerlingen zullen n.l. in de zevende en achtste klas profiteeren van het onderwijs in deze nieuw inge voerde vakken? Niet zij, die in eenigerlei vorm voortgezet en middel baar onderwijs gaan volgen. Immers allen, die naar U.L.O., M.U.L.O., Ambachtsschool, Huishoudschool, Kweekschool, H.B.S., Gymnasium enz. gaan, verlaten de school na het zesde leerjaar. Op de school blijven dus over allen, die niet een vak gaan leeren of later gaan studeeren, maar die in het bedrijf van ouders of in loondienst gaan. En wie zijn dat in het dorp? Dat zijn: le. Nagenoeg alle landarbeiderskinderen; 2e. De meeste boerenkinderen, voor zoover zij niet ofwel een ander beroep kiezen ofwél een vooropleiding voor het volgen van landbouwonderwijs gaan genieten; 3e. Die kinderen van burgers uit het dorp, die niet op eenigerlei wgze elders voor een vak worden opgeleid. Hieruit volgt wel duidelijk, dat dit zevende en achtste leerjaar zal worden bevolkt voor 75 of meer door toekomstige landarbeiders en boeren. Aan den Landstand de taak om eens en vooral er voor te zorgen, dat ook inderdaad het onderwijs gericht zal zijn op al datgene, dat noodig is om onze landjeugd straks zoo goed mogelijk gewapend den strijd met moe der aarde te doen aanbinden; in welken strijd dan door speciaal landbouwonderwgs en vakcursus de werker op den bodem verder wordt ondersteund. Samenwerking tusschen school en Landstand vereischt! In elk dorp, elke streek en elke provincie kan het onder wijs door de juiste samenwerking van school en Land stand gericht worden op de eigen aard van het bedrgf, zoodat hier geen uniform, van boven af vastgesteld, leerplan, maar een soepele aanpassing van de lessen aan de behoeften van streek en gewest kan worden verkregen. Het zoeken van samenwerking met de inspecteur van het L.O. is hier van direct belang voor het juist vast stellen van de leerplannen en de vraag, wie inspecteur L.O. is in een bepaald gebied, wordt nu ook voor den Landstand van toenemend belang. Op onze dorpsscholen immers zal, meer nog dan in het verleden, een band worden gelegd tusschen die leerlin gen, die zich gezamenlijk voorbereiden op hun toe komstige taak en waartusschen een gemeenschapsgevoel kan groeien, dat later tot 'n ideale bedrijfsgemeenschap zeer veel kan bg dragen. In het bijzonder bij het landar- beiderskind, dat in het bedrijf moest werken, maar zoo weinig gelegenheid kreeg juist dit geheel, dit bedrijf, beter te leeren kennen, zal dit onderwijs op de school, tezamen met de kinderen van de boeren genoten, de be langstelling, eenmaal ontwaakt ep gericht, later des te gemakkelijker door speciaal vakonderricht kunnen wor den verdiept en omgezet in voldoende elementaire theo retische ontwikkeling. In het artikel „Het Landbouwonderwijs in Nederland" in „De Landstand" van 21 Aug. j.l. wordt er reeds op gewezen, hoe noodzakelijk, en hoe vanzelfsprekend voor groote gebieden van ons land, waar de landarbei der gewoonlijk ook over land beschikt, het is, dat vol doende landbouwkundige kennis aanwezig is bij den landarbeider, terwijl de vakbekwaamheid iets is, zon der welke geen rationeele bedrijfsvoering in de toe komst denkbaar is. Ik hoop met het bovenstaande duidelijk te hebben ge maakt, welk een groote taak de Nederlandsche Land stand heeft om dit eerste begin van algemeene ont wikkeling voor zijn leden te bevorderen en te helpen uitbouwen tot den basis bij uitnemendheid, waarop alle verdere vormen van landbouwonderwgs en vak- onderricht zich kunnen ontwikkelen en ertoe bijdra gen, dat een nieuw geslacht van landarbeiders en boe ren met succes kan werken aan de voedselvoorziening van ons volk, hetzg hier, hetzg in de te koloniseeren gebieden in het Oosten. Ook op cultureel terrein kan de dorpsschool in zijn nieuwen vorm vruchtbaar werk doen, door, zooals in bovengenoemd artikel ook reeds voor het programma van de landbouwscholen ge- wenscht, de liefde tot volk en bodem, de kennis van streek en gewest, van de boerencultuur enz. enz. te vergrooten en te verdiepen. Veel zal hier afhangen van de geestelijke instelling van den onderwijzer en het zal tijd kosten, voor en aleer deze idealen werke lijkheid zijn. Toch meen ik van het verspreide intellect ten platte- lande, d.w.z. de onderwijzers aan onze dorpsschool, te mogen verwachten, dat zg, hierbij gesteund en ge stimuleerd door den Landstand in al zijn geledingen, er in zullen slagen om binnen niet te langen tijd een nieuw geslacht, dat zich bewust is van zijn taak en roeping, over te kunnen dragen aan dorpsgemeen schap en bedrijf, waarin deze jonge menschen hun taak moeten vervullen. De onderwijzer zal zich in de toekomst ook, door het behalen van landbouwaktes en door het zich specia- liseeren op de behoeften van de practijk, moeten voor bereiden op deze bijzondere taak en er zal hier een wezenlijk verschil ontstaan tusschen den onderwijzer in de stad en op het land, hetgeen m.i. slechts valt toe te juichen. Ik meen hiermee in het kort te hebben aangegeven, welke nieuwe mogelijkheden zich voordoen voor de toekomst van Volk en Bodem, en welke belangen de Landstand zal krijgen te behartigen. Laat aanstonds, wanneer onze dorpsscholen hun leerplannen gaan vast stellen, nu dus bijna alleen en uitsluitend ter ontwik keling van „onze" jeugd, elke Landstander, elke Buurt- }W?A DE EDDA i£0 door Prof. Dr. J. i de Vries j I ONS VOLK EN -.0 OOSTLAND door Pieter Emiel f/ Keuchenius DE AMBTENAAR door Mr. J. Best ZIJN DE SCHEVENINGERS WEST-FRIEZEN door Arend Tael SIBBE EN ERF door W. Slob, enz. enz. Prachtige foto's 60 pagina's dik Vraagt Uw boekhandel, kiosk of bij Uitgeverij „VOLK EN BODEM", Postbus 281, Den Haag. boerenleider en elke Provinciale Boerenleider hierbij medezeggingschap hebben en houden, in het belang van ons aller toekomst, omdat dit wel eens de wissel kon zijn, waarlangs onze trein uiteindelijk op het rechte spoor komt, dat voert naar de verwezenlij king van vele idealen. D. P. DE JONG U de opbouw van de Hoofdafdeeling I van den Nederlandschen Landstand een flink stuk is gevorderd, ljjkt ook het oogenblik gekomen om de afdeeling „Sibbe en Erf" (I. A.) aan den gang te brengen. Den laatsten tijd is wel gebleken, dat er voor de ge schiedenis van onze boerengeslachten en boerderijen ruime belangstelling bestaat. Er is dus alle reden om aan deze belangstelling leiding te geven en de bestudee ring van de geschiedenis van sibbe" en hofstede meer stelselmatig ter hand te nemen, in den Landstand te propageeren en zoo goed mogelgk te bevorderen. Ten aanzien van de sibbekunde bestaat er een Vereeni- ging, het Nederlandsch Verbond voor Sibbekunde, dat op dit gebied prachtig werk verricht en in de 1% jaar van zijn bestaan thans reeds meer leden telt dan ooit een vereeniging op. dit gebied in Nederland heeft weten te verwerven. Teneinde op het gebied der sibbe kunde zooveel mogelgk tot eenheid en samenwerking te komen is verbinding gezocht tusschen de afdeeling „Sibbe en Erf" van den Nederlandschen Landstand en Het Nederlandsch Verbond voor Sibbekunde. In een bespreking met eenige bestuursleden van het Verbond bleek, dat van die zijde groote belangstelling bestaat voor het streven van den Nederlandschen Land stand om meer stelselmatig de geschiedenis van boeren geslachten en boerderijen na te gaan speuren en dat men gaarne aan dit streven alle mogelijke hulp wenscht te verleenen. Aangezien het Verbond over een uit stekende organisatie en een uitgebreid archief op het gebied van sibbekunde beschikt, kunnen onze belang stellenden in den Landstand door samenwerking met het Verbond zeer veel steun ontvangen. Teneinde tot een goede samenwerking te komen is besloten tot een gemeenschappelijke bijeenkomst van leden van het Verbond, die in het bijzonder belang stellen in de ge schiedenis van boerengeslachten en boerderijen en leden van den Landstand, die in dezelfde studie belangstellen. Tot deze samenkomst is zoowel door het Verbond als door de afdeeling „Sibbe en Erf" van den Nederland schen Landstand een aantal personen uitgenoodigd, van wie bekend is, dat zij zich daadwerkelijk met deze studies bezig houden. De bedoeling is n.l. niet zoo zeer om een aantal be langstellenden bijeen te brengen, als wel medewerkers, die bereid zijn op dit gebied organiseerend en leiding gevend op te treden. Indien er onder de leden van den Nederlandschen Landstand mochten zijn, die voor deze bijeenkomst geen uitnoodiging ontvingen, maar die zich wel actief bezig houden met de beoefening der sibbekunde of met geschiedenis van boerderijen, dan worden zg verzocht hun naam en adres mede te deelen aan de afdeeling „Sibbe en Erf" van de Hoofdafdeeling I van den Neder landschen Landstand, Zeestraat 7115, te Den Haag, liefst voor 22 September a.s.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 5