Boerenarbeid moet loonend zijn
w ASCH de tomaten, snijdt ze in stukken en
breng deze met een bodempje water cm.) en
desverkiezend enkele kruiden als een takje peterselie,
plakken ui, een laurierblaadje, in een gave, goed ge
sloten pan aan de kook. Zeef de massa door een goed
vertinde wei- en draaizeef of een paardeharen zeef.
Let er op dat geen enkel pitje in het gezeefde sap
achterblijft. Doe dit sap in de zeer schoon gemaakte
of uitgekookte flesschen. Breng deze op de wijze die
de vorige week beschreven is, in een hooge pan met
treeft of doek, ook in den wèckketel tot 80 gr. C. en
laat de gevulde flesschen 20 minuten pasteuriseeren.
Draai dan vlug de schroef met gummi binnenplaat je
stevig aan of doe een uitgekookte kurk of vette drop
watten in de flesschenhals.
tomatenpurée
Friedrich Wilhelm Raiffeisen
P^RIEDRICH Wilhelm Raifeissen werd 30 Maart 1818
te Hann aan de Sieg in Westfalen geboren. Hg werd
in 1845 burgemeester van Weijerbusch en in 1848 van
Flammersfeld. In beide plaatsen leefde een dood-arme
door woekeraars uitgezogen boerenbevolking. Dit was
voor Raiffeisen aanleiding naar middelen te zoeken om
de boeren uit hun ellendigen en hopeloozen toestand te
bevrijden. En lezen we in „Veertig jaren landbouw-
crediet", hij vond die middelen. Hij vond ze in de
coöperatieve gedachte: eigen hulp in samenwerking.
In 1847 stichtte hij in Weijersbusch het eerste coöpe-
ratietje: een verbruikscoöperatie, in hoofdzaak be
staande uit een coöperatief bakkerijtje. In 1849 richtte
hij in zijn tweede standplaats Flammersfeld met 60 boe
ren de eerste boerenleenbank op onder den naam: de
Flammerfelder Hilfsverein zür Unterstützung unbemit-
telter Landwirte, die zich hoofdzakelijk bezig hield met
het beschikbaar stellen van vee aan kleine boeren en
boerenarbeiders en het inrichten van een platteland-
sche spaarkas voor de leden.
Voor de Landvrouwen
Oprichter der boerenleenbanken
VRIJDAG 18 SEPTEMBER
DE LANDSTAND
PAGINA 4
^^NDER dit opschrift wijdt de „Frankfurter Zei-
tung" in een hoofdartikel aandacht 6 an bestrijding
van de landvlucht en opheffing van het te laag waar-
deeren van den landarbeid. De schrijver ervan stelt
in zijn inleiding de vraag, of het wanneer men het
oog richt op de menschenmassa in het voormalige
Sovjetgebied, niet overbodig mag heeten, voor wat
de toekomst betreft, zich nog gedachten te vormen
over landvlucht. De verzoeking om de dingen maar
rustig op hun beloop te laten, wordt des te grooter,
waar inderdaad met een onstuimige kracht der Duit-
sche industrie moet worden gerekend, sdile in een
ééngeworden Europa buitengewoon goed tot haar
recht kan komen.
De „Frankfurter Zeitung" vervolgt dan echter en
zeer terecht dat dit juist een ieder moet weten,
om des te waakzamer te zijn. Het ia een door de
geschiedenis bevestigde waarheid, dat een volk alleen
die grond werkelijk bezit, die het willens en in staat
is, zelf te bewerken. Wat voor nut heeft het, om
ten koste van zware bloedige offers een nieuw Europa
op te bouwen, als het volk, dat tot leiding geven ge
roepen is, meer en meer die verbondenheid met den
bodem zou verliezen, wanneer een groot deel dier
menschen wortelloos werd of zelfs tot een nomaden
bestaan zou vervallen? Alle offers zouden dan ver
geefs zijn gebracht en een volk, dat aan dit ge
vaar bezweek, zou binnen korten of langen tijd zoo
al niet tot directen ondergang, dan toch wel tot het
noodlot zijn gewijd, zijn invloed geleidelijk te verliezen.
Hiervan uitgaand komt de schrijver van het artikel
tot de conclusie, dat het noodig wordt, intijds de
bronnen van de landvlucht op natuurlijke wijze af te
sluiten. Het gaat hier niet alleen om een maatschap
pelijke vraag. Er zijn zonder twijfel ook andere wegen
om het leven op het land aantrekkelijk te maken en
de oorspronkelijk aan ieder natuurlijk voelenden mensch
eigen zijnde liefde, tot bodem en natuur, verder te
ontwikkelen, inplaats van dïe tegen te gaan. Toch
is het ook en zelfs in belangrijke mate een
maatschappelijke vraag en men doet er goed aan,
zich er vroeg mee vertrouwd te maken, dat een
vooruitziende Staatsleiding aan wie de toekomst van
het volk na aan het hart ligt, niet tevree kan zijn
met lapmiddeltjes, maar behoefte heeft aan middelen,
die radicaal en van den grönd af veroorzaken moeten
het landwerk idteaal en materiaal op dat peil te
brengen, dat een voldoend aantal menschen uit eigen
beweging'zich op het land vestigt.
Waarvoor zou, ook na den oorlog, een arbeider op
het land', die toch reeds een zware taak heeft te
vervullen, behalve onder minder gunstige arbeidsvoor
waarden, ook nog tegen een lager loon moeten werken,
dan het geval is met een fabrieksarbeider in een voor
vergelijking vatbare positie.
De positie van vele landarbeiders is in strijd met
een in onzen tijd veel verbreide opvatting nog ont
stellend veel ten achter, bg die van arbeiders in
de industrie. Hetzelfde geldt voor den boer, verge
leken bij de ondernemers in handel en industrie.
Waarom zou een boer er niet even goed aanspraak
op mogen maken op zijn gebouwen, machine en
Verdere bedrijfsbezittingen, overeenkomstig de in de
bedrijfswereld gebruikelijke wijze af te schrijven?
Waarom zou een boer van het in zijn bedrijf ge-
investeerde kapitaal niet een behoorlijke rente trek-
In 1852 werd hij als burgemeester naar Heddesdorf ver
ken en waarom zou zijn ondernemersloon niet gelijk
zijn aan dat van een gelijkwaardig ondernemer in
een of and'er stedelijk bedrijf? De risico en de gevor
derde arbeidskracht zijn in het boerenbedrijf zeker niet
minder dan in andere ondernemingen. Waar staat ge
schreven, dat het zuiver inkomen van den boer, die
wel is waar, op verstrekkende wijze is ontlast van
de koopmansrisico uit vroegere tijden, maar die de
risico der natuur nog in vollen omvang heeft te dra
gen, terwijl hij geen aanspraak op pensioen kan doen
gelden, lager moet zijn, dan dat, waarop zijn zoon
als beambte aanspraak kan doen gelden?
Wanneer den boer de weg tot kapitaalbehoud en ka
pitaalvorming gesloten blijft, kan men ook niet van
hem verwachten, dat hij in staat zal zijn, zijn bedrijf
technisch op de hoogte van den tijd te houden en
voor zich en zijn hulpkrachten woningen te laten
bouwen en inrichten, zooals het onvoorwaardelijk noo-
dïg i£f, om de menschen graag op het land te doen
verblijven.
In eerste instantie zal het wel daarop neerkomen,
dat door een doelmatige inwerking op de prijsvor
ming, de verhouding tusschen kostprijs en opbrengst
op noodzakelijke wijze wordt veranderd.
Wat betreft de productiekosten, kan een blik in de
boekhouding van een boerderij of land'goed ons aan-
toonen, dat een verlaging van industrieele hulpstof-
Bij gebruik van kurken laat men de flesschen onder
een schoonen doek afkoelen (daar ze altijd omhoog
gaan door de damp) daarna lakken, door paraffine
halen of door heet water gehaald cellophanepapier er
overbinden. Gebruikt men een prop watten, dan het
cellophanepapier er direct overbinden.
Voor tomatenpurée wordt het tomatensap, na gezeefd
te zijn, in een gave geëmailleerde pan met dikkebo-
dem ingekookt onder af en toe roeren, tot de ge-
wenschte dikte en daarna op precies dezelfde wijze als
tomatensap ingemaakt.
plaatst. Daar stichtte hij in 1854 de Heddesdorfer Wohl-
tatigheitsverein en in 1864 kwam daar de eerste wer
kelijke Boerenleenbank tot stand: de Heddesdorfer Dar-
lehnskassen-Verein. Deze werd gebouwd op de ook
thans nog even goed geldende beginselen: het onbezol
digd beheer, opgevat als maatschappelijke liefdedienst
voor den evennaaste, de streng begrensde werkings
sfeer van de leenbank en de onverdeelbaarheid van het
stichtings- en reservefonds. Aanvankelijk langzaam
maar zeker ontwikkelde zich het boerenleenbankwezen,
dat in 1876 zijn eerste „Centrale" kreeg in de „Lahdwirt-
schaftliche Centraal-Darlehnkasse". En toen op 11
Maart 1888 „Vader" Raiffeisen stierf, stond zijn levens
werk: het boerenleenbankwezen diep geheid in het
boerenland.
Zijn stelsel, gegrondvest op algemeen menschelijke,
onvergankelijke beginselen: naastenliefde en eigen hulp,
veroverde de geheele wereld. Men vindt de Raiffeissen-
banken zoowel in Japan als in Hongarije, niet het minst
in Nederland!
fen al zeer ingrijpend moet zijn, om te bevorderen,
dat de bedrijfsinkomsten daardoor op merkbare wijze
beïnvloed wordt. De kosten voor licht en kracht, voor
brandstof, voor gebouwen, inventaris en machines,
voor bedrijfsstoffen en smeeroliën kunnen bezwaarlijk
zoo hoog te boek staan, dat het wegnemen dïaarvan
in staat zou zijn, de landvlucht ook meer te beper
ken. Hoe belangrijk op zich zelf zulk een prijsverla
ging moge zijn, zal een revisie der verkoopsprijzen
ten gunste van den landbouw onvermijdelijk zijn, wil
men niet halverwege blijven vastzitten.
Zooals reeds eerder reeds is opgemerkt, Komt voor
het moment zulk een algemeene prijsrevisie nog niet
in aanmerking. De verhooging van den productieprijs
•voor aardappelen, een het eerst voelbare verbetering,
is bezwaarlijk reeds als een afbetaling te beschou
wen op de rekening, die op een goedten weg ver
effend zal moeten worden. Veel meer is deze maat
regel niet anders dan een voor het moment niet
langer te vermijden noodzaak. Er komt echter zonder
twijfel binnenkort een goede gelegenheid, om eens
en voor goed een schoone lei te maken en het land
volk te geven dat, waarop het recht heeft en dat
het behoeft, om niet opnieuw te verschrompelen. Die
gelegenheid zal er zijn, wanneer eenmaal de moge
lijkheid bestaat, om op een deel der tegenwoordige
oorlogsproductie te bezuinigen. Dan is de tgd .geko
men om de verdeeling van het volksinkomen opnieuw
te regelen en zoo te ordenen, dat een noodzakelijke
uitbreiding van het landbouwinkomen, voor de andere
volksgroepen geen overbelasting beteekent.
Veel (Jaarvan lijkt ons ook voor Nederlandsche toe
standen van toepassing. S.
Rozebotteljam.
Haal de steeltjes en de kelkblaadjes van de rijpe
bottels. Wasch ze goed en breng ze met een bodempje
water vlug aan de kook. Laat ze onder af en toe roe
ren op een zeer zacht vuur gaar en tot moes koken.
Zeef dit moes en weeg het.
Neem op 1 kg. rozebottelmoes 660 gr. suiker of op
3 kopjes moes 2 kopjes suiker. Voeg de suiker toe en
kook deze massa tot jamdikte in. Een druppeltje, goed
afgekoeld op een steenen schoteltje, mag niet meer
uitloopen. Voeg zoo mogelijk het sap van 1 citroen of
1 dl. bessensap toe op deze hoeveelheid.
Doe de jam kokend 'heet in de goed schoongemaakte
jampotten'en sluit ze direct met een stukje door heet
water gehaald cellophane of perkamentpapier.
Kwark of hangop of yoghurt met bramen.
Zij die gemakkelijk aan karnemelk kunnen komen,
maken voor de afwisseling eens hangop, door de karne
melk te gieten in een vergiet, waarin een dubbelge
vouwen, goed uitgewrongen natte theedoek met niet
te grove poriën is gelegd. Af en toe wordt hetbezink
sel uitgeschept en in een vla-schaal .gedaan. Deze
hangop vermengd met de groote zoete Amerikaahsche
bramen of de wilde bramen is een verrukkelijke
tractatie.
Het vraagt echter veel karnemelk, n.L ruim 1 liter
dikke karnemelk.
Woont men dicht bij een melkinrichting, dan is het
tegenwoordig mogelijk magere yoghurt te krijgen.
Ondermelk wordt op een speciale wijze zuur en dik-
gemaakt. Men betaalt 12 ct. voor y2 liter yoghurt
wat alleen gegeten met wat basterdsuiker of met
vruchten een voedzame tractatie is.
Zelf kan men kwark maken door 1 liter melk ver
mengd met 1 liter karnemelk op een warm plaatsje
zuur en dik te laten worden. Het dikke in een vergiet
uitgelekte deel eet men dan op de wijze van hangop.
Ook kan men ongekookte melk op een warme plek
zuur laten worden, Men handelt dan op dezelfde wijze.
Een druppeltje stremsel op 1 liter ongekookte, hetzij
ontroomde, hetzij volle melk van plm. 3035 gr. C.
maakt de melk in een half uur dik. Gekookte mélk, die
zuur geworden is, kan als ze lekker frisch zuur ruikt
gebruikt worden. Zit er een luchtje aan dan mag u ze
beslist niet eten. Ze is dan bedorven.
We kunnen ook kamemelksche pap koken door ze b.V.
te binden met eigengemaakt aardappelmeel en dan
koud. te vermengen met de vruchten.
Bramen met peren-compote.
Hand- of stoofperen, gaargekookt, het vocht met
aardappelmeel gebonden, op smaak afgemaakt en goed
afgekoeld, worden vermengd met rauwe bramen.