De teelt van winterrogge
Arbeidsdienst is eeredienst ook voor den boerenzoon
Belangrijke data'
De wintervastheid
der tarwe
VRIJDAG 18 SEPTEMBER
DE LANDSTAND
PAGINA 7
R EEDS vaak hoorde ik de vraag stellen; Waarom
zouden wg, jonge boeren, eigenlijk in den Arbeidsdienst
gaan? Werken aan den vaderlandschen bodem doen wij
immers ons geheelè leven? Waarom zouden wij daaren
boven nog eens een half jaar in den N.A.D. gaan? Zij
die zoo praten, vergeten echter wel het een en ander.
Immers het doel van den N.A.D. is niet de arbeid aan
eigen' bodem. Integendeel, dat is slechts een van de
middelen, Zij het dan ook het voornaamste. Laat ieder
goed onthouden, de Arbeidsdienst is géén werkverschaf
fing'. maar een opvoedingsinstituut. En het doel van
dit opvoedingsinstituut is: Het opvoeden van jonge
Nederlanders tot goede staatsburgers met gevoel voor
orde en tucht, met kameraadschaps- en gemeenschaps
zin, wars van alle partijvooroordeelen, die al hun krach
ten in willen spannen voor den bloei van ons vader
land.
De opvoeding in den N.A.D. kan worden gesplitst in de
geestelijke opvoeding en de lichamelijke opvoeding.
Middelen voor de geestelijke opvoeding zijn o.a. de
volgende:
le. De arbeid in eigen bodem, het z.g. work-object.
Hier doen jonge mannen uit alle lagen van ons volk
hetzelfde werk. Hier arbeiden naast elkaar de zoon
van den fabrieksarbeider en de directeurszoon, loop
jongen en student, boer en stedeling. Een van de
voornaamste pijlers van den N.A.D. wordt hier ge
bouwd, nl. de kameraadschap. Hier is ieder gelijk, nl.
arbeidsman.
En is het voor den boerenzoon niet goed, eens in con
tact te komen met jongemannen uit de stad? Zoo kan
een wederzijdsch vertrouwen tusschen stad en land
groeien.
Vroeger bestond er voor grondwerk en voor handen-
arbeid in het algemeen niet veel meer dan minachting.
Zij die echter een half jaarArbeidsdienst achter den
rug hebben, zullen hierover een andere meening hebben
gekregen. Zij zullen weten, dat ook de betrekkelijk'een
voudig schijnende arbeid lang niet gemakkelijk is en
de volle inzet van den persoon eischt. Doordat hen op
deze vgjze eerbied voor dien arbeid wordt bijgebracht,
wordt hier mede geholpen de boereneer omhoog te
brengen.
Geestelijke opvoeding wordt verder verkregen door de
jnarsch- en ordeoefeningen, de zg. excercitie. Hierbij
leert de arbeidsman, naet terzijdestelling van eigen wil,
de hem gegeven bevelen op te volgen. Zoo wordt hem
dus de voor een gezond volk onontbeerlijke zelftucht
en discipline bijgebracht.
Ook de zang is in den N.A.D. een belangrijk middel tot
geestelijke opvoeding. Het „Wo man singt, laszt man
sich ruhig nieder, Böse Menschen haben keine
Lieder", is ook in den N.A.D. van toepassing. Wanneer
na een morgen hard werken de groep een frisch en
vroolijk lied inzet, wijkt de moeheid vanzelf.
Verder worden in elk kamp geregeld vormingslessen
gegeven, waarin b.v. de omgeving van hetkamp, de
geschiedenis van de provincie waarin het kamp ligt,
groote tijdperken uit onze geschiedenis of andere ac-
tueele onderwerpen worden behandeld.
Als verdere middelen kent men dan nog o.a. de kame
raadschap- en gemeenschapsavonden, waarop dóór ar
beidsmannen iets vóór arbeidsmannen wordt gepresteerd,
de leuze van den dag, waarin iederen morgen 'n groote
figuur uit het heden of verleden van ons land kort
besproken wordt en de gezamenlijke vrije tijdsbesteding.
„Een gezonde geest in een gezond lichaam". Dit is een
van de hoofdprincipes in den N.A.D. Daarom wordt
aan de lichamelijke opvoeding in den N.A.D. een voor
name plaats toegekend. De middelen zijn ook hier weer
van verschillenden aard.
Daar is dan weer eerstens het werkobject, waar door
grondarbeid het lichaam gestaald en gesterkt wordt en
uithoudingsvermogen wordt aangekweekt. Door een
juiste arbeidstechniek wordt het eenzijdig ontwikkelen
van de spieren voorkomen. Dit is voor den boerenzoon
van veel belang. Hoeveel menschen, die hun geheele
leven over de spade waren gebogen, hebben daarvan
de lichamelijke gevolgen, zooals krom groeien enz., niet
ondervonden.' Door een juiste arbeidstechniek had op
deze manier veel leed voorkomen kunnen worden!
Verder de sport, die in alle mogelijke vormen wordt
beoefend en tenslotte neemt ook bij dezen tak van op
voeding de excercitie een zeer voorname plaats in. Door
het beoefenen daarvan, in stevige tucht en discipline
wordt den arbeidsman niet alleen zelftucht geleerd,
maar wordt hij ook op alle manieren gestaald en
gehoord.
En dit alles zou voor den boerenzoon, of beter gezegd,
den jongen plattelander in het algemeen (want het
geldt ook en in niet mindere mate voor den zoon van
den boerenarbeider of grondwerker), van geen belang
zijn en geen nut hebben?
Na het bovenstaande zal het een ieder toch wel duide
lijk zijn, dat juist het tegendeel het geval is.
Daarom jonge mannen, voor gij zelfstandig het volle
leven ingaat, is eerst voor een half jaar uw plaats in
den Nederlandschen Arbeidsdienst. Ook voor U geldt
het devies: „lek Dien".
J. F.
^)ndER invloed van de oorlogsomstandigheden heeft
de verbouw van aardappels een groote uitbreiding
ondergaan. Dit houdt echter niet in, dat de roggeteelt
aanzienlijk ingekrompen zou zijn. Door scheuren van
grasland is de oppervlakte bouwland aanmerkelijk uit
gebreid en nog altijd wordt vooral op lichte gron
den een zeer groot deel daarvan met winterrogge
bezaaid. Vooral op de zandgronden vormt de rogge
het hoofdgewas. Slechts een klein deel van de totale
oppervlakte rogge in ons land welke in 1939 ruim
225.000 ha bedroeg bestaat uit zomerrogge, n.l.
gemiddeld 5000 ha. Nu de rogge voor de voeding van
het Nederlandsche volk van zulk een groote beteeke-
nis geworden is, lijkt het ons dienstig de teelt van
dit gewas nog eens aan een korte beschouwing te
onderwerpen.
De keuze van het ras vormt bij den roggebouw geen
groot probleem. Behalve op sommige gronden, waar
men last ondervindt van de aaltjesziekte en daarom
wel Ottersumsche rogge zaait welk ras minder
van deze ziekte heeft te lijden wordt vrij algemeen
de Petkuser rogge verbouwd. Dit ras geeft een goede
opbrengst en heeft pas de laatste jaren een ernstige
concurrent gekregen in de Brandt's Mariën rogge. Toch
hebben serieuze proefnemingen duidelijk doen uitkomen,
dat dit ras het op de zand- en dalgronden niet kan
bolwerken tegen de Petkuser. Op kleigrond echter
voldoet de Brandt's Mariën goed en kan iets hooger
opbrengsten geven dan de Petkuser, hoewel de oogst-
zekerheid misschien iets kleiner is dan van het laatst-
genooemde ras; wat wintervastheid betreft schijnt de
Brandt's Mariën n.l. niet goed mee te kunnen komen,
terwijl de voorjaarsontwikkeling ook iets trager is.
Bovendien is de stroo-opbrengst iets lager dan van
Petkuser, de korrel is iets kleiner en ook is het stroo
wat korter.
Er is thans niet veel stalmest. Daarom is het beter de
r°gge in kunstmest te verbouwen en de aardappels
de tusschenliggende jaren wat stalmest of een groen
bemesting mede te geven. Voor een groenbemesting is
het zaaien van roode klaver in de rogge wel raadzaam
als het zaad niet te schaarsch en te duur is. Voor het
verkrijgen van maximale opbrengsten kan het onder
zoek van den grond op zuurgraad, kaligetal, P.- en
P.citroengetal in belangrijke mate meehelpen.
De grondbewerking is evenals bij alle gewassen ook bij
rogge van grooten invloed op de oogstresultaten. Een
goede structuur van den grond en een bouwvoor van
voldoende diepte mogen wel als minimum eischen wor
den beschouwd. Overigens doet men verstandig na ver
dieping van de bouwvoor öf bewerking met den onder-
grondsploeg geen rogge te telen, doch eerst een jaar
aardappels te verbouwen. Om verslempen van de boven
laag door veel regen tegen te gaan, is het gewenscht
op zandgronden den grond kruimelig en kluiterig te
houden. Vooral op lichte gronden moet daarom niet te
veel geëgd worden.
Tevens dient te worden gezorgd, dat bij het bewerken
van den grond geen lage, „pannige" gedeelten ontstaan;
dergelijke plekken winteren bijna altijd voor een groot
gedeelt uit, hetgeen de totaal opbrengst kan drukken.
Een goede grondbewerking kost alleen wat extra arbeid,
welke echter in ruime mate betaald wordt.
Is de bemesting in orde en aan de bewerking de noodige
zorg besteed, dan dient er voor gezorgd te worden, dat
het zaaizaad van goede kwaliteit en onkruidvrij is. Aan
koop van te velde en op partij goedgekeurd zaad ver
dient de voorkeur; de meerdere kosten daarvan komen
met hooge rente terug.
Het zaaien geschiedt zoowel breedwerpig als op rijen.
Het laatst verdient verreweg de voorkeur, omdat het
onkruid beter kan worden bestreden, met minder zaai
zaad kan worden volstaan en veelal steviger stroo en
hooger zaadopbrengst wordt verkregen. Een reden, dat
velen weer tot breedwerpig zaaien zijn overgegaan
moet worden toegeschreven aan het feit, dat op lichte
gronden het zaad door de zaadmachine te diep in den
grond werd gebracht. De laatste jaren gebruikt men
meer drukrollen of sleepvoetjes, waardoor ondiep zaaien
wordt mogelijk gemaakt, óók al is de grond wat los.
Bovendien wordt aan nieuwe zaaimachines voor lichte
gronden een andere vorm van vorentrekker gekozen.
Deze voorzorgen zijn vooral noodig als de aardappels
wat laat gerooid worden en men de losse voor moeilijk
21 Sept. Roosendaal N.B.: Fokdag v. vee.
21 Sept. Venray: Veemarkt.
22 Sept. Haps: Verr.paarden.
22 Sept. Lierop N.B.: Fokdag v. paarden.
23 Sept. Alkmaar: Fokdag v. schapen en varkens
23 Sept. Utrecht: Concours Hippique.
23 Sept. Best: Verr.paarden.
24 Sept. Zevenbergen: Verr.paarden.
24 Sept. Cuyk: Veefokdag.
lo Sept. Raamsdonk: Verr.paarden.
25 Sept. Uithoorn: Slachtschapenmarkt.
26 Sept. Hoorn: Schapenmarkt.
26 Sept, Waddinxveen: Concours Hippique.
28 Sept. Etten: Jaarmarkt.
29 Sept. Aalsmeer: Anjer- en bloemenkeuring.
29 Sept. Wychen: Veemarkt.
30 Sept. Midsland: Varkens, Paarden, Schapen
en Lammerenmarkt.
30 Sept. Alkmaar: Landdag Landstand.
1 Oct. Tiel: Jaarmarkt.
1 Oct. Breda: Fokdag.
1 Oct. Druten: Jaarmarkt. 4
2 Oct. Tiel: Jaarmarkt.
2 Oct. Wieringerwaard: Fokdag.
2 Oct. Alkmaar: Verrichtingsproeven.
2 Oct. Wieringermeer: Verrichtingsproeven.
3 Oct. Hoofddorp: Verrichtingsproeven
3 Oct. Tiel: Jaarmarkt.
3 Oct. Hoorn: Schapenmarkt.
8 Oct. Breda: Fokdag v. vee.
13 Oct. Deventer: Fokdag v. vee.
Een veel besproken onderwerp is de wintervastheid
van de tarwerassen en de rassenkeuze, die hiermede
in verband staat. Zooals we al eens eerder in ons
weekoverzicht vermeldden, biedt de rassenkeus van
winterrogge en wintergerst geen moeilijkheden. De
keuze van het wintertarwe-ras is wat meer ingewik
keld.
Het zijn de laatste strenge winters, die het probleem
van de wintervastheid aan de orde gesteld hebben., -
De rassenlijst 1942 vermeldt vele tarwerassen, ge
splitst in drie rubrieken, nl. wintertarwes, overgangs-
tarwes en zomertarwes. Een scherpe scheidingslijn ia
tusschen de verschillende rassen niet te trekken.
Dr. Feekes heeft dan ook de tarwe/3 ingedeeld naar
den laatsten zaaitijd, waarbij nog een maximum pro
ductie verwacht kan worden. Hij kreeg de volgende
indeeling:
1. Herfsttarwes, Skandia, Carsten, Mendel, enz.
2. Januari I (le helft) Juliana, Trifelium, Invicta, enz.
3. Januari H (2e helft) Wilhelmina, Siegerlander,
Vilmorin 27, enz.
4. Februari I tarwes Desprez 46, Providence, enz.
5. Februari H tarwes Benoist 40, Joncquois.
6. Maart I tarwes Vilmorin 29, Saint Pierre, enz.
7. Maart n tarwes Bérseé, Picardie, Mansholt Witte.
8. April tarwes Blanka, Van Hoek, JCarma.
Van boven naar beneden neemt de winterhardheid af.
Nu is de wintervastheid een zeer samengestelde eigen
schap. In de practijk zien we meermalen, dat een zg.
zeer wintervast ras soms meer uitwintert, dan een
ras dat als niet zoo wintervast bekend staat. We wil
len over de oorzaken hiervan niet uitweiden, maar
wel willen we nog even vermelden wat in verschil
lende publicaties den boer geadviseerd wordt.
Men zette niet alles op één kaart en verbouwe voor
het komende jaar op de vroeg te bezaaien perceelen
de meest wintervaste rassen als Carsten Skandia,
Lovink, enz. Daar nqast zaaie men wat minder win
terharde rassen als Juliana, Imperiaal Ha, Staring
CB enz. en men zaie deze vooral niet te vroeg.
Het uitvrièzen hangt niet alleen af van de raswinter-
vastheid, maar voor een groot deel van den zaaitijd.
Rassen als Juliana, Staring CB, enz. zaaie men dus
niet voor eind October, beter misschien nog Nov., Dec.
tot begin Januari, als de weersomstandigheden dit
mogélijk maken.
De laatste winter is gebleken, dat rassen als Juliana,
laat gezaaid, veel beter den winter doorkwamen, dan
wanneer deze rassen vroeg gezaaid waren.
Carsten V, Skandia, Mendel, enz. moet men vroeg
zaaien om de hoogste productie te bereiken, ofschoon
dan het uitvriezingsgevaar weer ^rooter wordt.
meer 1014 dagen tijd kan geven om te bezakken.
Ter bestrijding van Fusarium en allerlei kiemschimmels,
waardoor de opkomst en de eerste ontwikkeling soms
zeer onvoldoende kan zijn, moet ontsmetting van het
zaad met Germisan of een ander ontsmettingsmiddel
sterk worden aanbevolen. Vooral in dezen tijd, nu de
besparing van slechts enkele kg zaaizaad per ha van
groote beteekenis moet worden geacht, mag geen korrel
niet-ontsmet zaad aan den bodem worden toevertrouwd.
S. SEN.