Kastanjes, eikels en beukenootjes als konijnen voer De varkensfokkerij Gestoomde aardappelen voor kippen Wenken van de Directie van den Landbouw VRIJDAG 25 SEPTEMBER DE LANDSTAND PAG. II (Vervolg van pagina 10) Zooals ik indertijd in mijn artikel over „vet-of vleesch- yarken" in het April-nummer van 1941 reeds heb uit eengezet, zal zeer waarschijnlijk ook na het beëindigen yan den oorlog in de eerste jaren geen directe verbe tering van dezen toestand mogelijk zijn, zoodat ook dan gedurende dat tijdperk het vleeschvarken nog het meest economisch zal zijn. Bovendien is in dat laatste artikel gewezen op de resultaten aan de Proefselectiemesterij te Wageningen, waarbij vleeschvarkens werden doorgemest tot een zwaarder gewicht (175 kg. levend) en dat daarbij ge bleken is, dat de varkens, die een uitgesproken vleesch- type vertoonden bij dat gewicht een geheel ander beeld r te zien gaven en de hoeveelheid vet dan procentisch grooter was dan de hoeveelheid vleesch. Daaruit ziet men, dat het vleeschvarken zeer goed als vetproducent dienst kan doen. Uit latere cijfergegevens in het Maandblad voor de Varkensfokkerij van Februari 1942 blijkt, dat het percentage vet bij dat gewicht bij het Ned. Landvarken bedroeg 48.1 en het pet. vleesch 45.5 terwijl de strook spek per varken gemiddeld 32.1 kg. woog. Bij een voeding, die nog meer geba seerd zou zijn op spekproductie, zou dit pet., vet zeer zeker nog hooger hebben kunnen zijn. j Op bovenstaande gronden is dan ook besloten voor- loopig door te gaan met het fokken van een vleesch varken, dat tevens in staat zou moeten zijn om gemest op een zwaarder gewicht een behoorlijke strook spek te leveren. Uti dien hoofde zijn dan ook met ingang?»van 1942 (zie artikel in het Maandblad voor de Varkensfokkerrj van-Aug. '41) de navolgende I wijzigingen aangebracht. Het slachtgewicht wordt ver hoogd tot 100 kg. Bij de beoordeeling naar de dikte yan het rugspek beslissen de gemiddelde maten van I- de dikte van het spek op schouder, rug en lenden. Te dun spek wordt evengoed als te dik rugspek met bc gewaardeerd. Hierbij dus een factor, die er op wijst, dat de Commissie van Toezicht op de Selectiemesterijen de mogelijkheid van het varken als spekproducent niet uit het oog heeft verloren. Vervolgens is ook paal en perk gesteld aan een te groote lengte, omdat een te groote lengte zoowel de volvleezigheid als de dikte van het rugspek (te dun) nadeelig beïnvloedt. Gezien het hierboven uiteengezette inzake de proeven te Wageningen, zal ook dr. S. moeten erkennen, dat de mogelijkheid om over te gaan tot een varken, dat meer spek kan leveren, bierbij niet is uitgesloten en j dat in dien tusschentijd bet Ned. Landvarken op zwaarder gewicht nog zeer wel in staat is om aan de eerste vraag naar spek te voldoen. Wanneer dit oogenblik zal zijn gekomen is zeer moeilijk van te voren vast te stellen. Maar zoals reeds is gezegd, de Voederpositie laat dit niet toe. Zou men er nu reeds mee beginnen, dan zouden wij ook in de eerste jaren na den oorlog met een varken zitten, waarvoor wij j geen voedsel hebben om het slachtrijp te maken. Verder zegt dr. S. in zijn artikel, dat de uitbetaling naar kwaliteit een groote rol heeft gespeeld bij de selectie van het baconvarken en dat deze wijze van uitbetaling zal dienen te worden gewijzigd. Zeer juist, maar is dr. S. dan vergeten, dat in Juni 1940 direct Kastanjes Wilde kastanjes vormen een waardevol voedermid del. Gedroogd bevatten zij 7,5 pet. eiwit, 3.4 pet. vet en 78.3 pet. zetmeelachtige stoffen, verteerbaarheid is waarschijnlijk in verschen toestand het hoogste. Het drogen moet bij matige temperatuur plaats vinden, omdat anders de smaak achteruit gaat. Fangauf en Dreyer voerden ze ongeschild, doch fijn gestampt aan 12 gecastreerde Angora"s. Door de bitterstof, die in de wilde kastanje voorkomt, eten de konijnen ze slecht. Na een gemiddelde opname in het begin van 2427 gram, daalde dit tot 12 gr. per dier per dag. Wischer raadt aan om de kastanjes te ontbitteren. Men schilt ze, maakt ze fijn (malen of stampen) en laat ze dan ongeveer drie dagen in het water bggen, dat liefst elke drie uur moet worden ver- verscht. Mochten de dieren ze dan nog slecht eten, dan is de bitterstof nog niet geheel verdwenen, en moeten zij nog langer in het water uittrekken. Ge droogde fijngemalen kastanjes moeten op een droge luchtige plaats worden bewaard. Aan de Angora een groote wijziging is gebracht in deze yitbetaling naar kwaliteit (zie artikel in het Maandblad van Sept. 1940), waarbij in de zwaardere klassen varkens met veel spek hooger werden gewaardeerd'dan de varkens met weinig spek. Bij klasse III (110i40 kg.) geslacht gewicht) b.v. kwamen in de hoogste kwaliteitsklassen de varkens met een goede strook spek en een zware ham. Bij de gewichtsklasse IV (boven 140 kg. geslacht gewicht) was de hoogste uitbetalingsklasse een kwa liteitsvarken met zwaar spek (minstens 6 cm.) Toen de varkens niet hooger dan op een gewicht van 60 kg. mochten worden afgeleverd is noodzake lijkerwijze de uitbetaling naar kwaliteit komen te ver vallen. Maar er kan toch niet worden gezegd, dat toen deze nog bestond daarbij niet direct met de eischen des tijds is rekening gehouden. Verder merkt dr. S. op, dat een vrij hoog voederverbruik zelfs geen bezwaar is voor primeering; maar daarbij vergeet hij waarschijnlijk, dat bij het voederverbruik naast den erfelijken aanleg de uitwendige omstandig heden, als voeding en verpleging een zeei groote rol spelen. Zooals in het Maandblad van Sept. 1942 is uiteengezet is gebleken, dat de kwaliteit van het voedsel, de temperatuur van den stal en de voeding van de big tijdens de dracht en in de opfokperiode niet hebben nagelaten een zeer nadeeligen invloed uit te oefenen op den groei en het voederverbruik. Het zou toch niet aangaan dergelijke toornen van primeering uit te sluiten, waarbij andere invloeden dan de erfe lijke aanleg een groote rol hebben gespeeld. Geval voor geval wordt daarbij nauwkeurig onderzocht en getoetst aan het gemiddelde voederverbruik van die selectiemesterij in het desbetreffende kwartaal, toch zijn er heel wat toornen op dit punt gestruikelt. De niet-premiewaardige toornen worden echter niet ge publiceerd in het Maandblad, vandaar waarschijnlijk dat zich daaromtrent een verkeerd oordeel heeft ge vormd. Waarom dr. S. als de productierichting moet worden veranderd, de selectiemesterijen aan den dijk wil zetten is mij niet duidelijk, ik zou juist zeggen, dat die dan eventueel bij het omvormen van het ras, als dat noodzakelijk is, even gewichtige diensten zullen kunnen bewijzen als zij dit gedaan hebben t.o.v. de baconvarkens. Ik geloof, dat het eenige verschil van inzicht dat er bestaat tusschen dr. S. en de tegenwoordige gevolgde werkwijze deze is, dat dr. S. het tijdstip waarop de wijziging moet plaats hebben, anders beoordeeld dan degenen, die leiding geven aan de varkensfokkerij. Dr. S. is bang, dat voor de omvorming een langen tijd noodig zal zijn. Ik meen dat te moeten betwijfelen ook al weer aan de hand van de snelle resultaten, die werden bereikt bij het fokken van een goed bacon varken en uit den aard der zaak is het gemakkelijker een spekvarken te fokken, dan een vleeschvarken, te meer waar men met de voeding bij de vorming van spek veel invloed kan uitoefenen. Dr. S. zegt zelf, dat de varkensfokkers groote moeite en kosten hebben gehad om hun varkensstapel op het huidige peil te brengen. Waarom al dit werk ongedaan te maken op een tijdstip, waarin aan net door dr. S. gestelde doel van een spekvarken vooreerst nog niet kan worden voldaan, op grond van feiten, die buiten ons aller macht liggen. LABOUCHERE. konijnen mag volgens Wischer eerst slechts 5 gram per dier worden gevierd, wat dan voor dieren van 3 kg. langzaam opgevoerd kan worden tot 15 gram. Het beste verstrekt men de gemalen kastanjes door de gekookte aardappelschillen (resp. kleiaard- appelen). De gemalen ontbitterde kastanjes vormen ook een uitstekend mestvoeder voor konijnen. Aan slachtko- nijnen' kan men een hoeveelheid voeren, die vijf tot zes maal zoo gróót is. Eikels Eikels bevatten weinig eiwit (ongeschild 4.2 pet.; geschild 4.9 pet.) doch zijn rijk aan zetmeelachtige stoffen. In tijden van voedselschaarschte vormen zij een bekend varkensvoer. Zij zijn echter minder rijk aan voedingsstoffen dan de kastanjes. Volgens Fangauf en Dreyer worden zij ongeschild in fijn gestampten toestand door de konijnen graag gegeten. Door het gehalte aan looizuur (68 pet.) en de aanwezigheid van een bitterstof, moeten de dieren er echter even aan wennen. De fok- en vermeerderingsbedrijven worden in de ge legenheid gesteld een bepaalde hoeveelheid voeraard- appelen te betrekken, teneinde deze te laten stoomen en als aanvulling van hun voedertoewijzing te gebrui ken. De ervaring heeft geleerd, dat deze gecombineerde voeding noch op het weerstandsvermógen der hennen, noch op de productie een nadeelingen invloed heeft, welke praktijkervaringen bovendien nog worden ge steund door nauwkeurig opgezette proefnemingen in deze. Er is vooral in de huidige omstandigheden dus alles voor te zeggen. Er is echter gebleken, dat ook zieke aardappelen voor dat doel worden gebruikt en wanneer deze zieke aard appelen slecht wórden behandeld, alvorens ze den stoomketel ingaan, wordt er een voor het inkuilen on geschikt product uit verkregen, dat onvermijdelijk gaat schimmelen, voor de pluimveevoeding (trouwens ook voor de voeding van de andere veesoorten) ongeschikt. Over het algemeen zijn zieke aardappelen ongeschikt voor pluimveevoederdoeleinden. De door ziekte aange taste gedeelten der aardappelen worden door het stoo men, of bij zuur inkuilen, niet zacht, blijven dus rauw en zijn dan door de hennen niet te verteren, in tegen stelling met het grootvee, dat daar blijkbaar niet on gunstig op reageert, zoover ik dit althans heb verno men. Ik meen goed te doen, op een en ander de aan dacht te vestigen. - D. J. Holsteyn. Bij een door Fangauf en Dreyer gedane proef, die van 29 October tot 29 November 1938 liep, bereik ten zij bij volwassen Angora konijnen een gemid delde opname van 97 gr. per dier per dag. Daar naast werd dan gemiddeld 75 gr. klaverbooi en 275 gr. mergkool gevoerd. De gewichtstoeneming bedroeg echter slechts 2.5 pet. Door 12 gecastreerde Angora's, in een andere proef, werden versche eikels in hun geheel verstrekt en gaarne gegeten. Slechts zelden lieten zij de basten liggen en dan nog kleine hoeveelheden. Merkwaar digerwijze daalden de dieren gedurende dezen tijd in gewicht, waarvoor Fangauf en Dreyer geen ver klaring konden vinden. Volgens Heim moeten de dieren aan de eikels wen nen. Hij adviseert om, zoodra de eerste eikels vallen, aan elk dier 2—5 geschilde eikels in de voerbak te geven. De konijnen eten deze, op enkele uitzonderin gen na, op. Na 2—3 dagen kan men 25 eikels met bast en al fijnsnijden. De bast blijft dan in de nap achter, doch de kern wordt vlot opgegeten. Dan kunnen de eikels zoo van den boom worden gevoerd. Heim voerde 1520 stuks per Angora per dag. Hij ontraadt om voedsters de laatste 68 we ken voor de dekking eikels te geven, omdat ze anders te vet en daardoor moeilijk drachtig worden. Te veel eikels voeren is steeds hf te raden, omdat zij dan stoppend werken. Na den worp kan men dan direct weer eikels aan de voedster geven. De jonge konijnen eten volgens Heim de door de voedster aangebeten eikels voor haar weg, zoodat zij moeite heeft een paar voor zichzelf te bemach tigen. De basten blijven achter. Eikels met maden laten de konijnen liggen. Schadelijke invloeden had Heim zelfs gedurende den winter als zij bevroren waren niet waargenomen. Door de eikelvoedering had hij tusschen Kerstmis en het voorjaar steeds vette slachtkonijnen. Wischer adviseert om de sterk looizuur houdende basten te verwijderen en de kernen te drogen en te malen. Volgens dezen onderzoeker weigerden de konij nen door den bitteren smaak vaak de eikels, zoodat hij adviseert om ze te ontbitteren, zooals ook bij de kastanje gedaan wordt. Daarna worden de eikels grondig gedroogd om schimmelen en muf worden te voorkomen. Dit kan naar verkiezing bij de kachel of in de zon worden gedaan. De hoofdzaak is, dat zij goed droog worden. De ontbitterde gemalen eikels worden dan op een donkere droge plaats bewaard en geregeld omgewerkt. Heim, die de eikels zoo van den boom voert, wijst er nadrukkelijk op, dat deze volledige eikels nooit binnenshuis' mogen worden bewaard, omdat ze dan sterk door maden worden aangetast. Niet alleen dat de aangestoken eikels niet meer door de konijnen worden gegeten en het zorgvuldig verzamelde voer dus waardeloos is geworden, doch bovendien is de vloer van de bewaarplaats spoedig bedekt met. gele wormpjes, die zelfs verder in huis kunnen kruipen. Trapt men een wormpje stuk, dan blijft er een vetvlek achter. „De vrouwen maken hierover een helsch spektakel en ik moest met mijn zak met

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 11