De zwarte aarde roept!
Ie Jaargang No. 38
Vrijdag 25 September 1942
OOR den oorlog van 1941 werd veel graan uit de
Oekraine in Nederland ingevoerd. De zwarte aarde
van de Oekraine leverde zooveel granen en was zoo
vruchtbaar, dat wij in Nederland ons daar geen voor
stelling van konden maken. Ook was het bekend, dat
vele Nederlandsche boeren in de Oekraine zich als ko
lonisten hadden gevestigd. Geen wonder dan ook, dat
velen van ons reeds jarenlang dachten aan mogelijk
heden voor onze boeren in dat gedeelte van Europa.
Doch door de communistische overheersching werden
deze landen voor ons afgesloten, zoodat niemand eigen
lijk het rechte er meer van wist.
Nu het Oosten weder geopend is, ligt het voor de hand
dat van onze zyde gewerkt werd om de mogelijkheden,
die daar liggen, na te gaan. Daar komt nog bij dat
het gebrek aan grond ons allen zwaar drukt. Met onze
270 menschen per km2 is er geen plaats en geen ruimte
meer voor duizenden van onze boeren om een eigen
hoeve te bezitten. Velen van ons tobben en martelen
op bedryfjes van 2 en 3 hectare, terwijl toch hun voor
vaderen vrije erfboeren waren op een groote hoeve.
Nog erger is, dat duizenden zonen en kleinzonen van
onze beste boerengeslachten en van onze landarbeiders
naar de steden getrokken zijn om daar ten onder te
gaan als melk boer, groentenboer of dergelijke. Nu wil
ik niets zeggen van die melkboeren en die groenten-
boeren, maar ieder zal het toch met mij eens zijn dat
een werkelijke boer liever zijn nageslacht als vrije
boeren op een hoeve achterlaat, dan dat hij zijn hoofd
neer moet leggen met de wetenschap dat zijn geslacht,
inplaats van zijn akkers te beploegen, zijn tijd zal
moeten verslijten met het venten achter een wagen op
het asphalt van de groote steden.
Het gebrek aan grond heeft dan ook geleid tot de
verproletariseering van het Nederlandsche hoerendom.
De oorlog van nu is niet in de laatste plaats de strijd
om levensruimte voor de Germaansche volkeren, dus
ook voor ons. Dat wij na den oorlog voldoenden grond
zullen bekomen in Europa staat voor mij vast. Waar
deze grond zal liggen wordt later beslist. Zoolang de
soldaten in het Oosten vechten voor de bevrijding van
het Bolsjewisme, strookt het niet met de hoereneer,
indien achter hun rug om nu reeds de grond zou worden
verdeeld.
Nu moet men echter niet denken dat er na den oorlog
ergens een stuk grond vrij gemaakt zal worden zoo
groot als Nederland en dat er keurige boerderijen op
zullen worden gebouwd en dat dan de Nederlandsche
boeren met hun verloofden uitgenoodigd zullen worden
om te gaan kijken of die hoeve en dat huis wel in over
eenstemming zijn met hun smaak en dat dan aan hen
gevraagd zal worden of zij zoo goed'zouden willen zijn
zoo'n hoeve te betrekken. Indien het zoo zou gaan, dan
zou daar een boerenstand worden gesticht, die binnen
2 geslachten aan verslapping ten gronde ging.
Grond is er in Europa en ruimte wordt gemaakt, maar
alleen voor hen, die bereid zijn hun leven lang sober
te leven, trouw te arbeiden, om dan in een leven van
strijd een vrije hoeve zonder schulden te verwerven.
Wij beginnen bij het begin en staan nuchter met beide
beenen op den beganen grond en onze opgave is dus
niet om er over te deoatteeren en te prakkizeeren waar
de grond zal liggen, die ons ter bewoning en bebouwing
zal worden aangewezen, maar onze taak is de boeren
nu reeds voor te bereiden, in te zetten en te stalen voor
de taak, die hen later wacht.
HE UITZENDING VAN VLOEREN NAAR HET
OOSTEN GAAT NU OM DJ^vOEDSELVOORZIENING
VAN EUROPA VEILIGSTE STELLEN. OOK DE
VOEDSELVOORZIENING VAN NEDERLAND.
Met deze gedachte doordrongen, ben ik naar het Oosten
van Europa gegaan en heb Ut de Oekraine doorgereisd
en den grond en de ruimte daar aanschouwd.
H© fantasieën over de geweldige zwarte aarde, waar
men zonder kunstmest en zonder veel arbeid 2 record,
oogsten per jaar zou kunnen telen, verliest men reeds
voordat de eerste dag ten einde is. Eindeloos, trooste
loos en cultuurloos, dat is de eerste indruk, die men
krijgt. De opbrengst per hectare is dan ook zoo, dat wij
in Nederland zouden spreken van een misoogst Ik heb
verschillende bedrijven gezien in verschillende deeien
van de Oekraïne en ik overdrijf niet als ik zeg, dat de
opbrengst ongeveer Ügt bij de duizend kg. graan per
hectare. Dat is een derde of een vierde gedeelte van
de opbrengst hier in Nederland.
Met het veebestand is het niet beter gesteld. In een
der steden zag ik 200 koeien door de straten gaan cn
nog nooit van mijn leven zag ik treuriger beeld. De
opbrengst per koe is dan ook in den zomer slechts 5
liter per dag.
Gelijk bekend, is vanwege de Nederland
sche Oostcompagnie een aantal deskun
digen op excursie geweest in de veroverde
Oostzeegebieden. Tot dezen behoorde na
tuurlijk Boerenleider Roskam, die advi
seur is voor de afdeeling „Landstand"
der Oostcompagnie. De Boerenleider heeft
over zijn ervaringen gesproken op de pers
conferentie, alsmede voor de radio. Wij
publiceeren hiernevens den tekst der
radiorede voor het geval niet ieder in de
gelegenheid was er op andere wijze ken
nis van te nemen.
Dit alles wü niet zeggen dat men daarom den meed
moet verliezen. Als men nagaat hoe de grond daar
geëxploiteerd wordt, dan is het een wonder dat er op
die wyze nog duizend kg. per hectare geoogst kan
worden.
De bodem bestaat in het grootste gedeelte van het land
uit leem met zand. Men ploegt vaak slechts 5 cm. diep.
De regenval is daar lager dan hier. Dit is ongeveer
300 mm. en dus de helft van Nederland.
Geheel anders is de toestand op die bedryven, die be
hoorlijk worden bearbeid. Ik heb een ooftbedryf gezien
van 300 hectare, hetwelk door eenvoudige bewatering
zoo vruchtbaar was, dat ik het in Nederland nooit beter
heb gezien.
Hec ergste van alles is dat de communisten de boeren
van hun hoeven hebben verdreven en de groote boeren
hebben vermoord. De bedrijven zijn toen vereenigd in
monsterbedrijven van 4 tot 25.000 hectare groot. Dit
is een van de redenen, waardoor de oogst zooveel min.
der is dan voordien. Ook zijn er bedrijven, waar door
bewatering of dooi het verbouwen van klaver, een be
hoorlijke veestapel gehouden wordt en daar is dan de
opbrengst niet minder dan hier.
Wat de groenten-teelt betreft, daarvan kan ik zeggen,
dat ik nog nooit gezien heb hoe met zoo weinig moeite
en zoo weinig hulpmiddelen, zooveel te telen was. Ik
heb enkele bedrijven gezien, waar HoIIandsche boeren
verleden jaar waren aangevangen en die nu kooi en
andere groenten telen in hoeveelheden die geweldig zijn.
Zooals ik al zeide ging mijn eerste belangstelling uit
naar den grond en naar de mogelijkheden van den
bodem. In de tweede plaats was ik belangstellend, wat
er nog over zou zijn van onze honderdduizend boeren,
die daar in 1920 nog leefden. Deze boeren waren de
kolonisten die in de 17e eeuw waren uitgetrokken met
onze Hanze-schepen naar Dantzig, vandaar waren zij,
nu ruim 100 jaar geleden, op wagens als in een echten
boerentrek, in de Oekraine gekomen. Het waren Doops
gezinden, die in den Reformatïetijd ons land haddef
verlaten.
Voordat ik wegging heb ik in Nederland geinformeer|
en de algemeene indruk was, dat er totaal niets mee*
van over zou zijn, alles uitgemoord en vernietigd dooi
het communisme.
Toen ik in Rovno, waar het Rijkscommissariaat is ge
vestigd, aankwam, ontving ik ook zeer sombere mede-
deelingen. Toen ben ik naar Chortitza getrokken, dat
was het dorp waar die kolonisten hon moeder-kolonie
hadden en van waarnit zij verder over de' Oekraine
waren uitgetrokken.
Op het bureau daar vroeg ik of het bekend was dat
daar nog afstammelingen waren van Nederlandsche
boeren. Mij werd medegedeeld dat bet inderdaad wel
zoo kon zijn, maar ik moest het zelf maar uitzoeken.
Ik heb toen gevraagd, zijn hier nog Mennonieten, want
de Doopsgezinden werden daar Mennonieten genoemd.
Ja, werd er gezegd; 2 meisjes die daar behulpzaam
waren, dat waren Mennonieten. Een ervan heette Lena
Vogt en die naam gaf mij reeds hoop en inderdaad,
dat bleek een boerendochter van oud-Nederlandsehen
stam te zijn.
Ik heb toen ook een boer trachten te vinden en het
duurde niet lang of ik kwam in aanraking met Johan
Epp, een typische Groninger boer zouden wij zoo
zeggen. Ik vroeg hem of hy een Mennoniet was.
Toen hij mij bevestigend antwoordde, vroeg ik
hem, of hij ook wist, dat hij van Nederlanders af
stamde en ja, toen bleek my, dat mijn gebed was
verhoord en dat ik eindelijk contact gekregen had
met dat volk, waarnaar ik zoekende was.
Hij vertelde mij, dat er indëfdaad vele boeren waren
Foto Archief