■w.'ggjzt&rid
Indrukken en gedachten
le Jaargang No. 39
Vrijdag 2 October 1942
vn.
N ons vorig nummer werd op deze plaats ruimte
verleend aan een rede van den Boerenleider, waarin
deze iets van zijn ervaringen, opgedaan tijdens een
reis door de Oekraine en Oostland, mededeelde. Zijn
conclusie was duidelijk: de zwarte aarde roept! De
zwarte aarde roept de vakmenschen uit de Germaan-
sche landen tot zich om in nauwe samenwerking
onder Gods zegen de voedselvoorziening van Europa
en dus ook van Nederland veilig te stellen. Als het
u, lezer, gegaan is als my, dan zyt gU onder den
indruk gekomen van de enorme opgaven die daar
op onze boeren, tuinders, landarbeiders en ambachts
lieden uit alle Germaansche landen liggen te wach
ten. Het is te hopen, dat er duizenden pioniers, ook
uit ons land, aantreden om daar in het Oosten de
ploeg te hanteeren of op andere wijze hun deel
bij te dragen aan het vullen van de korenschuur
van Europa, opdat steeds meer zal blyken, dat de
Engelsche blokkade op het Europa van morgen geen
vat heeft.
Binnen het raam der mogelijkheden, de Nederlandsche
Oost Compagnie geboden, is de taak van ons volk
in het Oosten enorm. De rede van den Boerenleider
Roskam heeft dat nog eens zeer duidelyk onder
streept en hetgeen wy van andere deskundigen moch
ten hooren, heeft dezen indruk bevestigd. Ons volk
staat thans voor deze taak, en de mate waarin
zy zal worden aangevat, zal bepalen, welke rol Ne
derland in het nieuwe Europa te vervullen zal
krygcn.
wy denken aan de Nederlandsche Oost Compag
nie, gaan onze gedachten heel even terug naar den
tyd, dat wij op school onze geschiedenis moesten
leeren en de opkomst van de Oost-Indische Compagnie
werd besproken. Toen werd een grootsch werk begon
nen In Indië en toen werden zoodanige resultaten
na verloop van tyd geboekt, dat gesproken werd over
den Gouden Eeuw
Het waren Nederlanders die aan de producten, die in
Indië werden verkregen, verdienden door leiding te
geven aan het kweeken of door ingezet te worden als
ryksambtenaar dan wel in dienst waren gesteld van
scheepvaartondernemingen. Binnen het kader der werk
zaamheden van de Oost-Indische Compagnie werden
velen uit het Moederland betrokken, maar slechts
weinigen waren er uit onzen boerenstand, die zich
aangetrokken gevoelden tot dit pionierswerk. Hadden
de boeren het hier dan zoo goed? Zeker niet, want
de boerenstand maakte zelfs in den Gouden Eeuw in
ons land een zeer moeilyken tyd door. De oorzaak
lag anders. Het lag er meer aan dat men met Euro-
peesche boeren in Indië niets of weinig kon aanvan
gen en deze er niets eigens konden vinden. Hoe het
ook zy, de Nederlandsche boer heeft de jaren door
steeds het gevoel gehad, dat de producten van over
zee, vervaardigd onder geheel andere omstandigheden
en door een bevolking, die een geheel ander, lager
levenspeil had, boven de met hun zweet, kunde en
energie voortgebrachte artikelen werden gesteld. Hoe
zeer het welvaartspeil in „Holland" daardoor ook
moge zijn gestegen, hoezeer wellicht via de belastin
gen de resultaten van Indië aan ons geheele volk
mogen zyn ten goede gekomen, toch zal men nimmer
by den boerenstand den indruk weg kunnen nemen,
dat hij door 's Lands Regeering is achtergesteld
de jaren door by de belangen van Indische onder
nemingen. En als wij weten, dat deze belangen
dïkwyls in handen zijn gekomen van machtige trusts
on groot financiers, kan men begrijpen, dat onze boe
renstand zich nimmer aangetrokken gevoelde tot de
Overzeesche Gewesten. Wat daarenboven nog het be
langrijkste genoemd moet worden is ongetwijfeld het
feit, dat de verbindingen met Indië en daardoor met
Engeland en Amerika er veel toe hebben bijgedragen,
dat men in „Holland" en dan bedoelen we vooral
den driehoek Rotterdam-Amsterdam-den Haag het
VOLKSCHE DENKEN VERLEERD is. Men heeft daar
zelfs in de meening geleefd, dat wat er op ons
platteland plaats vond „uit den tijd" was, dat onze
boerenstand overbodige luxe was en alleen nog als
curiositeit in stand moest worden gehouden. Welis
waar ziet men dezen boerenstand NU met andere
oogen, maar dikwyls blijkt het alleen, dat men zulks
slechts tijdeiyk doet en als het getij verloopt zou
men de bakens vlug weer verzetten als men er de
kans toe kreeg.
Velen van dezulken zullen er aan moeten wennen, dat
ook als straks normale tijden terugkeeren, d.w.z. als
het vrede is, men zich nog veel meer zal moeten
bezinnen op hetgeen Oost-Europa heet. Of we Indië
kwijt zyn of niet, vast staat, dat ook „Holland"
het hoofd moet omwenden naar de zijde vanwaar
eiken dag opnieuw de zon opkomt! En het verheu
gende is nu, dat ginds in het Oosten bij het begin
moet worden begonnen, n.L by den boer en den bodem.
In Indië kon men steunen op den inlandschen boer,
die op zyn wyze den tropischen bodem bewerkte. In
het Oosten moet men steunen op de Germaansche
boeren, die, zij het in grooter formaat dan hier te
lande, daar den bodem bewerken, om straks pro
ducten aan te bieden, die onder dezelfde omstandig
heden als hier zyn gegroeid. Natuurlijk met gebruik
making van machines, maar vooral met gebruikma
king van een flinke dosis nuchter verstand. Dat ligt
onze boeren beter en als men dan nagaat hoeveel
duizenden pioniers ook vroeger naar het Oosten zijn
getrokken en daar hebben gewerkt, komt men tot
de conclusie, dat het mogelijk moet zijn, dat er dui
zenden van onze Nederlandsche boeren naar Oost-
land trekken, daar aanvangen te werken aan de voed
selvoorziening van geheel Europa, om door hun inzet
NU, straks de kans te hebben op een eigen hoeve of
in een eigen zaak hier of ginds de Germaansche
opgaven verder te vervullen.
^^LS men de opgaven en de mogelijkheden in 't Oos
ten WIL zien, zal men tot de conclusie moeten ko
men, dat de tyd ryp is voor diegenen u.t ons mid
den, die pioniersbloed in de aderen hebben, die voor
trekkers kunnen zyn en in staat den naam van
Neerland's boerenstand hoog kunnen houden. Toen de
Oost-Indische Compagnie zich ontplooide, was er geen
plaats aan den disch voor den boer. Nu de Neder
landsche Oost-Compagnie ons volk by den inzet in
het Oosten, bij den ontginningsarbeid ginds, zal leiden,
zal de boer vooraan kunnen en moetep zitten aan
dezen disch. Hij zal de spits moeten afbyten om de
mogelykheid te openen voor al degenen uit ons volk
die werken willen, maar in ons land onvoldoende mo
gelijkheden kunnen worden geboden. Velen zijn er
die hier op een betrekkelijk klein bedrijf weliswaar
hun plicht vervullen, maar toch, indien zy zich
gingen inzetten op de akkers in het wijde veld der
Oekraine of in Oostland, nog oneindig veel meer zou
den presteeren voor de Europeesche gemeenschap, dus
ook voor ons volk. Daardoor zouden zij den dank der
natie verkrijgen en voor hun nageslacht recht op levens
ruimte verwerven. Levensruimte! Hoe ontbreekt het
daaraan in vele gezinnen van kleine boeren, van
flinke landarbeiders (die ook zoo graag boer zouden
worden), van talrijke ambachtsmenschen en van vele
anderen. Hoeveel mogelijkheden zijn er thans voor
al deze menschen, wanneer zij zien hoe in het Oosten
duizenden ha, land tot vruchtbare landouwen kunnen
worden omgetooverd met minder moeite dan hier
een hoekje heideveld bij een klein bedrijfje, indien
zij daar ginds hun arbeidskracht inzetten. Vanzelf
komt de zon op, maar evenmin als hier, vliegen
de gebraden duiven hen ginds in den mond. En wie
zich thans ernstig bezig houdt met de veiligstelling
der voedselvoorziening van Europa in de wijde vlak
ten van het Oosten, zal straks na de vrede met
recht aanspraak mogen maken op grond en wat dies
meer zy, hier of ginds.
ER WIJL wij er van overtuigd zijn, dat zich millioe-
nen Germanen aan of achter het front inzetten voor de
veiligstelling van ons nageslacht, meermalen onder
minder gunstige omstandigheden wat hygiëne betreft,
wordt op ons platteland plotseling een beschikking
bekend van den Secretaris-Generaal van Sociale Za
ken, die getuigt van overdreven zucht naar hygiëne
en van een geen rekening houden met traditie. Wat
is het geval?
Sedert eeuwen heerscht in boerengezinnen de gewroonte
een of meerdere varkens te mesten en te slachten, de
z.g. huisslachtingen. Uiteraard wordt aan het
„vette" varken de noodige zorg besteed en wordt er
aandacht geschonken aan den gezondheidstoestand
van dezen viervoeter. Toen dat nog mogelijk was, werd
vooral in het laatste deel der mestperiode met be
paald meel gemest om den fijnsten smaak, een mooie
vleeschkleur zoowel als stevig spek te verkrijgen.
Varkens die in „huisslachting" geslacht worden, zijn,
hooge uitzonderingen daargelaten, kerngezond en by
het slachten zelf wordt de noodige reinheid betracht.
Het zou een beleediging zijn van de boerin als men
het anders stelde. Het kan ook niet anders gesteld
worden. Deze huisslachtingen zijn in den loop der
jaren reeds dikwijls aangevochten van de zijde der
slagers, die liever zagen dat met dit oude gebruik
werd opgehouden en het vleeschverbruik alleen over
hun toonbank liep. Zelfs in een tijd, dat de waarden
die er verankerd liggen in den boerenstand, weinig wer
den erkend, is men er in.hoogere kringen niet toe over
gegaan om de huisslachtingen af te schaffen. Alle
pogingen, in die richting ondernomen, leden schip
breuk. In de Vleeschkeuringswet werd dan ook een
bepaling opgenomen, waarbij de zuivere huisslachtin
gen van varkens en schapen, van keuring werden
vry gesteld.
Indien er echter thans geen wijziging wordt
verkregen, zal per 1 October deze vry stelling
vervallen en zullen ook de huisslachtingen van
de baan zijn. Van dien datum af zullen alle
dieren in daartoe ingeriohte slachtplaatsen
moeten worden geslacht en het vleesch ge
keurd.
Het is ons gebleken, dat in deze zeer belangryke
aangelegenheid, vooral voor het Oosten en Zuiden van
ons land, de Nederlandsche Landstand niet is gekend.
Men heeft op eigen houtje met een traditie van
eeuwen gebroken. Waarom? Uit hygiënische over
wegingen is er gezegd. Indien men den boer niet
toevertrouwt wat hij en zijn gezin opeet, ware het
wenschelijk geweest keurmeesters aan te stellen, die,
zooals vroeger met de koeien geschiedde, op het be
drijf de dieren kwamen keuren. Hoewel wij zulks over
dreven vinden, achten we het uitvoerbaar. Het ge
brek aan voldoende deskundige keurmeesters, heeft er
waarschynlijk toe geleid om centrale slachtplaatsen
in te richten. Althans op papier, want ze zyn nog
niet klaar en men durft met een dergelijken, geheel
overbodigen maatregel te komen in een tijd, dat er
gebrek aan bouwmaterialen is! Ettelyke slachtplaatsen
moeten immers worden verbouwd. En het gevolg?
De boer zal bij het slachten van een eigen varken
hoogere kosten te betalen krijgen en veel last, terwijl
hij ook de kans beloopt verschillende bestanddeelen
zooals het bloed kwijt te raken. Zijn varken moet
eerst levend en daarna geslacht gekeurd worden;
het moet naar de slachtplaats vervoerd en terugge
haald worden. Tijd en geld wordt van den boer ge
vraagd voor iets wat de eeuwen door op zijn eigen
bedrijf heeft plaats gevonden zonder dat er misstan
den op hygiënisch gebied optraden. Het is te hopen,
dat door het toedoen van den Nederlandsehen Land
stand dit „gevaar" wordt afgewend.
TER HAAR