Een „vrije"
Boerenstand
Schadelijke inkonsekwentie
w EDEROM moeten wij terugkomen op een ver
schijnsel, dat in dit weekblad al meermalen is aange
stipt, n.L het gemis aan inzicht bij verschillende boeren
omtrent de noodzakelijkheid van hun actieve mede
werking in en voor den Landstand.
Zouden de boeren, om nelke reden ook, ?iiel in de organen
van de „nieuwe ordetreden, waar industrieelen en
handelslieden reeds hun plaatsen
hebben bezet
Dit zou voor de boeren wel eens
een fataal gevolg kunnen
hebben
VRIJDAG 2 OCTOBER
DE LANDSTAND
PAGINA
Al is het verheugend, dat thans reeds een groot aan
tal boeren toont, begrepen te hebben, waarom het
gaat en zich dus aaneengeschaard heeft om de Land
standgedachten en het Landstandwerk door te zetten,
toch staat nog een groot gedeelte onverschillig of
vijandig langs den weg, meent den tijd nog wat te
kunnen afwachten om dan later wel eens te kunnen
beoordeelen, of die Landstand hen aantrekt en zij zich
eventueel erbij zullen aansluiten.
Ondertusschen echter gaat de sociaal-economische
herinrichting van onze Nederlandsche samenleving met
reuzenschreden verder, verrijst het gebouw van het
nieuwe Nederland allengs, ongeacht of deze of gene
groep van Nederlanders achterblijft of zich van mede
werking onthoudt. Gebouwd wordt er, bouwers zijn
er genoeg, maar de klemmende vraag is: Bouwen de
boeren mee. Zijn ze erbij, om zich in dat nieuwe ge
bouw een waardige plaats te veroveren? Of zullen
ze straks te laat komen, zullen ze straks niet tot de
bevinding moeten komen, dat andere belangengroepen
de beste plaatsen hebben veroverd, hun vlag fier van
den gevel zullen doen wapperen, terwijl ergens in het
achterhuis een plaatsje is opengelaten voor den boer,
die als een der waardevolste elementen van onze
volksgemeenschap op de waardigste plaats aanspraak
had kunnen maken?
En toch, boeren van Zeeland het gaat hard die rich
ting uit. Als gij niet oppast en volhardt in uwen dommel,
in uw afzijdigheid, in uw negativisme, in Uwe vijan
digheid, dan zal de nieuwe tijd voor U straks voor
een deel verloren zijn door Uw eigen schuld.
Gu maakt U dikwijls ervan af door te zeggen, dat
gij niets met de „politiek" te maken wilt hebben, de
politiek", waaronder gij dan begrijpt het overheids
bestuur, de beraadslagingen daarover in commissies en
raden, de verordeningen en bepalingen, welke regel
matig het licht zien. Weet echter wel: als gij U ook
al niet met de politiek wilt inlaten, die politiek zal
zich wel met U bemoeien en op U toepassen het
weinig voordeelige vonnis: voor U, over U, zonder U.
Want de zaken gaan voort, de opbouw gaat verder
Zien wij eens hoe andere belangengroepen tegenover
dien opbouw staan. Terwgl men U bewerkt om buiten
den Landstand te blijven, terwijl gij U laat weerhouden
om U in te zetten, omdat men dat van U eischt,
omdat het „beginsel" op het spel zou staan, terwijl
gij vreest, dat men U voor „verrader" zal uitkrijten
op commando van de duisterlingen van den Engelschen
zender, treden anderen, door niemand lastig gevallen,
voor geen verrader uitgekreten, om geen beginsel in
gewetensconflicten gedreven, in de verschillende orga
nen van de „nieuwe orde". Dat zijn de industrieelen
en handelaren, de kleine en groote middenstanders,
mitsgaders him secretarissen, commissarissen, raads
lieden, enzoovoorts. Zij zijn heel rustig in de organi
satie van de Nederlandsche Industrie getreden, welke
met de instelling van de Hoofdgroep Industrie op
1 December 1941 haar afsluiting kreeg. Deze hoofd
groep maakt deel uit van de horizontale organisatie
van het geheele bedrijfsleven, met den opbouw, waar
van de Organisatie-Commissie ingesteld bij besluit van
den Rijkscommissaris van 12 November 1940, werd
belast. Deze hoofdgroep Industrie bestaat uit 28 be
drijfsgroepen, welke tezamen 163 vakgroepefi en 209
ondervakgroepen omvatten. Al die groepen zijn vol
ledig gevormd en met een voltallige leiding bezet.
Expresselijk vermelden we hier deze cijfers, omdat
daaruit volgt, dat een zeer groot aantal personen
heel rustig tot deze instellingen van de nieuwe orde
zijn toegetreden en daarvan het Leiderschap of het
medebestuurderschap op zich hebben genomen.
Nu ja, zal deze of gene zeggen: dat zullen dan ook
wel bekende voorvechters van een bepaalde richting
zijn. Wel, men geve zich eens de moeite de uitgave
van de Hoofdgroep Industrie „De organisatie van de
Nederlandsche Industrie" door te bladeren. Hij vindt
daar honderden namen van lieden, die in bepaalde
ooren toch een zeer vertrouwden klank moeten heb
ben, die in hun omgeving bekend staan als anti's van
de bovenste plank en erop uit zijn anderen tegen alles,
wat de „nieuwe tijd" biedt, op te zetten. Maar ze
zitten erin, ze zijn erbij, in welke branche men ook
komt. Het merkwaardigste is dit wel in de bedrijfs
groep XVT, de zuivel- en melkproducten-industrie en
het melkinrichtingswezen. Daar vinden we namen van
lieden, die geweldig tegen den Landstand spoken, die
de boeren voortdurend trachten op te zetten tegen den
Landstand en hen voortdurend bezweren daaraan toch
geen medewerking te verleenen, m.a.w. die verhinderen,
dat de boeren deel uitmaken van de organisatie, waarin
ele boeren denken dat voor hun kinderen een
beroepsopleiding niet noodzakelijk is. Immers zoo zeg
gen zij, wat zij van het bedrijf moeten weten, kunnen
zij op het ouderlijk bedrijf wel leeren. Hierbij wordt
vergeten, dat de techniek steeds verder gaat en ver
beterd wordt. Wie niet op de hoogte blijft van de
landbouwtechniek, blijft achter en zal zijn grond niet
zoo rationeel en intensief kunnen bewerken als een
ander, die dit wel doet. Gevolg is dus dat zijn opbreng
sten kleiner zijn en zijn bedrijf vaak meer kosten
vraagt.
Als wij zoo rondkijken op onze bedïrijven, zien
wij vaak methode's toegepast, die zoo niet geheel
verkeerd dan toch voor veel verbeteringen vatbaar zijn.
Nemen wij bijvoorbeeld het ontsmetten van zaaigra
nen en aardappelen. Hieraan mankeert nog veel. Vele
boeren zien het voordeel hiervan nog niet in. Velen
willen het niet zien, want zoo zeggen zij: „Het graan
wordt reeds eeuwen uitgezaaid zonder ontsmetting en
toen groeide het toch ook. Ook hieruit blijkt weer
dat zij niet inzien dat door de veredeling van de ge
wassen het ziektegevaar grooter geworden is.
Om nu tot een vrijen boerenstand te komen is het
noodzakelijk dat de boeren inzien, dat zij hiervoor hun
beste krachten moeten inzetten en dus in de eerste
plaats moeten zorgen op de hoogte te zijn van de
vele technische verbeteringen.
Deze technische verbeteringen zullen straks moeten
voortkomen uit de proeven die opgezet zijn door de
jonge boeren.
De kennis noodig voor den opzet van deze proeven
kunnen de jongeren alleen bekomen door het volgen
van cursussen en Landbouwscholen. Wanneer de
jonge boer zijn krachten aan dit werk wil besteden zal
hij zoover komen dat hij zonder voorlichting van
allerlei landbouwbureaux zelf of in medewerking
met zijn standgenooten kan bepalen wat wenschelijk
of noodzakelijk is op zijn bedrijf of in zijn streek,
zoodat ook hier een „vrije" boerenstand kan ontstaan
die zonder inmenging van aan den boer vreemde
elementen kan beslissen over hoe en waarom.
De standsopvoeding is evenzeer noodzakelijk voor het
verkrijgen hiervan. De standsopvoeding beweegt zich
op het sociaal-economisch en cultureel terrein.
Om nu zelf te kunnen bepalen wat op sociaal of
economisch terrein noodig of niet noodig is, is het
de zaak van de boeren en vooral de jonge boeren om
zich ook op cdt terrein in te graven.
ze hun belangen moeten voorstaan. Zelf echter doen
ze in hun eigen bedrijfsgroep wel mee en nog eens,
niemand valt hen daarover schijnbaar lastig.
I S het nu niet al te dwaas, boeren, dat gij om allerlei
nevenredenen uit den Landstand gehouden wordt; dat
gij wél en anderen niet de „beginselen" zoudt verzaken,
door mede te werken aan Uw eigen deel der nieuwe
orde. Moet gij dan altijd degenen zijn, op wier ruggen
vreemde belangen worden uitgevochten? Gij meent
wellicht goed te handelen door U te onthouden, terwijl
gjj in werkelijkheid Uzelf en den geheelen boerenstand
benadeelt voor nu en voor de toekomst. Want wat
is het geval? Terwgl door Uw aller medewerking de
Landstand zoo krachtig mogelijk moet kunnen worden
uitgebouwd en over zoo sterk mogelijken actieven
aanhang moet kunnen beschikken, om in de bedrijf
schappen en in allerlei andere rijks- en andere com
missies de boerenbelangen te verdedigen, wordt door
het ontbreken van genoegzame boerenvertegenwoordl-
ging de goede verhouding gebroken en slaat de schaal
vanzelfsprekend over naar hen, die wel hun tijd ver
staan en zorgen, dat ze overal bij het vuur zitten.
Gij beklaagt U erover, dat gij van den gevormden
consumentenprijs zulk uiterst klein gedeelte ziet toe
gewezen, terwijl op U de grootste zorg en verant
woording drukt. Gij acht het en niet ten onrechte
een hemeltergende misstand, dat de tusschenhandel en
de industrie met het leeuwendeel gaat strijken, maar...
Hoe wilt gij ooit tot een betere en eerlijker verdeeling
komen, wanneer gij niet erbij zijt, wanneer over al
deze zaken beraadslaagd wordt. Die anderen zien hun
belangen wel in, die vormen één front en laten degenen,
die van „beginsel" en „verraad" spreken, maar stil
letjes praten.
Thans moet alles erop gezet worden on^ de ontwikke
ling der verhoudingen, den opbouw der Nederlandsche
samenwerking bij te houden!
Daarvoor, boeren, is allereerst noodzakelijk Uwe aan
wezigheid thans in den Landstand en zijn verschillende
organen en instellingen. Want door Uw persoonlijken
inzet alleen kunt gij de toekomst veroveren.
S.
Het zal noodig zijn dat de jonge boer inzicht tracht
te verkrijgen in de verschillende stelsels zoowel in de
stelsels die achter ons Jiggen o.a. liberalisme, socia
lisme, als in het nieuwe nationale en sociale stelsel.
Zonder plichten geen rechten.
Alleen door een grondige studie kan dan de jonge
boer vaststellen welke zijn rechten en zeei zeker ook
zijn plichten zijn. Hoewel hij hier natuurlijk niet uit
het oog moet verliezen dat wanneer hij geen plichten
aanvaart, zeer zeker op geen rechten aanspraak kan
maken. Zonder plichten geen rechten, geldt hier
vooral.
Op economisch terrein moeten een zuiver inzicht ver
worven worden in de landbouw-economie en de alge-
meene economie om zoodoende ook den landbouw zijn
juiste plaats te verschaffen in de economische structuur
van ons land.
Als hierin dan de boer zijn plaats weet en aan de
hand hiervan ook zijn plaats kent in de economische
structuur van het nieuwe Europa, dan kan de boer
op dit terrein zelf zijn zaken regelen zonder mede
werking van allerlei groote en kleine geldmagnaten
die voorheen de prgzen bepaalden van zijn producten.
Het sociale en het economische zijn hier onafscheide
lijk verbonden daar in net verleden dadelijk U ge
bleken dat talrijke misstanden op economisch gebied
oorzaak zgn geweest van den strijd op sociaal gebied.
Betreft het voorgaande voornamelijk den boer als
werker, als mensch heeft de boer ook een taak te
vervullen in zijn volk. De ooerenstand is een funda
ment van de volksche cultuur en een nooit verdrogende
frissche levensbron voor ons volk. En daarom moet
de boerenjeugd, die straks den boerenÉlmd vormt, ook
deze opgave als levensbron voor ons volk kunnen ver
richten. Ook dit is alleen te bereiken door een grondige
studie van onze eigen boeren-#ultuur, zoodat wij deze
straks, opnieuw verfrischt, aans ons geheele volk
kunnen schenken.
Dan pas en dan alleen -zullen wij weer vrge boeren
kunnen worden. O.