V erantwoordelijkheid Ontwikkeling van clen boer T OT voor enkele tientallen van jaren was het land bouwbedrijf een ervaringsbedrijf. Zooals vader en grootvader gedaan hadden zoo deden ook de zoon en de kleinzoon. Door ervaring hadden zij ondervonden, dat dit of dat niet goed was, dat men niet zus maar zoo moest handelen om geen misoogst te krijgen. Zoo'n leerschool is goed, maar ook duur. Want: door schade en schande wordt men wijs. VRIJDAG 2 OCTOBER DE LANDSTAND PAGINA 7 voorziening ingesteld: zelf worden de paarden, koeien en varkens aangefokt, zelfs zaaigranen worden gese lecteerd. Maar ook het krachtvoeder voor de varkens en de Roeien verbouwt men hier zelf: dit is wel een yan de redenen, waarom deze erfhoeven van geslacht op geslacht in het bezit van dezelfde families konden blijven. "Wij Nedterlandsche families; dit is het geheim, waar door wij ons hier geheel thuis voelden. Want telkens kwam de gedachte naar voren: zoo hebben de boeren bij ons vroeger ook geleefd, zoo gericht, rustig en vast geleid waren bij ons vroeger ook de bedrijven. En zoo had het bij ons ook nog kunnen zijn, alsMaar onze vriendelijke gastheer wilde in zijn kwaliteit als burgemeester van Pruisisch Koningsdorf ons zijn dOrp ook nog laten zieD en nadat wij getracteerd waren op zelf-gebakken tarwe- en roggebrood met spek, moesten wij den gerichts-eik N tijden, die moeilijk zijn, groeien de eigenschappen, benoodigd om boven die moeilijkheden uit te komen, en ze te overwinnen. Soms langzaam, voor velen zelfs niet zichtbaar, maar ze ontwikkelen zich, ont plooien zich en zullen wederom toonen, dat de oer kracht om te blijven bestaan, en een hooger plan te bereiken, zich in nieuwe vormen gaat openbaren. Men hoort nog al eens meeningen uiten over het een en ander, b.v. ook over den huidigen gang van zaken in sociaal en economisch oogpunt, die weinig begrip toonen en een wel zeer oppervlakkig inzicht verraden, wat den geheelen algemeenen toestand betreft. Ons gevoel van verantwoordelijkheid dient ons er ech ter toe te dwingen, kennis te nemen van de feiten, die wijzen op zoo groote veranderingen, dat vroegere meeningen en voormalige gedachten omtrent een en ander herziening oftewel vernieuwing vereischen. En een ieder, die zich zijn verantwoordelijkheid tegenover zijn bedrijf, zijn gezin, de gemeenschap en zichzelven bewust is en daarnéf opbouwend wil handelen, doet slechts wat zijn plicht is tegenover anderen en zichzelf. Beschouwen wij nu eerst de bedrijfsverantwoordelijkheid. Hier ligt voor iederen boer de primaire taak tot voortbrenging der eerste levensbehoeften. Het directe eigenbelang zal uiteraard reeds tot groote inspanning der krachten aanzetten. Doch het besef, dat wij door ons werken een gemeenschapsbelang van de eerste orde dienen, is noodig om ons het sociale inzicht bg te brengen van onze waarde voor het geheel. Dit inzicht brengt ons dan het begrip van onze stands waarde en bij miskenning van onze plichtsvervulling, een gezonde prikkeling van onze standseer. We ken nen allen de verschillende bezwaren, die de uitoefe ning van het bedrijf thans nog ondervindt, laat ons echter duidelijk inzien, dat dit tijdelijke moeilijkheden zijn, veroorzaakt door de noodzakelijke oorlogs-eco nomie. Deze zal echter weer een einde nemen en dan zullen door de voltallige toepassing van wetenschap en techniek welvaartsmogelrjkheden geopend zijn van van ongekende grootte, op sociaal economisch gebied in het bijzonder. Dan pas zal de nieuwe orde zich gaan verwerkelijken! Spreken wg over d'e verantwoordelijkheid tegenover het gezin, dan rijst in de eerste plaats voor ons op de toekomst der jongeren. Wij hebben, geloof ik, hoe verschillend wij overigens over vele dingen denken, dit wel met elkaar gemeen, dat wij het opgroeiende en het komende geslacht de beste levensvoorwaarden willen bereiden. Deze bestaan echter niet alleen uit sluitend uit een gunstigen financieelen toestand, zoo als zoovele materialistisch aangelegden denken, maar vooral in de sociale positie, die het agrarische deel onzer bevolking zal weten te bereiken. En slechts door eigen kracht, door een eensgezinde organisatie en algemeen? organisatie als onze Landstand, is te verkrijgen, dat de toekomstige positie van een aanschouwen. Die breede oude boom midden in het dorp, onder wiens takken vroeger recht werd gespro ken en die nu nog altijd het levende middelpunt is van alle feesten en plechtigheden. En de dorpsherberg ook een ,,musterkrug" Hier wachtten ons enkele der andere hoevenbezitters, Nederlanders van afkomst en hartelijk werden wij door hen begroet als landslieden. Op de zolderbalken in de gelagkamer waren boeren spreuken geschilderd, meest in Saksisch dialect. De zelfde spreuken en gezegden, zooals oude menschen die bij ons ook nog weten. Pruisisch Koningsdorf is een „musterdorf". Het is ook een voorbeelddorp voor ons, een voorbeeld van Nederlandsche boerenkolonisatie uit heel oude tijden, een sterk verleden, waard om als voorbeeld te dienen voor de geslachten van thans. DE JONG ieder, die werpt op het land, veilig gesteld zal kunnen worden. Hieronder versta men d!an in het bijzonder een be hoorlijke belooning naar de gebrachte prestatie en een sociale waardeering naar de waarde voor het ge heel. Niet meer, maar ook niet minder. En als wij nu weten, wat het verleden in dit opzicht heeft gebracht, mag er eigenlijk geen twijfel bestaan of een ieder zonder onderscheid zal er zich mede voor inzetten, om deze doeleinden, ten bate van de jongeren, te be reiken. In de verantwoordelijkheid tegenover de gemeenschap ligt voor ons allen, meen ik, wel het moeilijke punt. Zoo individualistisch als wij zijn aangelegd en opge voed, is er heel wat toe noodig om de dingen breeder en zuiverder en eerlijker. d*an uit een persoonlijk oog punt te bekijken. De strijd om het bestaan heeft onze egoïstische neigingen werkelijk niet verminderd. En toch staat het voor mij vast, dat ontelbaar velen in hun binnenste met mij medegevoelen, dat het anders moet, terwille van ons eigen behoud, ter voorkoming van den chaos. Als onderdeel van het geheel van onze gemeenschap, hebben wij het grootste belang bij de welvaart dier samenleving. We hebben nu toch zeker wel „geleerd", dat als één lid lijdt, allen daaronder lijden. En waar zoovele gedeelten van de gemeenschap lijden, heeft dat zijn natuurlijke ongunstige terugslag op het geheel. Hierin ligt logischerwijze besloten, dat allen gebaat zijn bij de welvaart van het ge heel en wij om redenen van persoonlgk belang en uit gezond idealisme mede dienen te streven naar een verheffing van het geheel! Onze verantwoordelijk heid wijze ons hier den weg! Wat tenslotte de verantwoordelijkheid tegenover ons zeiven betreft, wordt in dezen benarden tijd, nu zoo veel wat als vaststaand beschouwd werd, wankelt en nieuwe gedachten en nieuwe vormen zich baan bre ken als het ware een beroep gedaan op ons ieder individueel, om te ijveren en te strijden voor cultuur en beschaving, die door de macht ender ontbindnig bedreigd worden. Ik voor mij neem aan, dat die roep weerklank zal vinden bij zeer velen, al wordt dat dan niet zoo openlijk geuit. De drang bij allen echter die in wezen positief ingesteld zijn, zal en moet ons drijven tot een opbouwenden geest, gemanifesteerd door den wil van ons groeiende sociale bewustzijn, dat vraagt om en verlangt naar zuiverder, mensche lijker toestanden. Ik weet het, er is moed en ver trouwen toe noodig in deze dagen, nu vertwijfeling en angst bij velen hoogtij vieren, te kunnen en te willen zien naar een blijdere toekomst. Toch geloof ik, dat wij slechts dan voor ons zelf verantwoord kunnen zijn, als wij de overtuiging in ons zelf kunnen meedragen, dat wij ons niet hebben laten weerhou den door vooroordeel of verouderde opvatting- om onzen plicht te doen en onze schouders te zetten onder de zaak van ons aller welzijn! N. K. Tegenwoordig is het landbouwbedrijf een wetenschap pelijk bedrijf. Door gebruik te maken van de ervarin gen van bekwame landbouwers, door het controleeren van hun ervaringen op proefvelden en in stallen, door het nemen van proeven in proefstations en op proef bedrijven, door het invoeren van landbouwwerktuigen en het gebruik, maar ook de vervaardiging van kunst meststoffen is de landbouw uitgegroeid tot een weten schap. En de grondslagen van deze wetenschap moet tegenwoordig iedere boer kennen om tot de beste en de hoogste productie te komen op zijn bedrijf. Het is niet meer genoeg, dat hij de prijs kent van de verschillende kunstmeststoffen, maar hij moet ook de scheikundige samenstelling weten om daardoor te weten, waar, wanneer, hoe en in welke hoeveelheden hij die moet gebruiken. Het is niet meer voldoende, dat hg kan melken, maar hij moet ook weten hoe hij de beste en de meeste melk kan winnen, door ook te weten hoe hg moet fokken en hoe hij moet opfokken en voederen om dit te berei ken. Hij moet niet alleen de ploeg kunnen besturen, maar ook de maai-, de zaai- en de schoffelmachine kunnen hanteeren en in staat zijn om kleine reparaties of sto ringen zelf te kunnen uitvoeren of opheffen. Verder moet hij ook weten, hoe de bewerking van zijn ver schillende perceelen moet zijn roede in verband met de verschillende vruchten, die hij erop wil winnen. Het is niet meer voldoende, dat hij op een schuurdeur of aan den binnenkant van het kabinet enkele strepen en getallen zet met krijt of potlood, hij moet wel dege lijk een behoorlijke boekhouding kunnen voeren om de resultaten van zijn bedrijt te kunnen vaststellen, niet alleen van het geheel, maar ook in zijn onderdeelen. Iemand, die werkelgk .een goede boer wil zijn, moet tegenwoordig een hoeveelheid kennis hebben, die min stens gelijk staat met die van een goed timmerman of metselaar-vakman, ja, daar zelfs nog bovenuit steekt. Hg moet namelijk niet alleen goed kunnen lezen en schrijven, rekenen en stellen, maar hij moet ook kennen de beginselen van de scheikunde en de natuurkunde, den bouw yan de planten en de dieren, de samenstelling van voedermiddelen en kunstmest stoffen, den aard en de structuur van zijn gronden, de eigenschappen van zijn vee en van zijn cultuurplan ten, onkruiden, ziekten en beschadigingen mogen hem niet vreemd zgn, hij moet op de hoogte zgn van de zuivelbereiding, van de veevoeding, van de groente teelt en van de fruitteelt. Daarnaast dient hij kennis te hebben van zgn eigen aard, van den boerenaard, van boerendeugden en van diens ondeugden, van boerenzeden en boerencultuur, van hoereneer en boerenstand. Eerst dan kan men van hem zeggen dat hij een goeden boer kan zijn. Dan kan hij begrijpen, welke plaats hg in de maatschappij inneemt, waarop hij recht heeft, maar wat ook zgn plicht is. Dan kan hg zijn bedrijf tot de hoogste opbrengsten brengen ten voordeele van zgn eigen portemonnaie, maar ook ten bate van ons eigen volk. Want hoe meer de boer produceert en aan den grond onttrekt, hoe rgker ons volk is en hoe meer goederen het kan verbruiken tot nut en genoegen. Dan kan hij begrijpen, hoe hg een klein, maar onafscheide lijk deel is van den heelen Nederlandschen boerenstand, van den „stand die volkeren voedt". Dan eerst zal hg beseffen, wat boeren-eer, boerentrots, maar ook wat boere^adel is. Weer staat de gelegenheid open voor iederen jongen boer, om deze nuttige, ja noodzakelijke kennis op ta doen. De winter doet spoedig zijn intrede weer en alom in den lande staan verschillende instellin gen open om den jongen boer te ontvangen, om hem te vormen tot een goeden boer. In elke provincie bevinden zich enkele winterscholen, dia honderden boerenjongens, liefst met eenige voor-ont wikkeling, gedurende twee winterhalfjaren les geven, in een tijd dus, dat de leerlingen thui9 ook het best gemist kunnen wórden. Bijna honderd lagere landbouw scholen vangen de leerlingen rechtstreeks van da lagere school Op, om hun gedurende 4 jaar wekelijks één of twee dagen onderricht te geven. En duizenden winteravondcursussen worden binnenkort weer ge opend om die boerenjongens, die geen school kunnen bezoeken, toch in de gelegenheid te stellen om -ele mentair landbouwonderwijs te ontvangen. De gelegenheid is er voor iederen jongen, die het wer kelgk zoekt.' Grijpt deze kans, want zij zal beslissend zijn voor Uw toekomst. En gij zrjt het verplicht aan Uw Boereneer. Z.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 7