De teelt van
VRIJDAG 16 OCTOBER
DE LANDSTAND
PAGINA 11
(Lactuca sativa capitata L)
ROPSLA neemt als vroege voorjaarsgroente een
eerste plaats in. Volgens het jaarboek van het Centraal
Bureau van Veilingen over 1939 werd er in totaal in
Nederland op de veiling aangevoerd:
Aanvoer Waarde
Glassla 108.558.500 stuks ƒ3.681.805.—
Natuursla 90.758.000 stuks 869.323.
Totaal 199.316.500 stuks ƒ4.551.128.—
Uit deze gegevens zien we de groote economische be-
teekenis van de slateelt onder glas. De grootste aan
voer van dit product heeft Zuid-Holland met ongeveer
84 van het totaal in Nederland.
Dat de kropslateelt onder glas op zoo groote schaal
wordt beoefend, vindt zijn oorzaak in het feit, dat dit
product gedurende het geheele jaar in binnen- en bui
tenland wordt gevraagd. De teelt eischt betrekkelijk
weinig warmte en daardoor is de kropsla uitstekend
geschikt als voorteelt voor tomaten in warenhuizen.
Sla als tusschenteelt is niet aan te bevelen. Het is een
mooie maar tevens een lastige teelt voor kassen en
warenhuizen.
Grond en bemesting
Niet elke grond is voor de slacultuur geschikt. De
grond moet van nature vochthoudend, humusrijk en
voedingrijk zijn
Aan de bemesting dient veel aandacht besteed te
worden.
Dit in verband met het randen van de sla. Overvloe
dige bemesting evenals een te hooge zoutconcentratie
verhoogt het gevaar voor randen.
Voor een goed gewas sla zijn geconcentreerde mest
stoffen aan te bevelen, zooals: diammoniumfosfaat en
kalisalpeter.
Voor de toe te dienen hoeveelheden kan alleen het
grdhdonderzoek een juist inzicht geven. In oude kas
sen, die reeds jaren voor andere teelten zijn gebruikt,
blijft het gevaarlijk sla te zetten met het oog op de
hooge zoutconcentratie. Bij warenhuizen worden vaak
de ramen in het najaar er afgenomen. In een regen
periode zal de grond dan weer in een goede conditie
komen.
Ook na een zorgvuldige uitspoeling kan men vooral
op humusrijke opdrachtige gronden weer met succes
sla poten. Per vierkante roe 14.21 m2. wordt als de
grond weinig voedingsstoffen bevat, kg. kalisal
peter -f- kg. kalkammomsalpeter -f H kg. dubbel-
super gegeven.
Het zaaien
Een belangrijk punt is het kiezen van de juiste varië
teit. De beste en meest gebruikte variëteit is „Mei
koningin".
1 Gram slazaad bevat 688 zaden, een ons dus rond
65000 zaden. De kiemkracht van goed slazaad is vaak
98 zoodat men hieruit 50 êL 60.000 pootbare plan
ten zou kunnen verwachten.
Men zaait één ons op 100 ramen, waaruit in de prac-
tijk meestal 35 40.000 planten komen. De zaaitijd
is 1018 October. In de eerste plaats komt de vraag
naar voren, waar we de plantenrijen zullen aanleggen.
Niet elke willekeurige plaats is daarvoor geschikt. De
Sla voVbeldgepoot
ervaren kweeker wéét waar nij de zuiverste planten
kan kweeken. Op een laag en nat gedeelte heeft men
veel kans dat de jonge planten wegsmeulen. Voor het
gelijkmatig uitzaaien -wordt het zaad vaak met wat
zand vermengd.
Na het zaaien wordt de grond licht geplakt en vervol
gens met zand afgedekt. Na een week komen ze op.
Ruim luchten is dan noodig om de planten langzaam
en stevig te doen opgroeien.
Indien noodig motten de plantjes spoedig na het opko
men gedund worden, zoodat ze allen vrij van elkaar
komen te staan en er per raam hoogstens 500 stuks
overblijven.
Verspeenen
Het eenvoudigst is de sla niet te verspeenen maar
direct ter plaatse uit te poten. Door de strenge win
ters van de laatste jaren is dit in veel gevallen niet
mogelijk geweest. Wil men ze als groote plant ter
plaatse poten, dan is «het zeer gewenscht, zooals de
laatste jaren steeds meer gebeurt, de jonge plantjes
in een klein perspotje te zetten, hier in te laten over
winteren en deze in het voorjaar uit te zetten..
Het uitpoten
Na half November begint men met het planten van
de sla. Onder platglas wordt vaak sla geteeld als voor
vrucht voor komkommers in de warme rijen. Deze
worden geplant of in het najaar (November) of in
Februari.
In kassen en warenhuizen wordt de sla als regel vol-
Sla in stookwarenhuis.
veld gepoot op 25 cm. in de rij en ook 25 cm. tusschen
de rijtjes. Per m2. komen er 16 plantjes dat is 224
stuks per rr2.
Cultuurzorgen
De uitgepote sla zoowel als de plantenrij worden ge
durende den winter met rietmatten bedekt, om ze
indien mogelijk, vorstvrij te houden. Vooral de plan
tenrij dient goed afgedekt te worden tegen de vorst.
In den laatsten winter is het plantmateriaal in tal
van gevallen radicaal bevroren geweest. Slechts daar
waar een voldoende bedekking aanwezig was, is de
schade minder geweest. Twee rietmatten of dubbel glas
met een rietmat bleek afdoende beschutting te geven.
De rietmatten mogen in de wintermaanden op de plan
tenrij dus nooit ontbreken.
Temperatuur
Sla wordt zoowel in gestookte als in koude kassen
geteeld. Het mooist ontwikkelt de sla zich, indien ze
in de stookkas vorstvrij kan worden gehouden, ze
groeit dan regelmatig door. Gaat men werkelijk sto
ken, d.w.z. wil men gedurende den winter de tempe
ratuur eenige graden opvoeren, dan zullen de uitkom
sten door gebrek aan licht weinig bevredigend zijn.
De verhouding warmte tot licht, deugt niet waardoor
de blaadjes spichtig en hun opschieten.
Men mag in de maanden December en Januari niet
stoken, alleen vorstvrij houden. In Februari is er aan
zienlijk meer licht, er komt groei in de sla en men
mag 's nachts hoogstens 10 C. 50 F. houden
en overdag met zon loopt de temperatuur zonder eenig
nadeel op tot 15° C,
Sla laat zich niet stoken tot de oogst, zoodat men
eerder moet eindigen. Het beste stadium is, zoodra
de kropvorming begint. Treedt er echter nog nacht
vorst op, dan moet de kas beslist vorstvrij gehouden
worden. De halfwas en volslagen krop zijn zeer ge
voelig voor vorst.
Ziekte en bestrijding
Een veel voorkomende ziekte is het „wit" (Bremia lac-
tura Reg.). Deze ziekte wordt sterk bevorderd door
hooge luchtvochtigheid gepaard gaande met hooge
temperatuur. Bij jonge plantjes, die heel dicht staan,
treedt vaak „wit" op. Een donzig wit beslag vertoont
zich aan de onderzijde van de bladeren.
Door een ruimen stand en veel luchten kan de aan
tasting grootendeels voorkomen worden. Een goed be
strijdingsmiddel is fijne stuifzwavel zoo licht mogelijk
tusschen de planten gestoven. Aangetast plantmate
riaal mag men natuurlij^ nooit uitpoten. Ook wanneer
de sla bijna oogstbaar is, treedt de ziekte nog vaak
op. Rijk luchten en eenige malen licht met zwavel stui-
I -sul
Sla in koud warenhuis.
ven en indien mogelijk vlug oogsten. Bij gestookte sla
kan men wat zwavel op de pijpen strooien als met het
stoken begonnen, wordt.
Botrytus of smeul
Dit is een bodemschimmel, die de wortelhals en de
onderste bladeren aantast, waardoor de plant gelijk
bij den grond afrot. Droge lucht gaat de aantasting
tegen, dus veel luchten. Oude kasgronden zijn vaak
zoodanig besmet dat de slateelt vrijwel onmogelijk is.
Op zulke sterk besmette gronden past men daarom
een ontsmetting met Brassicol toe.
Men gaat als volgt te werk:
Behandeling van den grond vóór het zaaien: per 100
ramen 400 a 500 gram Brassicol, vermengd met droog
zand (1 deel Brassicol 4- 3 deelen zand) gelijkmatig
uitstrooien en daarna licht inharken. Direct na het
zaaien nog 2 ons Brassicol per 100 ramen over den
grond stuiven. Ongeveer 14 dagen later volgt de 2e
bestuiving. waarvoor per 100 ramen 300 400 gram
wordt gebruikt.
Indien noodig wordt 10 dagen later een 3e bestui
ving uitgevoerd.
Sterk besmette grond voor het planten van de sla met
Brassicol behandelen, zooals voor het zaaien is aan
gegeven. Daarna kan de sla direct gepoot worden.
Ongeveer 1014 dagen later per 100 ramen, 3 ons
Brassicol verstuiven. De tweede verstuiving wordt
indien noodig 1014 dagen later uitgevoerd. Deze
tweede bestuiving moet steeds na het schoffelen of
schrepen uitgevoerd worden, nimmer daarvoor.
Verder moet men de oppervlakte van den" grond zoo
droog mogelijk houden.
Luis-aantasting kan de geheele oogst waardeloos
maken. Nicotine-rookpoeder is een afdoend bestrijdings
middel.
Jonge plantjes worden voor het uitpoten zorgvuldig
bespoten met 0.1 nicotine: 100 gram zuivere nico
tine van 98 op 100 liter water of gerookte met
nicotine rookpoeder. Per kas van 20 vierkante roe
oppervlakte wordt 1 kg. rookpoeder gebruikt. Als
men de eerste berooking uitvoert, zoodra de plantjes
elkaar raken, en de tweede wanneer de planten gaan
kroppen, dan behoeft men geen luis in de sla te hebben.
Het „randen"
In verband met de bemesting is hierover al iets
gezegd. Het „randen" wordt opgeroepen als de- ver
damping grooter is dan de vochtopname. Iedere kwee
ker weet hoe plotseling bij een warmen dag het ran
den nevig kan optreden. In verband hiermee moet de
sla als het kan, begin April geoogst zijn.
Om eht randen te voorkomen, moet men brj felle zon
niet meer gaan luchten, want het gevolg is dat de
kaslucht drogen en de verdamping nog grooter wordt.
Het beste is de kas iets te beschermen, en eenige
malen per dag heel fijn over de planten te broezen
om de luchtvochtigheid op te voeren. Als de grond in
goede conditie verkeert en de juiste bemesting wordt
toegepast, en bovendien tegen het oogsten nauwkeurig
op de temperatuur en luchtvochtigheid wordt gelet, is
de kans op „randen" van de sla uiterst gering.
IR. J. M. RIEMENS
Slakroppen van „Meikoningin". Selectie Proeftuin
Foto's van den schrijver