Indrukken en gedachten De groote trek kan beginnen Bij de herdenking van Oom PauVs" geboortedag Ie Jaargang No. 41 Vrijdag 16 October 1942 IX Soms krygt men brieven van lezers, die niets dan jammerklachten bevatten over de veelevering of over wat anders. Soms zijn het wenschen die door de betreffende afdeeling van den Landstand, waaraan we ze doorgeven, direct bevredigend kunnen worden op gelost. Maar een ander keer zijn de opmerkingen on redelijk. Zelden ontvangen wy een brief waaruit nu eens naar voren komt dat de schrijver verder kijkt dan zijn eigen omstandigheden. Meestal gaat het om een hooger materieel loon, dat men eischt voor aan de gemeenschap geleverden arbeid. Op zich zelf is het noodig de jaren in het verleden hebben zulks ruim schoots bewezen dat de boer voor zich en de zijnen zelf opkomt, zich doet gelden, omdat hij anders wordt vergeten. Maar daarnevens blijft de plicht zich vol ledig in dienst van zijn volk in te zetten. En is het niet dikwyls nog zoo dat men wel van een ander eischt dat hij zijn plicht doet, maar deze zelf zoo gemakkelijk verzaakt? Hoevelen van u, lezers, hebben het beter dan eenige jaren terug en tochals uw offer gevraagd wordt voor Winterhulp, hoe klein is dan nog uw gifft. Meestal is het zoo dat men alles wil aanvaarden van den nieuwen tijd dat voordeel brengt, maar dat men vol bezwaren zit, zoodra er geofferd moet worden. Winterhulpbij dragen zijn daar een sprekend voorbeeld van. Moge het anders worden, moge het zoo worden dat gij er een eer instelt ook op die wijze te toonen dat gij u deel voelt van de gemeenschap en weet wat dan uw plicht is en geeft zonder te zien naar wat uw buurman doet. Ergens in Mein Kampf zijn door Adolf Hitler de vol gende woorden geschreven: „Het materieele loon kan varieeren naar het voor deel, dat de gemeenschap van onzen arbeid heeft; maar het ideëele moet worden bepaald door de waar- doering; en die komt ieder toe, die de krachten, welke de natuur hem schonk, en welke zijn volks gemeenschap ontwikkelde, gebruikt om zijn volk te dieneh." Deze woorden bevatten veel stof tot overdenking. Alleen reeds indien alle menschen die zeggen den nieuwen tijd te zijn toegedaan hier het voorbeeld gaven, zal de wereld er in de toekomst reeds heel anders gaan uitzien. En door hun voorbeeld zouden anderen wellicht ook hun krachten meer gebruiken in dienst van hun volk en zou er inderdaad een hechte volks gemeenschap kunnen worden opgebouwd. Ons bepalende tot het terrein van den Landstand kun nen we allereerst constateeren dat het materieele loon dat den boer in het verleden ontving* op geen stukken na in verhouding stond tot het voordeel dat de gemeen schap van zijn arbeid had. Dat is nu nog evenmin het geval, maar het is beter geworden. De oorlogsomstan digheden maken het echter niet mogelijk om dat ma terieele loon wel in evenredigheid te doen zijn met de aarde die de landbouwarbeid voor de gemeenschap heeft. Het is echter verkeerd daarop critiek te uiten zooals sommigen doen, die geen oog hebben voor de enorme verbeteringen die reeds zijn aangebracht. Men maakt ons niet wijs dat het nog even zoo beroerd is als voor dezen oorlog, zooals sommigen het stellen#, Als men vergelijkingen maakt, weet men wel beter. Ook het ideëele loon van den boer en van den land arbeider, kortom van al degenen die tot het landvolk gerekend kunnen worden, stond voorheen in geen enkele verhouding tot hun prestaties in dienst van de gemeenschap. Dat vooral is nu heel anders geworden! Maar, zal ook deze belooning in evenredigheid komen tot hetgeen de boer voor de volksgemeenschap betee- kent, dan zal menig boer nog meer dan reeds geschiedt, de krachten die de natuur hem heeft geschonken, moe ten gebruiken om zich in dienst te stellen van het geheele volk. Deze opgave is uitzonderlijk moeilijk, omdat bij velen het egoïsme dikwijls zegeviert over het dienen. Als men er voor zich zelf geen voordeel in ziet, doet men iets niet gemakkelijk, óók niet omdat de gemeenschap er belang bij heeft. En men vraagt soms wel eens erg gauw waardeering en belooning zonder dat de geleverde prestatie dat nu direct wettigt. Zoo vergeten velen dat wij in oorlogsomstandigheden zijn en dat, óók al leven we in bezet gebied, het ieders plicht is de overheid te gehoorzamen. Toen wij onder diverse regeeringen uit ons eigen volk leefden en deze den boerenstand elke waardeering onthielden en even zoo ook het materieele loon vergaten, doordat het inzicht en soms de wil ontbrak, hadden wij allen toch tot plicht de gegeven voorschriften op te volgen. En het geschiedde, zij het onder protest. In dit verband moge ik nog eens herinneren aan de kalverteeltrege- ling. Deze regeling werd in het leven geroepen om de melkproductie te beperken. En de gevolgen waren gelijk uit tal van kringen uit den boerenstand was voorspeld: precies andersom. De melkproductie werd sedert de invoering van de kalverteeltregeling steeds grooter doordat het gezond verstand van den boer overheerschte. En dat was in dezen dat hij zijn koeien langer aanhield en zijn melkveestapel ging uitbreiden nu zijn kalverstapel werd ingekrompen om toch zijn land voldoende te kunnen uitnutten. Toch werden de voorschriften, die werden gegeven, opgevolgd, zij het onder protest. Wij brengen dit feit nog eens in herinnering, omdat ons kortgeleden een opmerking werd gemaakt over hetgeen wij schreven in De Landstand van 4 Sept. j.l. Wy hadden het er toen over dat ten tijde van de kalverteeltregeling in ons land een overheid het beleid voerde tegén de natuurlijke orde der dingen in. En we lieten er op volgen: „Indien er toen geen boeren waren geweest die tusschen de mazen van het net, dat over hun bedrijven was gespannen, heen kropen, zou het er in ons land thans waarschijnlijk bedroevend uit hebben gezien met onze voedselvoorziening." Som migen hebben daaruit gelezen dat wij goedkeurden als er vroeger tegen gegeven voorschriften werd gehan deld. Zoo is het allerminst. Met het door de mazen van het net heen kruipen hebben we niets anders bedoeld dan hetgeen we boven schreven: dat de boeren die de melkveestapel uitbreidden er voor zorgden dat de melkproductie niet verminderde, zooals men met de kalverteeltregeling beoogde. Deze vergrootte melkveestapel is ons volk nu we geheel op eigen vetvoorziening zijn aangewezen ten goede gekomen. Als de melkopbrengst inderdaad door de kalverteeltregeling was verkleind, zou het er thans met de vetvoorziening nog slechter hebben uitgezien! Nogeens: de overheid dient te worden gehoorzaamd en de voorschriften dienen te worden nagevolgd, óók al voorziet men dat het resultaat verkeerd zal zijn. Zoo was het vroeger en zoo is het nu nog, ook al zijn we bezet gebied. Het opmerkelijke is echter dat sommige menschen, die de vroegere overheden door dik en dun verdedigden, het thans niet zoo nauw nemen met het opvolgen van overheidsmaatregelen. Meestal zyn de menschen die de felste critiek hebben of zich ook aan het Landstand-werk niets gelegen laten liggen, het zelfs tegenwerken, dezelfde menschen die clandestien koopen en verkoopen toejuichen en er aan mee doen als het te pas komt. Dat zij geen recht op waardeering hebben, dat ze zelfs daardoor oorzaak zijn van het nemen van steeds ingrijpender maatregelen, waardoor de goedwillenden tegelijk worden gestraft, schijnen ze niet te beseffen. Is het met de lamlendigheid van meerdere werknemers niet evenzoo en halen deze de Nederlandsche naam daardoor niet danig naar beneden Helaas ja! Mogen steeds meerderen dat inzien en beseffen dat zij, willen ze aanspraak maken op gelijk berechtiging, zij alle krachten welke hen geschonken zijn en welke de volksgemeenschap ontwikkeld heeft, gebruiken om hun volk te dienen. Dan, maar dan ook alleen zal Nederland wederom met de mooiste parel aan het Germaansche snoer kunnen worden vergeleken. TER HAAR. Z. H. Ex. Stepanus Johannus Paulus Krüger, in leven Staats-President der Zuid-Afrikaansche Republiek. Geboren 10 Oct. 1825, overleden 14 Juli 1904 OQ luidt het eenvoudige grafschrift van den man, wiens geboortedag dezer dagen werd herdacht. Zijn levensloop vanaf Krüger's geboorte onder den hel deren Zuid-Afrikaanschen hemel tot zijn sterven in het door sneeuw-bedekte Zwitsersche bergland één groote strijd voor zijn heldhaftig volk heeft ons iets te zeggen. Zooals dat leven vol zorgen en opofferingen was, was zoo niet het lieven van iederen boer in dat stamverwante Zuid-Afrika? Werden zijn zorgen niet gedeeld door een ieder en was zijn ideaal niet het ideaal van een ieder: een vrij Boerenvolk? „Oom Paul's" levensgeschiedenis: de geschiedenis van het Boerenvolk zélf. Wanneer wij denken aan Paul Krüger, dan denken wij aan den strijd tegen het overheerschende Albion: den Boerenoorlog. En toch zou Krüger misschien nooit zijn opgestaan als leider van het Boerenvolk, wanneer daar niet die zware periode in zijn leven was geweest, het tijdperk, waarin hij werd gevormd, dat een leerschool voor hem was en waarin zijn harde en standvastige Boerenaard zich zóó kon ontwikkelen, dat hij later in zyn leven de zware leiders-taak op zijn schouders durfde nemen. Die periode was „De Groote Trek", die zware en moei lijke tocht langs onbegaanbare wegen naar een onbe kend land, dat was het tijdperk, waarin Krüger mee trok met de ossewA-karavaan en hij was toen nog slechts twaalf jaar reeds met het geweer in de hand stond om de Boerenwagen-kampen te verdedigen. Die tocht maakte Krüger hard en vastberaden, in dien tocht ook leerde hij de waarde beseffen^Tan een vei lig en verzekerd bestaan voor zijn volk, dat gaf hem de kracht dat bestaan te verdedigen tegenover Enge- lands heerschzucht. Voor ons, Nederlandsche boeren, valt er veel te lee- ren uit de geschiedenis van Krüger en zijn dappere

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 1