Soldaat en boer
Belangri jke data
VRUDAG 16 OCTOBER
DE LANDSTAND
PAGINA 5
zich zullen afvragen of dit woord van vreemden oor
sprong is, wanneer men het in geen goed Neder-
landsch woordenboek kan vinden. Dit is verkeerd ge
dacht. Sibbe, het oude woord voor familie, is in den
loop der jaren verdrongen door het laatste. Toch is
het niet dood, het leeft nog voort in verschillende
dialecten, zooals de Friesche, die van het Oosten eh
het Noorden uit ons land. Ver van huis behoef ik
niet te gaan, om dit woord nog levend en wel te ont
moeten. In het Groningsche dialect bestaat het nog
in uitdrukkingen als „Hal is nog sibbe tot ons," of
„Zai was mien sib-meuike". Hierdoor wordt de be
langrijkheid en daarbij het interessante van onze eigen,
levende dialecten nog eens geaccentueerd, staan de
verachters van de streektalen voor den zooveelsten
keer met beschaamde kaken.
Een andere vraag zal zijn of er werkelijke belang
stelling voor sibbekunde bestaat, of een en ander niet
van een geforceerd karakter is, wanneer de belang
stelling daarvoor gevraagd wordt. Persoonlijk geloof
ik, dat het laatste geenszins het geval is. Er leeft
een echt geïnteresseerd-zijn voor de sibbekunde onder
het volk. Tracht dit niet als een ziekelijke manie uit
te leggen, wanneer menschen onderling haarfijn weten
uit te pluizen, hoe ver een bepaald persoon familie
van hen is. In het Groningsch mag iemand, die on
verschillig hier tegenover staat, wel zeggen: „Wat
interesseert mie dat? 't Is zoo ver weg, dat je 't
mit 'n spint grau aarten oetrekenen mouten", in de
kern is het niet anders dan zuivere sibbekunde: het
saamhoorig gevoel tot één familie te behooren. Voeg
hierbij de waarachtig-gevoelde belangstelling voor
verhalen de eigen voorouders betreffend, dan vindt
men hier sibbekunde, weliswaar in zeer eenvoudigen
vorm, maar dan toch zeer zeker zoo hecht en zoo
zuiver, dat het als 't ware het fundament vormt,
waarop verder gebouwd kan worden. Waarlijk, hoe
zeer menigeen het ook zal bestrijden, of als onzin
zal qualificeeren, gevoel voor sibbekunde leeft er Id
fde harten van elk beschaafd volk.
Laat, men niet onverschillig denken over het leven
en het werken van zijn voorouders. Bij menigeen is
een te waardeeren streven, om zich zelf zoo goed
mogelijk door het leven te slaan en vooral, ora de
toekomst van zijn kinderen te verzekeren. Dit is een
goed recht van den mensch en daarbij een recht, dat
nooit verloren mag gaan. Want daardoor is hij in
staat om met inzet van heel zijn persoonlijkheid te
strijden. En men weet, alleen een strijdend mensch is
groot en daarbij in staat ook aan het algemeen belang
te denken. Laat hij echter niet individualistisch den
ken, dat hij in zijn strijd om het bestaan zich niet
heeft te bekommeren om zijn voorouders, dat die toch
reeds lang dood zijn en waarmee hij heeft afged'aan. Dit
is een foutieve meening, waartegen niet genoeg ge
streden kan worden. Ondanks het feit, dat de erfelijk
heidsleer tot in de breede lagen van ons volk is door
gedrongen, wie heeft er nog nooit van géhoord is
deze verkeerde gedachte, alleen op eigen krachten te
drijven, nog te standvastig in het denken van vele
menschen en berokkenen zij zichzelf en hun nakome
lingen veel kwaad. Want door het leven van zijn
voorouders te kennen komt men vaak tot de erken
ning van krachten in zichzelf en in zijn kinderenl is
men in staat het kwade onder de oogen te zien, te
bestrijden en het goede aan te wakkeren. Hoewel dit
onderwerp, dat van zoo heel veel gewicht is voor onze
samenleving, hier helaas niet al te uitvoerig kan worden
behandeld, ziet men uit deze opmerking toch zeker
helder, dat dit een van de nuttige zijden van d*e
sibbekunde is. Dit voor hen, die in alles de utilisatie
zoeken. Zij zullen mogelijk inzien, dat sibbekunde niet
zoo zeer een kwestie van liefhebberij is, doch zeer
zeker ook groote waarden in zich kent. Want dit
staat toch zeker wel vast, dat het in dezen tijd wel
aankomt op eigen kracht, op eigen prestaties. Dat
diezelfde wilè- en werkkracht, diezelfde prestaties
echter voortgestuwd kunnen worden te eigen en
algemeenen bate, door de kennis omtrent de prestaties
Van ons voogeslacht en het wezen van ons geestelijk
en lichamelijk erfdeel, dat schijnen velen niet te be
vroeden, in de verste verten niet te beseffen. Deze
onwetenden hiervoor de oogen te openen is een van
de vele en schoone opgaven, de sibbekunde gesteld.
Hij, die het grillige pad der sibbekunde gaat bewan
delen zal niet alleen meer gemeenschapsmensch wor
den, hij zal zich door banden van het bloed gebonden
voelen aan de volksgemeenschap, maar hij zal ook
in aanraking komen met verschillende takken van
Wetenschap, waarvan hij daarvoor nauwelijks eenig
°f geen benul had. Over de erfelijkheid had ik het
reeds. Daarnaast komt hij bij voorgezette belangstel-
Lng in aanraking met wapenkunde, huismerken,
zegels, oude familiepapieren, familienamen, ar
chieven, enz enz. Onderwerpen en zaken te veel om
op te noemen.
Laat niemand zich daardoor echter laten afschrikken.
Wanneer men eenig systeem in zijn werk gaat
leggen, niet te veel hooi op zijn vork neemt, dus
niet een nieuw onderwerp aanpakt voor hij het vorige
volledig onder de knie heeft, zich niet te veel laat
beïnvloeden door zijn enthousiasme, dus helder en
klaar blijft denken, dan behoeft hij niet bang te zijn
voor de hoeveelheid van onderwerpen, voor de uitge
breidheid der studie. Integendeel, dan moet dit juist
van groote aantrekkingskracht voor hem zijn. Want
kennis is niet alleen macht, kennis is ook genieten.
Hij die zich voor sibbekunde, dus mede voor al deze
onderwerpen gaat interesseeren, zal een rijk bezit in
zijn leven heroveren.
W. J. EELSSEMA.
19 Oct. Tilburg: Taxatie-paardenmarkt.
Etten: Jaarmarkt.
Diemen: Jaarmarkt.
20 Oct. Rotterdam: Taxatie-paardenmarkt.
21 Oct. Middelburg: Paardenmarkt.
Schagen: Paardenmarkt.
Hoorn: Voormarkt.
22 Oct. Naarden: Jaarmarkt.
23 Oct. Helmond: Taxa tie-paardenmarkt.
26 Oct. Hulst: Taxatie-paardenmarkt.
Valkenburg: Taxatie-paardenmarkt.
27 Oct. Goes: Taxatie-paardenmarkt.
RotterdamTaxatie-paardenmarkt.
Bergen op Zoom: Taxatie-paarden
markt.
Wieringen: Najaars-varken- en paar
denmarkt.
Katwijk: Najaarsmarkt van paarden
varkens en pluimvee.
28 Oct. Amsterdam: Taxatie-paardenmarkt.
29 Oct. Sittard: 'Taxatie-paardenmarkt.
30 Oct. Beverwijk: Jaarmarkt.
Haps: Taxatie-paardenmarkt.
Gorinchem: Jaarmarkt.
Benzineverstrekking voor het doorspoelen
van kassen en warenhuizen
Ter voldoening aan den eisch, dat in alle kassen en
warenhuizen een voorteelt van vroege groenten wordt
uitgeoefend, zal het in veel gevallen noodzakelijk zijn,
dat de grond zeer goed wordt natgemaakt of doorge
spoeld.
Voor zoover daarvoor beslist het gebruik van benzine
pompen noodzakelijk is, kan daarvoor een geringe hoe
veelheid benzine ter beschikking worden gesteld. Da
benzine wordt aangevraagd op een BI. formulier, dat
te verkrijgen is bij de plaatselijke vertegenwoordigers
van de Landbouw-Crisis-Organisatie. Het formulier
moet worden ingevuld door den assistent van den Rijks-
tuinbouwconsulent, die de aanvrager hiertoe zal be
zoeken. Uiteindelijk 21 October a.s. moet den Rijks-
tuinbouwconsulent worden bericht, dat men benzine!
voor het bovenomschreven doel wensoht aan te vragen
(adres: Grenadierstraat 17, Goes). Bij het bezoek dient
men er voor te zorgen, dat men in het bezit is van een
BI. formulier.
De Rijkstuinbouwconsulent voor W.-Noord-
Brabant en Zeeland.
Waterschapsbenoemingen
Benoemd tot:
dijkgraaf van het calamiteuze waterschap Scherpenisse,
J. Oudesluijs Joh. te Scherpenisse;
voorzitter van het bestuur der waterkeering van den
calamiteuzen Nieuw-Neuzenpolder, C. Wolfert Hzn. te
Terneuzen, uiterlijk tot het einde van het zittingsjaar
waarin hij zeventig jaren zal zijn geworden;
lid van het bestuur der waterkeering van den calami
teuzen Borsselepolder, C. M. Nijsten te Borssele, uiter
lijk tot het einde van het zittingsjaar, waarin hij
zeventig jaren zal zijn geworden.
Onze taak is niet het Oosten in de oude
beteekenis te germaniseeren, dat wil zeg
gen de daar wonende menschen Duitsche
taal en Duitsche wetten bij te brengen
doch er voor te zorgen, dat in het Oosten
sléchts menschen van werkelijk Duitsch
Germaansch bloed wonen."
HEINRICH HIMMLER.
•De diepere zin van den titanenstrijd, welke thans aan
het Oostfront geleverd wordt, is zeker niet in de
laatste plaats de beveiliging van de Germaansche
levensruimte tegen aanvallen uit het Oosten.
De geschiedenis van het Oosten en van het Germaan
sche ras is in wezen niets anders dan een eeuwige
strijd, een strijd tusschen een naar het Oosten dringend
boerendom en de westwaarts stormende steppenruiters.
In een tijdsverloop van duizenden jaren zien wij golven
van Germaansche stammen naar het Oosten trekken;
wij denken hierbij aan de Gothen, de Warjagen of
Vikingen, de Oost-kolonisatie der Duitsche ridderorden.
Uit het Oosten komen naar het Westen de Hunnen,
de Slaven, de Mongolen. Maar ook bij den Nederland
sehen stam der Germanen heeft altijd de neiging oe-
staan naar Oostland te trekken.
Reeds in de 12e eeuw gaan menschen uit onze streken
naar de gebieden bij de Midden-Elbe. In de Altmark,
in de omgeving van Salzwedel, Maagdenburg, Stendal,
bij Havelberg, Jüterborg, bij Wittenberg en bij Dessau.
Dan zien wij in de 16e eeuw de Mennonieten naar
den Weichsel trekken, voornamelijk in de richting van
de steden Dantzig-Elbing.
Een nieuwe trek Nederlandsche kolonisten gaat in de
18e eeuw naar dezelfde gebieden, maar ook nog meer
zuidelijk den Weichsel op tot Thorn en Bromberg.
Er gebeurt dus niets nieuws, nu in onze dagen weer
de roep weerklinkt: „Naar Oostland willen wij rijden,
naar Oostland willen wij mee". De groote bevolkings
dichtheid van Nederland, rond 270 menschen op één
vierkanten k.m., brengt met zich mede, dat er gebrek -
ontstaan is aan cultuurgrond.
Door ontginning en inpoldering wordt wel nieuwen
grond gewonnen, doch bij lange na niet voldoende.
Duizenden jonge boeren kunnen geen eigen grond en
hoeve verwerven, met het gevolg, dat zij vaak gedwon
gen worden naar de sta£ te trekken om daar een of
ander beroep of badrqf uit te oefenen.
De biologische gevolgen van een dergelijke trek naar
de stad zijn echter zeer gevaarlijk voor onze volks
kracht.
Het is daarom noodzakelijk nieuwe gebieden te vinden,
waar ons boerendom de akkers kan bebouwen en vea
kan fokken.
Deze gebieden worden thans in het Oosten door den
Germaanschen soldaat veroverd. De Reichsführer SS
Heinrich Himmler, die tevens Rijkscommissaris voor
de „Oststedlung" is, zeide in een rede, welke hij op
1 Maart 1941 te Breslau hield: „Het moet duidelijk
gezegd worden de Duitsche Oostprovincies zullen,
niet volgens kapitalistische of andere verouderde ge
zichtspunten gekoloniseerd en Duitsch gemaakt worden.
Zij zijn met het Duitsche zwaard weer tot Duitschland
teruggebracht. Duitsche soldaten, Duitsche mannen
hebben hun bloed daarvoor gehtort en liggen in deze
provincies als een heilig testament.
Aarde, die met bloed is gewonnen, zal slechts daarvoor
gebezigd worden, om nieuw bloed, gezinnen en kinde
ren te doen ontstaan".
Verder heeft de Reichsführer SS op 15 Maart 1942
beschikt, dat ook de niet-Duitsche Germaansche vrij
willigers der Waffen SS, die aan het front stonden,
na het einde van den oorlog zich in het Oosten als
boeren mogen vestigen.
De duur van hun diensttijd in de Waffen-SS geeft
daarbij niet den doorslag. Maar wel wordt er vanuit
gegaan, dat zij aan alle voorwaarden voldoen, die aan
Duitsche soldaten, die zich voor kolonisatie aanmel
den, worden gesteld.
Niet-Duitsche Germaansche vrijwilligers worden als
kolonisatie-candidaten ook in de volgorde met hun
Duitsche kameraden gelijkgesteld. Hun vestiging ge
schiedt op gelijke voorwaarden, die voor de kolonisatie
van het Oosten in het algemeen en zoodoende ook
voor de Duitsche soldaten worden vastgesteld.
Het is vanzelfsprekend billijk dat zij, die thans hua
leven in de waagschaal stellen, straks voorgaan bij
de verdeeling van den grond en bij de vestiging van
nieuwe boerenhoeven.
Elke frontstrijder, die reeds thans wellicht den wensch
heeft zich na den oorlog als boer in de nieuwe Oost-
gebieden te vestigen, behoeft zich derhalve niet onge
rust te maken, dat hij dan misschien te laat zal
komen.
Geen grond zal worden uitgegeven zoolang de front
soldaat nog met de wapens in de hand vecht. Ditzelfde
geldt trouwens ook voor den nieuw-gewonnen grond
in Nederland, zooals bijv. den N.O.-polder.
Het nationaal-socialisme beschermt hem tegen alle
p<^ingen van kapitalisten en plutocraten om achter
zijn rug zich meester te maken van grond, die met
zijn bloed verkregen is.
De soldaat van heden is de boer der toekomst.
(Front en Heem),