Grasland scheuren en aardappel-
verbouw
Bij onze gelegenheids-akkerbouwers
Ontsmetten van zaaizaad
VRIJDAG 16 OCTOBER
DE LANDSTAND
PAGINA 8
oor de Overheidsinstanties voor de Voedselvoor
ziening is het noodig geoordeeld, ook aan dié bedrijven
Bcheurplicht op te leggen, waar de teelt van akker
bouwproducten tot voor kort vrijwel onbekend was.
Bedrijven, welke geheel zijn ingesteld op de veehou
derij, zien zich daardoor vaak voor een moeilijke
opgave geplaatst. Gebrek aan de noodige kennis van
den verbouw der meeste akkerbouwproducten, een
tekort aan paarden en materiaal als ploegen, eggen,
schoffelwerktuigen, ruiters, etc., en het vrijwel ge
heel ontbreken van geschoold personeel zijn moeilijk
heden, welke dikwijls aan het welslagen der onder
neming doen twijfelen. Vele veehouders vragen zich
dan. ook af, of de benoodigde oppervlakte te scheuren
land niet veel doelmatiger gezocht kan worden daé.r,
waar de kans op slagen grooter is en zij denken
daarbij aan de landbouwgebieden, waar gemengde
bedrijven overwegend het karakter dier gebieden
bepalen.
Een duidelijk antwoord op deze vraag is moeilijk te
geven, omdat er zeer weinigen zijn, die de mogelijk
heden van b.v. een geheele provincie kunnen over
zien. Zoowel uit landbouwkundig oogpunt als uit het
oogpunt van de Voedselvoorziening moet dé.é,r gras
land worden gescheurd waar de beste daartoe ge
schikte gronden gelegen zijn en waar de beste ex
ploitatie en de grootste opbrengst verwacht mag
worden.
Aannemende, dat de daartoe bevoegde instanties alle
in dit verband belangrijke factoren nauwkeurig heb
ben onderzocht, blijft voor de veehouders, die redelijk
geschikte gronden hebben, niet anders over is het
hun moreele plicht zich zoo goed mogelijk door
de moeilijkheden heen te slaan en den hen opgelegden
scheurplicht naar beste krachten en overeenkomstig
zijn bedoeling ten uitvoer te brengen. En waar een
wil is, is ook een weg. Een waarlijk succes is nog
nimmer behaald, wanneer de geleverde prestatie ge
makkelijk was.
Voor de gelegenheids-akkerbouwers, zooals we deze
categorie verder zullen noemen en in wier aan
dacht deze regelen in hoofdzaak wordt aanbevolen
is de keuze van de te verbouwen gewassen wel
uiterst belangrijk, omdat bij hen bijna steeds de mo
gelijkheden zooveel kleiner zijn dan op een gemengd-
of akkerbouwbedrijf. De ervaring van de laatste twee
jaar heeft overduidelijk bewezen, dat hier een
waarschuwing zeer zeker op haar plaats is. Ieder
diene zich terdege af te vragen welk(e) gewas (sen)
in zijn geval en op zijn grond de voorkeur verdien(t)en
late zich niet leiden door de gedachte: ,,Hoe kom
ik er het gemakkelijkst af?" doch houdt zich voor
oogen het doel dat met deze maatregelen wordt voor
gestaan n.l. het veilig stellen van de Voedselvoor
ziening van ons volk.
In dit verband meenen wij in het bijzonder de aan
dacht te moeten vestigen op het gewas Aardappelen,
omdat dit gewas voor de gelegenheids-akkerbouwers
meestal en om verschillende redenen de voorkeur
verdient boven andere gewassen.
De keuze is reeds beperkt, doordat op deze bedrijven
in het geheel geen of in zeer beperkte mate voedér-
bieten, peulvruchten en haver mogen worden ver
bouwd. Daarbij komt nog dat bijna niemand van deze
groep boeren suikerbieten zal verbouwen vanwege de
bijna onoverkomelijke vervoermoeilijkheden. En wan
neer wij dan verder nog zien dat de teelt van winter
en zomergranen dikwijls om praktische redenen moet
worden afgeraden, b.v. wanneer groote kans be
staat op vogelschade of om de hoedanigheid of ge
steldheid van den grond of om een mogelijk te lage
ligging van het perceel (wintergranen), dan is het
\vel duidelijk dat aardappelen op deze bedrijven wel
bijzondere aandacht verdienen. In hoevele gevallen
is in de laatste twee jaar (en men herinnere zich
ook de jaren 1914'18) de verbouw van granen als
tarwe, rogge en gerst bij onze gelegenheids-akker
bouwers niet vrijwel geheel mislukt? En in vele ge
vallen werden deze granen alleen uitgezaaid om de
overweging, dat hieraan betrekkelijk de minste
arbeid verbonden is, doch noch de boer zelf, noch de
voedselvoorziening was hierbij gebaat.
De bezwaren, welke door de practijk tegen aardap
pelen worden- ingebracht zijn, dat veel arbeid ge
vraagd wordt en de kosten van het pootgoed hoog
zijn. De voordeelen zijn echter onder hun omstandig
heden meestal van dien aard, dat over deze bezwa
ren moet worden heengestapt. Enkele van deze voor
deelen willen we hier noemen:
le De teelt van aardappelen is niet moeilijk en ook
aan de gelegenheids-akkerbouwers vrij algemeen
bekend.
2e Aardappelen stellen geen hooge eischen aan den
grond, kunnen dus op alle grondsoorten worden
verbouwd en verdragen zeer goed een hoogen
zuurgraad (lage pH).
3e De aardappel is een zomervrucht en behoeft eerst
vrij laat in het voorjaar aan den grond te worden
toevertrouwd. In polders, waar men het winter-
peil als gevolg van hooge rivierwaterstanden of
anderzins niet geheel in de hand heeft, kan een
gewas aardappelen nog goed slagen.
4e Daar de aardappel behalve een vrij diepe bouw-
voor geen bijzondere eischen stelt aan de vooraf
gaande grondbewerking kunnen aardappelen
goed worden verbouwd door hen, die over weinig
of onvoldoende materiaal beschikken.
5e De behandeling tijdens den groei is niét moeilijk
en kan desnoods ook door ongeschoold personeel
worden verricht.
6e Aardappelen stellen geen hooge eischen aan de
voorvrucht en kunnen praktisch na alle gewassen
worden verbouwd. Ook aardappelen na aardappe
len is geen bezwaar.
7e Het oogsten is niet aan een eng begrensd tijd
stip gebonden.
8e De aardappeloogst is minder afhankelijk van de
weersgesteldheid dan b.v. den erwten- of granen-
oogst.
Wat ten 5e, 7e en 8e is medegedeeld, geldt alleen voor
aardappelziektevrije (Phytophtera infestans) rassen. Wij
wihèn hieraan tevens toevoegen, dat het verbouwen
van voor de aardappelziekte vatbare soorten als Eer
steling, Eigenheimer, Bintje, Roode Star en Zeeuwsche
Blauwe voor diegenen die niet over een Sproeiinstallatie
beschikken dus vrijwel alle gelegenheidsakkerbouwers
niet verantwoord is. Vooral niet op vochtige zware
kleigronden. Bovendien treedt op gescheurd land de
aardappelziekte vaalt nog in ergere mate op dan op
oud bouwland. Voor de kleigronden hebben we nog niet
of weinig vatbare soorten genoeg in ons rassensorti-
ment, b.v. Bevelanders, Record, Noordeling, Voran,
Alpha en andere. Record, Voran en Alpha kunnen on
der gunstige omstandigheden een zeer groote opbrengst
geven. Van de beide laatsten is de sonsumptiewaarde
echter niet hoog. Record valt als consumptieaardappel
mee en heeft vóór, dat reeds vroeg in het voorjaar
NZE landbouwgewassen worden door verschillende
ziekten aangetast. De meeste ziekten worden veroor
zaakt door zwammen. En deze zwammen planten
zich voort door sporen. Kunnen we nu maar deze
sporen dooden, dan hebben we ook kans, dat onze
cultuurgewassen niet door ziekten 'zullen lijden.
Gelukkig zijn ei twee middelen om deze sporen te
dooden, n.l. door vergiften en door warmte. Alleen
zullen we .de noodige maatregelen moeten treffen om
ook de zaadkiemen niet te beschadigen bij deze be
handeling
Weldra nadert de zaaitijd voor onze wintergranen.
Ontsmetten we deze niet, dan hebben we kans, dat
we de sporen van verschillende ziekten met het zaai
zaad in den grond brengen.
Een der ziekten, die groote schade kan aanrichten in
de tarwe of in de gerst, is de sluitbrand. Wie goed
opgelet heeft, zal dezen zomei tijdens den bloeitijd
van deze gewassen wei eens zwarte, Kale aarspillen
opgemerkt hebben. Bij zulke aren waren de korrels
tijdens hun ontwikkeling veranderd in een zwarte
sporenmassa, die dooi den wind over het veld versto
ven is. Elk van deze duizenden spoortjes kan terecht
gekomen zijn op den stempel van een graanbloempje
en groeit zoo in den tarwe- ot gerstekorrel. Wanneer
zoo'n' korrel het volgend jaar zonder ontsmetting
gezaaid wordt, dan gaat deze spore tegelijk met den
zaadkorrel ontkiemen en zich ontwikkelen tot een
draad, die tegelijk met den halm omhoog groeit, ook
in de verschillende uitstoelingen en dan weer de
oorzaak is, dat de korrels in dé aren van deze plant
weer tot sporenmassa's worden omgevormd. Bij sterke
aantasting kan zoo wel de helft of meer van den
oogst verloren gaan, door de mindere opbrengst. Van
sterk door den stuifzwam aangetaste velden, "nemen
we natuurlijk geen zaaizaad. Bij de keuring te velde,
wordt daar dan ook streng op gelet.
het forsche sterke loof den grond bedekt. Op vochtige,
minder goed ontwaterde kleigronden is de .Bevelander
het meest op zijn plaats.
Doch behalve de genoemde zijn er nog vele andere
'actoren die de keuze van het ras moeten beïnvloeden
b.v. gevoeligheid voor kaligebrek (Noordeling, Furore),
vorm en smaak enz. enz. Een uitvoerige beschrijving
hiervan ligt buiten het bestek van dit artikel. Men
raadplege daarvoor de Rassenlijst, welke telkenjare
door het Instituut voor Plantenveredeling wordt uit
gegeven en welke verkrijgbaar is bij de N.W Leiter—
Nijpels te Maastricht.
Men denke er tevens aan, op gescheurd grasland het
pootgoed niet te klein te nemen. Niet kleiner dan 35
m.m. Op gescheurd grasland bestaat altrjd het gevaar
voor vreterij.
Met het oog op een goede werkverdeeling is het goed
twee of meer rassen te kiezen, welke na elkaar rijpen,
resp. gerooid kunnen worden.
Met groote nadruk willen wij voorts nog wijzen op- de
noodzakelijkheid goedgekeurd pootgoed te gebruiken.
De zakken moeten dus door den N(ed.) A(lgem.) Keu
ringsdienst) zijn verzegeld, terwijl zich in de zakken
een certificaat moet bevinden, vermeldende klasse,
soort, maat en herkomst.
Wie zich de laatste twee jaar den tijd en de moeite
heeft getroost de aardappelvelden te bezoeken, welke
op de pasgescheurde perceelen zijn aangelegd, zal, in
dien hij op de hoogte is van de voornaamste degene-
ratieverschrjnselen, veel hebben gezien en geleerd. Het
verschil is dan ook enorm, van uitstekende perceelen,
waarbij weinig of geen afwijking te bespeuren viel, tot
zeer slechte perceelen met 75% en meer bladrol. toe!
Dat is een verschil in opbrengst per ha., berekent van
5075 lil. En dit verschil moet in hoofdzaak aan het
pootgoed worden toegeschreven, hetgeen bij navraag
ook bleek. Doch dikwijls geeft de boer niet goed met
de ziekteverschijnselen op de hoogte zijnde zijn
grond er de schuld van.
Het is werkelijk niet overbodig, dat er nog eens na
drukkelijk op gewezen wordt, dat alleen goedgekeurd
pootgoed met N.A.K.-loodje te vertrouwen is. Het ia
niet voldoende als men van elders pootgoed laat komen
zonder meer. Men noemt dit dan nieuw pootgoed en
denkt dat de zaak in orde is. Na een goede les, worden
de meesten wel wijzer doch dat neemt niet weg, dat
een onnoodig verlies is geleden, zoowel Voor de ver
bouwers als voor de Voedselvoorziening.
Velen ook wachten te lang voor zij hun pootgoed
bestellen. Wie tot het voorjaar wacht, loopt groote
kans geen keuze meer te hebben; hij zal zich tevreden
moeten stellen met een soort, klasse en maat, welke
niet met zijn wenschen overeenkomen. Klasse IV, kan
wel eens goed zijn, doch is over 't algemeen tegen
gevallen. Het is nu de tijd om pootgoed te bestellen.
Om deze reden ook hebben wij gemeend thans reeds
dit artikel onder de aandacht te moeten brengen. Wij
hoopen dan ook er toe bij te dragen, dat in 1943 geen
fatale fouten meer worden gemaakt. Bij dergelijke
fouten is niemand gebaat, doch zijn allen geschaad,
niet in het minst de boer zelf.
v. d. H.
Daar dus de spore in den korrel zit, is het moeillijk
hem te dooden met een vergif. Tegen stuifbrand
wordt daarom ontsmet met beet water en wel op de
volgende wjjze. We laten het zaaizaad los gestort
in een glazen bak iy2 uur voorweken in lauw water
van 1820 gr. C. en daarna 4^ uur naweken buiten
water. Vervolgens wordt het 10 minuten ondergedom
peld in water van 51 gr. bij gerst en 53 gr. bij tarwe.
In de tarwegebieden worden deze werkzaamheden
dikwijls op de boterfabriek verricht. Vele leveranciers
van zaaizaad leveren him zaad ontsmet af.
Bij den steenbrand van tarwe en gerst verstuiven
de sporen, die zich op eenzelfde manier in dé korrels
gevormd hebben, niet, maar zij komen eerst los,
wanneer het graan gedorscht wordt Bij sterke aan
tasting worden zelfs de dorschers zwart, maar ook
het meel van zulk graan gemalen is grauw van kleur.
Deze sporen hechten zich aan de korrels vooral bij
den baard in de buurt van de kiem. Deze sporen
kunnen we dooden door vergif.
Bij de gif ontsmet ting onderscheiden we een natte en
een droge methode. Bij de natte wordt het middel ia
water opgelost volgens de bijgegeven voorschriften en
die voor ieder middel bijna verschillend zijn. Daarmee
kan men het zaaizaad omscheppen' of men kan het
onderdompelen gedurende een zekeren tijd. Zulk een
ontsmet zaad moet men dan echter eerst weer na-
drogen om het te kunnen zaaiep. Ook moet men het
gewoonlijk spoedig zaaien om kieming te voorkomen.
Bij de droogontsmetting wordt het zaaizaad in een
bus of trommel gedaan en zoolang gerold of gewen
teld (na toevoeging van het ontsmettingsmiddel)
totdat alle korrels met een laagje overtrokken zijn.
Daar deze stoffen ook voor de mensch giftig zijn,
moet men ermee oppassen, dat men ze niet in den
mond of in den neus krijgt. Dit zaad behoeft men
niet terug te droogen en men kan het ook gerust
eenigen tijd bewaren. Men kan dust vooruit ont
smetten. Bij allebei dé methodes moet men echter
oppassen, dat het zaad door de zakken of de machine
weer niet opnieuw besmet wordt.