GROND STOOMEN De rassenkeuze bii rogge Radiorede gehouden door den heer M. Vletter VRIJDAG 16 OCTOBER DE LANDSTAND PAGINA 0 „De laatste officieele publicaties (Rassenkeuze) in de landbouwbladen spreken in minder gunstigen zin over de Brandt's Marienrogge. Wij zien ons tot onzen spijt genoodzaakt, een minder juiste voorstelling van zaken hierbij recht te zetten." Zoo schrijft ons N.V. Land bouwbureau M. Wiersum te Groningen, o.m. verder: De Marienrogge heeft de laatste 2 oogstjaren niet zoo goed voldaan als in de jaren 1937, 1938 en 1939. Toch meenen wij, dat voor een juiste beoordeeling die drie jaren een zuiverder beeld geven dan de jaren 1940 en 1941. Deze toch waren absoluut abnormaal. Wij kennen tientallen oude boeren, die ons verzekerden, in hun geheele leven nooit een zoo slechten rogge-oogst gehad te hebben en nooit dergelijke lage opbrengstcijfers mee gemaakt te hebben. Zeer zeker geldt dit voor alle rassen; doch het is o.i. vrij zeker, dat dit in veel sterkere mate zal schaden aan een nieuw ras, dat men nog niet zoo goed kent en waaraan men nog niet zoo goed gewoon is en dus gemakkelijker kleine fouten mee maakt in zaaidatum, zaaidichtheid, kunstmest, toedienen enz. Des te meer geldt dit, wanneer, en dat is zeker met de Marienrogge het geval, dit nieuwe ras veeleischen der is. Marienrogge heeft van 1937 tot en met 1939 bewezen, in goede en normale jaren belangrijk produc tiever te kunnen zijn dan de Petküser en het is vrij waarschijnlijk, dat ze daardoor in bepaalde opzichten eenige meerdere eischen stelt aan bodem en bemesting, welke eischen in 1940 en 1941 niet vervuld konden worden. Bij de globale beoordeeling zijn ten onrechte de cijfers van het L v. P. over het jaar 1937 niet opgenomen. Waren deze wel meegeteld, dan was het totale resul taat belangrijk beter dan de gepubliceerde cijfers aan geven. Officieele cijfers van het v. P. over 5 jaren. Zaaigrond Dalgrond 1937 109.1 (11) 120.— 1) 1938 107.8 (42) 104.2 6) 1939 97.9 (54) 105.7 (14) 1940 88.8 (24) 90.— 6) 1941 97.5 (10) 90.1 (12) Gemiddeld 100.2 Ontegenzeggelijk blijkt hieruit, dat: 1. In goede en normale jaren Marienrogge een grooter productievermogen bezit dan de Petküser. 2. In slechte oogstjaren de Petküser beter is. 3. Over een periode van 5 jaren de Marienrogge op zand- en dalgronden practisch met de Petküser gelijk staat. Het doet ons genoegen, U tevens te kunnen berichten, dat wij van den Directeur van het Instituut voor Plantenveredeling, Prof. Dorst, bericht ontvingen, dat onze opmerkingen inzake de officieele proefveldcijfers gedurende de jaren 19371941 juist waren en daar mede bij de volgende publicaties rekening zou worden gehouden. Intusschen kan een onjuiste indruk omtrent de Marien rogge gevestigd zijn. Zij, die Marienrogge reeds enkele jaren verbouwen, zullen zich hierdoor minder gemakke lijk laten beïnvloeden. Zooals het zich laat aanzien, zal de Marienrogge dit jaar weer een goede opbrengst - Een aardappelrooimachine in actie Foto: „West-Brabant" geven. Ter oriënteering laten wij de uitslagen van on3 proefveld in Roodeschool op zavelgrond in 1942 volgen. Kalksalpeter per ha. 100 kg. 100 kg. Petküser lang 100 100 Petküser kort 93.6 100 Marienrogge 103.1 104.5 Wareghemsche 71.4 66.7 Voor zoover U Marienrogge verbouwd hebt, zouden wij het zeer op prijs stellen, Uw ervaring met dit ras te mogen vernemen. Wij zour in verband met den invloed, dien men van meerf" zijden tracht aan te wenden, om de verbouwwaarde van Marienrogge te kleineeren, een beroep op uw medewerking willen doen en verzoeken U, ons zooveel mogelijk uw practi- sche ervaringen op schrift te doen toekomen. L ENIGEN tijd geleden is door den heer M. Vletter te Loosduinen een radiorede gehouden, waaraan wij het volgende ontleenen: Door den intensieven tuinbouw wordt als regel ernstig gezondigd tegen de bestaande natuurwet, dat men niet herhaaldelijk met hetzelfde of een soortgelijk gewas op denzelfden grond mag komen. Wanneer men niet aan roofbouw wil doen, dan ts het voor den bodem noodzakelijk, dat men hem onderhoudt, niet alleen in den vorm van het toevoegen van meststoffen, maar ook door regelmatig en zeer zorgvuldig wisselbouw toe te pjjssen. Op plaatsen, waar men over voldoende land be schikt laat men zelfs om een zeker aantal jaren het lapd braak liggen, zoodat het land dan tot rust kan komen. Dit is met onze bevolkingsdichtheid, dus door gebrek aan grond, niet mogelijk en in den tuinbouw, vooral in den intensieven tuinbouw zeker niet. Het zou on mogelijk zijn om bv. een kassencomplex een jaar niet te betelen, daarvoor zijn de stichtingskosten veel te hoog. Niet één teelt per jaar, maar minstens twee teelten en daarbij liefst nog een tusschenteelt zijn noodig om het bedrijf rendabel te maken. Daarbij komt nog, dat door de ver doorgevoerde spe cialiseering van onze bedrijven zelfs wisselbouw on mogelijk geworden is in de meeste gevallen, zoodat de grond een verzamelplaats wordt van plantenpara sieten, die daar rustig blijven overwinteren om zich het volgend jaar opnieuw op onze gewassen te werpen. Zulke grond noemt men besmet en op velerlei wijze tracht men den grond te ontsmetten, d.w.z. een zoo danige behandeling toe te passen, dat de schadelijke organismen gedood worden, maar de nuttige organis men blijven leven. Volkomen ontsmetting, dus steriel maken van den bodem is niet noodig, ja zelfs in hooge mate ongewenscht. Dus de opgave nl. om het goede in den bodem te behouden en het kwade kwijt te raken, deze opgave was, zoowel voor den practische kweeker als voor de tuinbouwconsulenten, niet eenvoudig. Geldt het slechts betrekkelijk kleine hoeveelheden grond, bv. zaai- of verspeenbedden, desnoods tabletten in een kas, dan zijn er wel verschillende methoden, die ook economisch uitvoerbaar zijn. Ook in kassen, waar waardevolle producten geteeld worden, gaat het nog. In open veld bv. in den landbouw is grondontsmetting practisch niet mogelijk. Het gaat er dus om wat scha delijk is voor den groei van onze producten te trachten te dooden en wat noodig is voor den groei in het leven te houden. Gelukkig zijn deze laatste, de nuttige organismen sterker dan de plantenparasieten, zoodat na een goede grondontsmetting wel de laatste, maar niet de eerste, gedood worden. In hoofdzaak is het het wortelaaltje, de zg. knol, dat onze producten belaagt en daartegen is in hoofdzaak de strijd gericht, maar ook andere ziekten, zooals Fusarium in de komkommers, een soort verwelkings- ziekte, moeheid in tomaten, veenmollen, pissenbedden enz., worden bij een goede ontsmetting gedood. Het is niet mijn bedoeling een overzicht te geven der verschil lende plantenparasieten uit het dieren- en plantenrijk, die vanuit den bodem onze planten aantasten. Hier over zou een afzonderlijk boekdoel geschreven kunnen worden. Slechts in het algemeen heb ik willen noemen die ziekten die de kweeker bij ondervinding heeft leeren kermen en het is in hoofdzaak het wortelaaltje dat in den winter als larf in den grond aanwezig is, dat hem de grootste schade berokkent. De schadelijke invloed van het wortelaaltje op de pro ductie is van dien aard, dat het telen van zekere ge wassen en ik bedoel hier in de eerste plaats van tomaten en komkommers beslist onmogelijk zou zijn geworden, als daar niet met groote kracht en energie wordt tegen opgetreden. Zeer diep spitten, soms wel tot 1.50 m. diep, in ieder geval tot beneden het grondwater, wordt ook nog vaak toegepast met meer of minder succes. Den bovengrond tot een diepte van 30 tot soms 70 cm diep uitrijden en nieuwen grond er in brengen, werd en wordt soms nog wel gedaan, maar de kosten daar van zijn zeer hoog en bedragen van 6 tot 9 gulden per Rijnl. Roede, dat is 4200.— tot 6300.per ha. Dit is niet alleen geweldig duur, maar als dat niet serieus gedaan wordt, is het resultaat niet evenredig aan de kosten, die daaraan besteed worden. Hieruit blijkt evenwel, dat de kweeker zich geen kosten of moeite besparen wil, om te trachten een goed product te krijgen. Het verplaatsen van kassen, het afnemen van glas van warenhuizen gedurende een gedeelte van het jaar, geeft ook wel eenig resultaat, maar iedere kweeker beschikte niet altijd over voldoende financiën om deze methoden toe te passen, vooral de laatste acht jaren voor den oorlog niet. Het aanwezig zijn /c.n het wortelaaltje, dat zich zeer snel voortplant, werd daaróm met angst geconstateerd en bij een eventueelen verkoop van een bedrijf, dat besmet was, was dat zeer goed in den prijs te bemer ken. Dus gezien het feit, dat het niet altijd mogelijk is van bovengenoemde methoden gebruik te maken, werd door den practischen tuinder en de wetenschap ijverig gezocht naar een manier van grondontsmetting, die in de eerste plaats vrijwel afdoende zou zijn, maar die ook practisch uitvoerbaar en ook niet te duur is. Twee verschillende methoden Voor ontsmetting van den grond zijn verschillende methoderr in gebruik, het beste doet men deze in twee groepen te verdeelen, nl. net gebruik van chemische middelen en dat van hooge temperaturen. Een ideaal middel zou zijn een poedervormige stof, die als kunstmest over het land werd gestrooid en dan na vermengen met den grond bv. met behulp van een freesmachine, haar ontsmettende werking uitoefende liefst door het afgeven van een voor zwammen en die ren doodelijk gas, dat ook in de kleinste holten van den bodem doordrong en nochtans onschadelijk was voor hoogere planten of in elk geval weer spoedig uit den grond verdween, zoodat daarna zonder gevaar gezaaid of geplant kon worden. Dit ideale middel is echter nog niet gevonden, wat ook ondeskundigen, of erger, onscrupuleuze handelaren soms van de door hen ten verkoop aangeboden stoffen mo gen beweren. Wel zijn er stofffen, die door het afgeven van damp doodelijk werken, bv. zwavelkoolstof of formaline,

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 9