Bieten- en aardappel kuilen 110-000.000.- 310 MILLIOEN De vochtigheid in den grond Vonkjes VRIJDAG 23 OCTOBER 1943 DE LANDSTAND PAG. 5 Op geen enkel bedrijf mag dezen winter voedsel voor mensch of dier verloren gaan. Alle zorgen heeft de boer dezen zomer besteed aan zijn veldvruchten. Met veel overleg en in zwaren arbeid heeft of zal hrj ze nog oogsten. Met alle middelen, die hem ten dienste staan zal hij nu ook moeten trachten bij het bewaren rotting en bederf tegen te gaan. Hij zal dus alle mogelijke maatregelen moeten nemen om zijn aardappel- en bietenkuilen zóó aan te leggen, dat ze niet door broei of door kille koude schade lijden. De aardappelkuil wordt soms te breed gemaakt. Hoe breeder deze gemaakt wordt, hoe hooger men de aardappelen zal moeten opstapelen om nog een vol doende afhelling te krijgen voor den afvoer van het regenwater. Daardoor komen de binnenste aardappelen te warm te zitten en gaan gemakkelijk tot rotting over. Daarom zal men de aardappelkuil niet breeder maken dan 1.25 tot 1.50 meter. Kan men een of twee steken in den grond gaan zonder last van het grondwater te krijgen, dan kan dit alleen bevorderlijk zijn om de vorst buiten den hoop te houden. Heeft men gauw last van het grond water dan kuilt men op den grond in. Dan stort men zijn aardappelen tusschen lage walletjes. Op den bodem legt men een dunne laag stroo. Zoodra de aardappelen de vereischte hoogte hebben dekt men ze voorloopig met stroo. De ondereinden zet men op den grond of op de walletjes en op de ondereinden legt men een spit grond, zoodat ze ongeveer halfweg tpegedekt zijn. Desnoods legt men over den kruin van den hoop nog enkele steken grond om te maken, dat geen licht tot de aardappels kan doordringen. Ze zouden anders groen worden. Zoolang het nog mooi weer blijft, laat men aan de zijkanten düs de grond over een streep weg, om daardoor de aardappelen gelegenheid te geven nog uit te zweeten. Zoodra het wat kouder wordt of er te veel regens vallen geeft men volledig dek! Tot half December kan de kuil zoo blijven liggen. Dan komen de nachtvorsten en de winterkoude. Dreigt het veel kouder te worden, dan geeft men een tweede stroodek of een dek van ander materiaal, dat men weer met een tweede laag grond afdekt. Dit dubbeldek laat men liggen tot de strenge koude voorbij is. Zoo dra het voorjaar op komst is, en men heeft nog niet afgeleverd, moeten de aardappelen omgezet worden en nagekeken op eventueel rot. Dat gaat ook de scheutvorming tegen. En heeft men bij het inkuilen er op gelet, dat men geen zieke knollen mee inkuilde, dan zal. het verlies nogal meevallen. De bietenkuil kan men aanmerkelijk breeder maken. Voor het gemakkelijk inrijden der bieten maakt men hem gewoonlijk zoo breed dat men er met de kar juist in kan rijden, dus ongeveer 2 meter. Deze kan men nu gerust hooger opstapelen, omdat een bieten- kuil gemakkelijk ventileert. Ook de bietenkuil dekt men niet dadelijk met grond toe, wel met stroo. Ook hier moet men de bieten tijd laten om uit te zweeten, opdat het overtollige vocht kan ontwijken. Onnoodig, ja schadelijk is het om op de bietenkuil schoorsteenen aan te brengen van emmers zonder bodem, etc. Wanneer men die boven op den nok zet, ontwijkt daaruit ook in den winter nog waterdamp. Deze is warmer dan de buitenlucht en zal, zoodra hij de buitenlucht bereikt weer condenseeren en terugslaan in den „schoorsteen". Onder deze schoorsteen zal zich het bocht ophoopen en de bieten aldaar tot bederf doen overgaan. Wanneer men de bieten tijd gelaten heeft tot uit- zweeten, zijn deze ventilatie-openingen niet noodig. Wil men ze toch aanbrengen, dan doet men het aan de zijkanten of aan het eind van den nok door daar een bos stroo te laten uitsteken. Ontwijkende water damp slaat dan niet in den kuil terug maar loopt er langs af. Bij zeer strengen vorst is het goed ook de bietenkuil met een extra dek te voorzien. Besproeien met water aan de windzijde, kan ook het indringen van de koude voorkomen. Wanneer we een zeer sterke aardappelteelt op onze bedrijven zouden houden, was het misschien .gewenscht een volgend jaar over te gaan tot den bouw van z.g. aardappelhutten, zooals mer die reeds in de aard- appelhoeken van Zeeland heeft. Deze legt men half onder, half boven den grond aan, met behulp van pakken stroo. Daarin kan men men geheelen winter doorwerken, zoodat men ook bij strenge vorst kan leveren. En bederf is dan zeker uitgesloten. Z. BEVESTIGD TE 'S-GRAVENHAQE SESTUUR: L C. F. L VAN HEIOEN TUCKER, A. A. B. BOCKER, NR. i. J. MONTIJN. N J. I. GROBBEN, f. t EVERS. AFDEELING C Administratie-adres GROOT HERTOGINNELAAN Den Haag. Persoonlijke ongevallen door molest (ook voor personeel van luchtbe scherming, brandweer, politie, enz. Sedert 1 October j.I. (de aanvang van het nieuwe verzekeringshalf jaar) werd bijverzekerd voor GULDEN zoodat in totaal in deze afdee- ling thans verzekerd is voor een bedrag van ruim GULDEN Velen verzekeren Lun Dezittin- gen tegen molestgevaar doch niet de gevolgen van oorlogsgeweld, vdie aan henzelve of de hunnen kunnen overkomen. Het is toch raadzaam U ook tegen molest- ongevallen te verzekeren. Vraagt dus inlichtingen fUf bij uw ASSURANTIE TW BEZORGER Voor kool- en raapzaad op zandgrond zal dit najaar per ha 40 kg zuivere stikstof beschikbaar gesteld worden. Voor een gewas, dat goed den winter doorkomt, zal 't volgend voor jaar nog 80 kg per ha toegewezen worden. Een van de groeivoorwaarden voor de plant is vol doende vochtigheid in den grond. Vocht is noodig voor de ontkieming van het -zaad en voor de verderen opbouw van de plant. Zoodra het voóht door de zaadhuid heen gedrongen is, komt het water in aanraking met het reserve-voedsel, n.L de suikers en de zouten zijn direct in het water oplosbaar. De andere reservestoffen zooals zetmeel, eiwit, olie en vet moeten eerst omgezet worden in oplosbaren vorm willen zij vervoerd kunnen worden. Door de inwerking van de fermenten wordt het zet meel omgezet in suiker. Daarom smaken kiemende zaden zoet en zjjn de vogels er zoo verzot op. Het eiwit wordt omgezet in oplosbare amiden. Ook olie en vet wordt omgezet in suiker. Zoodra deze omzet ting heeft plaats gehad, kan dit reserve-voedsel in water oplossen en vervoerd worden naar de groei- punten van de jonge kiemplant n.l. in wortels en stengeltje. Sommige planten bestaan voor 80 tot 90 percent uit water. Versch gemaaid gras bevat ca. 80 pet. water. Gedroogd gras uit den grasdroger bevat slechts 12 pet. water. 1000 kg. verschgemaaid gras geeft dus slechts ca. 250 kg. gedroogd gras. Op drachtig land kan 5 maal gemaaid worden en geeft dan 5 X 8 d 10.000 kg. gras, dat is 5 X 2000 2500 kg. gedroogd product. Er wordt dan echter ca 5 X 7000 kg. water ver dampt. Bovendien is er nog meer water noodig geweest om het voedsel in de plant te vervoeren. Hit water wordt door de huidmondjes verdampt, waarvoor ook nog enkele duizenden kilo's water noodig zijn geweest. Er is wel eens uitgerekend, dat een ha. haver ca. 3 millioen kg. water voor den groei noodig heeft. Geen wonder dat haver op droge gronden geen volle opbrengsten kan leveren. Voor een groot gedeelte krijgt de bodem zijn voch tigheid van den neerslag in den vorm van sneeuw en regen. Deze neerslag bedraagt voor Nederland ongeveer 70 cm. per jaar. Voor een ander gedeelte wordt de bodem van water voorzien uit den onder grond, docw de capillaire opstijging. Het is dus de kunst en de taak van den boer dit regenwater zooveel mogelijk in den grond vast te houden en er tevens voor te zorgen, dat het bodem water zoo hoog mogelijk kan opstijgen. Door tijdige en doelmatige grondbewerking kan hij er voor zorgen, dat het regenwater niet over den bodem in slooten en greppels afvloeit. Een hoog humusge- halte van den bodem, te bereiken door stalmestbe- mesting en groenbemesting, zal het regenwater, dat in den bodem dringt, door zijn opzwellingvermogen en door de adhesie vasthouden. De capillaire opstijging kan hij bevorderen, door de ondergrondsploeg in het najaar te gebruiken, zoodat in het voorjaar de ondergrond met den bovengrond aansluit. In het voorjaar kan hij dan droge gronden nog be werken met den rol, waardoor de capillaire werking nog verbeterd wordt. Na het zaaien echter zal hij dan weer moeten eggen of schoffelen, zoodra het gewas er op staat om in de bovenste laag de capillaire werking te onderbreken en daardoor uitdroging van den grond tegen te gaan. Ook te veel water schaadt. Alle lucht mag door het water niet uit den grond verdrongen zijn. Daarom moet overtollig regenwater, naar greppels en drains kunnen afvloeien. Een te hooge grondwaterstand moet door een goede ontwatering in orde gebracht worden. Het najaar is meestal het beste geschikt om den grappels en slooten in orde maken, dan kan in den winter onze grond niet verzuren. Ook een goede af voer van het winterwater is voor den groei onzer gewassen in den zomer van het grootste belang. Z. Het koopen van gedroogd 'gras is een vertrouwenszaak. Men doet goed het te koopen op onderzoek aan het proef station Maastricht. Het ruweitwitgehalte bepaalt de waarde. 16-% ruweiwitgehalte en lager is matig tot slecht; L8 en hooger is goed tot best. Bietenkoppen en -bladeren voere men liefst niet in de weide. De dieren vertrappen dan te veel. Men voere ze dus achter hekken. Worden de koeien 's nachts opgestald, dan voedere men de bietenkoppen en -bladeren op stal. Onvatbaar voor wratziekte z(jn de volgende aardappelrassen: zeer vroege: Frühmölle, Magneto, Geelblom, Limosa; vroege en midden vroege: Deva, Duivelander; winterconsumptie: Bevelander,. Noordeling, Furore, Dui velander, Deva, Wilpo, Record, Koopman's blauwe, Komeet, Souvenir, Populair, lduna, Robijn fabrieksaardappelen: Voran, Triumf, Record, Wilpo, Ultimus, Gloria, Matador, Helena, Robusta; export-aardappelen: Wilpo, Woran, Alpha, Furore, Re cord, Frühmölle, Alberta, Erdgold, Majestic, Gladstone, Belle de Fontenay. Een lage pH veroorzaakt een slechte opname van magne sium door de, gewassen. Bij het knollenkuilen zorge men er voor de kanten recht op te zetten, de massa flink aan te trappen en den hoop spoedig te belasten met een flinke laag grond. Klaverzaaizaad kan wel eens verontreinigd zijn met war kruidzaden. Het warkruid is een woekerplant die, eens aanwezig, moeilijk te bestrijden is. Men gebrulke dus geen minderwaardig klaverzaad. Ook niet als men klaver zaait voor groenbemesting. Landbouwwerktuigen late men niet in weer en wind buiten liggen. Men zij in deze t(jden zuinig op wat men heeft. Een oordeelkundige behandeling verlengt den levensduur. Voedering van varkens met vlasafval is slecht voor de kwaliteit van spek en vleesch. Tranig worden van reuk en smaak is het gevolg.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 5