Scholing van jeugdige arbeiders land- Het zaad in den akkers Belangrijke data VRIJDAG 6 NOVEMBER DE LANDSTAND PAG. 2 Jet idee van scholing van landarbeiders is niet gebeel nieuw; zoo is dit probleem ook behandeld en zelfsin enkele streken van ons land aangepakt in de crisisjaren tusschen 1933 en '38. Maar wat toendertijd werd beoefend, vooral in het raam van de verzorging van jeugdige werkloozen, dus vaak als omscholing be doeld en als vrije tijd-liefhebberij toegepast, wordt nu bij de opvoering van de bodemproductie en bij de ver hooging van de loonen, eigenlijk als harde noodzakelijk, heid gevoeld. Immers: de loonstijging in de agrarische bedrijven die, gezien de stijging van de levensonderhoudskosten, noodzakelijk is bréngt stijging van het onkosten- crjfer voor de landbouwbedrijven mede, wat lang niet altijd door een prrjsverhooging van de voortgebrachte producten wordt opgevangen. Er zal dus in vele geval len naar een verhooging van de arbeidsprestaties in het boerenbedrijf moeten worden gestreefd. In de industrie zou deze vraag vaak worden opgelost door een verlenging van de arbeidstijden; in het boeren bedrijf, waar meestal een veertienurige arbeidsdag al gewoonte is, is zulks onmogelijk en onmenschelijk. Er moet dus worden gestreefd naar een verbetering van de arbeidsprestaties. Is dit mogelijk? Voordat wij deze- vraag kunnen beantwoorden, willen wij eerst de feiten eens in oogenschouw nemen, die heb. ben geleid naar het ontstaan van de in de crisisjaren zoo bekende werknemersgroep: zonder beroep. De snelle en .vaak geforceerde opkomst van onze in dustrie haalde immer meer werkkrachten van het platteland naar de stad, waar de voormalige land arbeider werd ingeschakeld bij een arbeidsproces, waar van hij maar enkele onderdeelen behoefde te kennen om toch voor het geheel nuttig te kunnen zijn. En het waren vooral de jonge krachten, die naar de fabriek werden gezogen, immers, waar bij veel fabriekswerk de verlangde prestaties geen zware lichamelijke inspan, riing vragen, zijn de jonge krachten in de industrie het goedkoopst en het voordeeligst. Vooral toen de concurrentie op de wereldmarkt steeds maar scherper werd, er dus steeds goedkooper gepro duceerd moest worden, bestond hoe langer hoe meer het gros van de personeelsbezetting in vele fabrieken uit jongens beneden de 20 jaar. Hiervan leverde het platteland een groot aandeel; de loonen in de industrie toch waren ver boven het peil van de loonen in de landbouwbedrijven, terwijl ook de vrije Zaterdagmiddag en Zondag verlokkend werkten. Elke buitenman kent het vroege morgenbeeld: die heele rijen jeugdige platte landsbewoners op weg naar de stad. Toch bracht de industrieele opkomst geen ernstig te kort aan werkkrachten in den landbouw teweeg, eens deels doordat de invoering van vele landbouwmachines in hetzelfde tijdperk viel, verder nog omdat de prijzen der agrarische voortbrengselen toen al zoodanig waren, dat vele arbeidsintensieve cultures geen loonende op brengsten meer gaven en dus verwaarloosd werden en de vaste personeelsbezetting van de boerderijen steeds afnam. Een heelen tijd schenen deze verhoudingen eenigszins in evenwicht te blijven; de zich nog op het land bevin dende arbeidskrachten waren nog voldoende thuis in het boerenwerk en de industrie haalde de jongens en meisjes uit de dorpen en gaf hun werk. Toch was dit evenwicht maar schijn en was de afbraak van de positie van den landarbeider al aan twee zijden op gang. Aan den eenen kant de jaarlijksche afstoot van de industrie, die vele ouder wordende en dus duurdere krachten eenvoudigweg op straat zette jongelieden van zoo'n 2030 jaar: het begin van de groef): zonder beroep. Aan den anderen kant: de opleiding. Het boerenbedrijf zelve begon hoe langer hoe meer kennis te vergen; de toepassing van kunstmest, melkcontröle, zaad. en poot- goedselectie eischt opleiding. De jonge boer volgde land bouwscholen, landbouwcursussen enz.; de jongen van den landarbeider leerde een ambacht, een beroep of ging in de. fabriek. Dan komt de werkloosheid: het overschot van de in- dustriearbeiders vloeit gedeeltelijk terug naar het land, waar het slechts het getal werkloozen vermeerdert. In de plattelandsgemeenten begint men het verlies van de agrarische arbeidsintensieve cultures ''te be treuren en vooral het feit, dat in den winter de werk loosheid bijna algemeen wordt, maakt de menschen in dachtig op de scheef gegroeide verhoudingen. Aan het punt: opleiding van den landarbeider, wordt nu weer eenige aandacht besteed; men probeert b.v. bij de vlas cultuur door een vakkundige opleiding het op Vlaande ren verloren terrein te hei-winnen. Vlastrek-,' repel- en bewerkingscursussen worden in enkele streken gegeven en hoewel te kort om een zeker oordeel te vellen, niet zonder eenig resultaat. Een betere behandeling geeft een beter product en hoogere prgzen. Jammer is het, dat deze scholing een zijdig en enkel en, alleen op de vlascultuur was gericht. Melkerscursussen zijn al van ouderen datum deze zijn voortgekomen uit den concurrentiestrijd tegen de Deensche boter en hebben veel goeds tot stand ge bracht, maar het melkersdiploma werd door veel boeren nog niet voldoende naar waarde geschat, waardoor de animo minder groot is geweest. In den laatsten tijd zijn er in enkele streken soms aardappelselectiecursus- sen gegeven. Jammer genoeg was de deelname van jonge landarbeiders hieraan zeer gering. En dat is ongeveer alles. Het type van den ouden boeren arbeider, die vroeger in de zooveel eenvoudiger ver houdingen evengoed als bedrijfsleider zou kunnen staan, is aan het uitsterven. Van de jongere generatie zijn de meesten op ouderen leeftijd in het boerenbedrijf te recht gekomen en bovendien wordt er tegenwoordig zooveel meer kennis en ervaring geëischt, dat scholing van jonge landarbeiders wel een gebiedende eisch is geworden. En deze scholing mag niet in handen van diverse ver- eenigingen worden gelegd, maar zal een taak van den Staat moeten zijn. Op onze plattelandsscholen moet al meer aandacht worden besteed aan landbouwkundige vraagstukken,, waarop dan de verdere opleiding kan worden gegrondvest. Hoe deze opleiding precies zal moeten zijn, laten wij graag aan deskundigen over. ARGUS. 9 Nov. 9 Nov. 10 Nov. 10 Nov. 10 Nov. 10 Nov. 11 Nov. 11 Nov. 11 Nov. 12 Nov. 12 Nov. 13 Nov. 14 Nov. 14 Nov. 15 Nov. 16 Nov. 16 Nov. 16 Nov. lO^Nov. 16 Nov. 17 Nov. 17 Nov. 18 Nov. 18 Nov. 18 Nov. 18 Nov. 19 Nov. 19 Nov. 19 Nov. 20 Nov. 20 Nov. 20 Nov. 21 Nov. Valkenburg: Taxatie-paardenmarkt. Texel: Jaarmarkt. Hoorn: Jaarmarkt. Wieringen: Jaarmarkt. Rotterdam: Taxatie-paardenmarkt. IJzendijke: Taxatie-paardenmariLt. Hoorn: Jaarmarkt. Woerden: Jaarmarkt. Hoorn: Taxatie-paardenmarkt. Oss: Taxatie-paardenmarkt. Weert: Taxatie-paardenmarkt. Axel: Taxatie-paardenmarkt. Puttershoek: Taxatie-paardenmarkt, jaarmarkt. Vught N.B.: le Nationale Tentoonstel ling „Het Raskonijn". Vught N.-Br.: Tentoonstelling „Het Raskonijn". - Gorinchem: St. Maartens Paarden markt. AmsterdamTaxatie paardenmarkt. EerselTaxatie paardenmarkt. TholenTaxatie paardenmarkt. Purmerend: Scheimarkt. Gorinchem: St. Maartensrundermarkt. Rotterdam: Taxatie paardenmarkt. Alkmaar: Taxatie paardenmarkt. Middelburg: Taxatie paardenmarkt. ZevenbergenFokpaardenmarkt. Alkmaar: Scheimarkt. Roermond: Taxatie paardenmarkt. DrutenJaarmarkt UlftJaarmarkt. Oostburg: Taxatie paardenmarkt. Helmond: Taxatie paardenmarkt. Middelburg: Taxatie paardenmarkt. TegelenKonijnen-tentoonstelling. EER we er goed erg in hebben is de Zaaimaand van 19Jf2 ook dl weer voorbij. Het wintergraan zit voor een deel/in den grond als deze Landstandgedrukt - wordt en we gaan met hoop en vertrouwen den winter tegendankbaar in allen gevalledat we er ons werk aan hebben kunnen doen. Dankbaar? Ja, dat moesten we wel zijn, maar ik vrees toch wel, dat er heel wat boeren zouden zijn te vinden of, nog erger, met wrok in het hart. Je zaait en je doet, maar als je bedenktwaar het voor is Kent U er niet, die zoo praten? Ik wel. En ik beklaag ze, eerlijk gezegd. Onverschillig, of zij het doen, omdat ze meenen nog niet voldoende betaald te worden, omdat ze zich nog altijd laten wijsmaken, dat anderen dan ons volk het brood van hun oogst opeten of om dat ze eigenlijk teveel moeten betalen aan pacht of rentezij missen allen hetgeen een mensch_ noodig heeft: liefde voor den ar beid om den arbeid. Liefde, die niemand meer dan de ware boer kan hebben, om dat niemand tot edeler werk geroepen is.. Enr van het edele boerenwerk is zaaien welhaast het edelste. De ergste misdaad van het verleden is voor mijn gevoel altijd dat het den boer ont-adelt heeft, dat het hem het stempel van minderwaardigheid op drukte, hem maakte tot lastdier voor anderen e?i hem en zijn werk als minderwaardig bestempelde. Dat is U nu al vaak genoeg verteld en ge koopt voor zulke mooie woorden niets, zegt ge misschien. Mijn antwoord luidt: zoolang er nog één boer naar den akker gaat om te zaaien met die wrange gedachte: waar doe ik het voor?, zoolang moet erover gepraat en geschreven worden, want zoo lang is het boerenvolk nog niet vrij geworden van zijn waanvoorstellingen, die het leven noodeloos verzuren. Een boer zaait niet om geld te oogsten, een boer zaait niet om deze of gene krijgsoperatie, een boer zaait óok niet om pachtheeren of hypotheekgevers genoegen te doen. Een boer zaait, omdat hij door den Schepper aangewezen is om in trouwe samenwerking met de levende aarde en de levenwekkende zon het leven zelf in stand te houden. Om het geboren worden van nieuwe geslachten mogelijk te maken en om zin en doel der schepping zelve te vol voeren. Daarom zijn er honderden eeuwen boeren ge weest, daarom hebben die boeren door al die eeuwen heen hun best gedaan om uit elk zaad te winnen. En hebt gè er wel eens bij nagedacht, als ge het koren in den grond wierpthoeveel zorg en moeite het gekost heeft, hoeveel hoofden en harten van uw voorgeslachten er zich om bekom merd hebben, eer het zoover was, dat gij uw Pet- küser winterrogge aan den grond mocht toever trouwen? Wat het te beteekenen had, toen de mensch ontdekte, dat hij door bewuste teeltkeuze, door het overlegd toepassen van erfelijkheidsivetten God kon helpen aan een edeler natuurleven? Eer het zoover was, dat de een of andere wilde gras soort tot tarwe werd? Zie, wie aan deze dingen denkt, die kan niet zaaien zonder dankbaarheid en zonder het trotsche besef van doende te zijn met een grootsch werk Als we ons indenken in de levenshouding van onze grootvaders en hun vaders, die zooveel minder geletterd waren, rnaar die toch met diepen eerbied den zaadkorf voor de borst hingen en even de pet oplichtten als zij zaaiden, omdat zij zoo vol eerbied waren bij dat werk, dan voelen we pas goed, wat de afgeloopen tientallen van jaren voor kwaad gesticht hebben toen zij van alles in de eerste plaats geldkwestie maakten. En deze nieuwe tijd heeft als eerste opgave, dat kwaad teniet te doen. De boer, die den zin van het zaaien verstaat als de hoogste dienst aan het Leven, die boer kan een gelukkig man zijn, want hij is dankbaar omdat zijn voorgeslacht deed, wat het gedaan heeft, hij is dankbaar omdat hijzelf dat werk mag voort zetten en hij is dankbaar omdat na hem zijn kinderen komen om uit zijn handen de zorg voor het zaad van het leven over te nemen. Ik ben er mij van bewust, dat menigeen nu nog de schouders ophaalt over zulke théorieën. Maar evenzeer weet ik, dat alle gepraat over en alle strijd voor een niéuwen tijd nutteloos zouden zijn, als er niet dat uit voortkwam dat: begrip voor de grootheid en de heiligheid van het leven, gediend door het zaad en den zaaier om niets anders dan om het Leven zélf. En als niet in de heiligheid van zijn werk de vaste grondslag werd gevonden voor de vrijheid van den boer. D. v. d. B.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 2