Tuinbouw in het kleine boëren- en pluim-
veehoudersbedrijf
Vonkjes
VRIJDAG 6 NOVEMBER
DE LANDSTAND
PAG. 6
Voor de week van 8 Nov.14 Nov. 1942
BONDAG 8 NOVEMBER:
Van 8.308.45 uur H. I en H. II een Zondagmorgen-
praatje van Dirk van de Bospoort, wat misschien velen
zal doen griezelen zoo op de nuchtere maag, want het
is geen gewone vraag, welke hij U stelt. Luistert U maar
eens: „Kunt U bloed zien?"
Van 13.0013.15 uur over H. II hebben we eens even
mooi den tijd om over onze voorouders na te denken,
wie en wat zij waren. C. Pama van het Ned. Verbond
voor Sibbekunde spreekt hierover.
MAANDAG 9 NOVEMBER:
Van 8.008.15 uur over H. II luisteren we tijdens het
morgeneten naar de nuttige wenken - voor Boer en
Tuinder.
Van 13.00—13.15 uur over H. II gaan we weer met den
microfoon op bezoek bij de familie De Boer, waar inte
ressante onderwerpen de revue passeeren, welke ons
nauw met het boerenleven in aanraking brengen. Dit
maal hoort U iets over biggen envaste verkeering.
Van 15.0015.15 uur over H. I November: Slachtmaand!
Anno Teenstra vertelt over den Hoogtijdag in het
boei'enleven.
DINSDAG 10 NOVEMBER:
Van 12.1512.30 uur over H. II draagt W. te Veldhuis
in het programma: „Uit Neerlands Gouwen" voor uit
het boek „Hendrik Eume". Ho^'t er in de Achterhoek
heen ging, toen Grootmoeder nog in de korte rökke was
door G. J. Klokman. (Uitg. Bosch en Keunig, Baarn).
Van 13.0013.15 uur over H. II vraagt de Directie van
den Landbouw weer de aandacht voor de Landbouw-
hoogeschool te Wageningen. Ditmaal brengen we met
verslaggever Herman Pelderhof een bezoek aan het
instituut voor „Geologie en Bodemkundig Onderzoek."
Wat door dit Instituut al zoo gepresteerd wordt, zal
o.a. Prof. Edelman U duidelijk maken.
Van 19.0019.15 uur over H. II Lahdmans Lust. Een
Groningsch halfuur met lied en voordracht van Henk
Fortuin.
WOENSDAG 11 NOVEMBER:
Van 8.008.15 uur wordt er in het programma voor de
rijpere jeugd van het platteland iets verteld over de
landjeugd en het landbouwtechnische werk.
Van 13.0013.15 uur over H. II gaan we een landbouw-
reportage beluisteren." In deze reportage wordt U een
en ander verteld op welke manier men het beste goed
gekeurde poters kan bewaren.
DONDERDAG 12 NOVEMBER:
Van 8.008.15 uur over H. II vertelt W. F. J. Quaed-
vlieg het een en ander over het boerenleven en het
boerenwerk in Limburg.
Van 13.0013.15 uur over H. II volgt er in de serie
„In en om den bijenstal" een praatje over de waar-
nemingskast in de. school.
VRIJDAG 13 NOVEMBER:
Van 8.00-8.15 uur over H. II geeft in het programma:
landbouwvoorlichting, de heer H. Kool aanwijzingen
voor „Het bewaren van hakvruchten."
Van 13.0013.15 uur over H. II Streekcultuiir, getiteld:
„In Amersfoort is meer dan een kei en een koppel-"
poort" door H. P. Wouwenaar.
ZATERDAG 14 NOVEMBER:
Van 16.0016.30 uur over H. II kan men in het pro
gramma van den Frieschen Streekdag een uitzending
beluisteren, getiteld: „Een Hollandsche gast op een
Friesche hoeve van veen en zand en klei." Speciaal
voor de niet-Friezen is het interessant eens iets te
vernemen over het Friesche boerenleven.
Van 19.0019.15 uur over H. I spreekt Dirk van den
Hul in de serie „Als ik het voor het zeggen had" over
een actueel onderwerp, n.l. „Knollen en Citroeneh",
waarmede we dan de agrarische uitzendingen voor deze
week weer sluiten.
Om diarrhee en vermagering van het melkvee te voorkomen
geve men in het dagelijksch rantsoen niet meer dan 50 a
60 kg. stoppelknollen per dier.
Om vervluchtiging van ammoniak te voorkomen werpe men
geen asch op den mesthoop of in de groep.
Een te lage pH van grasland kan men moeilijk verbeteren
door kalkmergel te strooien. Het is aan te bevelen dergelijk
grasland te scheuren en na bekalking als bouwland te ge
bruiken, om het eventueel later als dit weer is toegestaan
met gras in te zaaien.
Grond zonder bacterieleven is doode grond. Hoe uitgebreider
bacteriënflora, hoe vruchtbaarder en werkzamer de grond.
Men kan het bacterie-leven bevorderen door:
doeltreffende diepe bewerking
goede ontwatering;
onderbrenging van organische stoffen;
oordeelkundig kalken.
By de overgang van koolrapenvoedering op bietenvoedering
komt by het vee wel eens bietenvergiftiging voor. Oorzaak
zou zijn een te sterke opname van kalizouten in het bloed.
Gevolgen van bietenvergiftiging kunnen zyn:
weigering van voedsel;
zeer gedrukte melkopbrengst;
vermagering;
afzetten van het kalf
soms sterfte, vooral van drachtige dieren.
De kalk van kalkstikstof dringt vlugger in den grond en
vertoont hooger werking dan geljjke hoeveelheden kalk uit
andere kalkmeststoffen.
Het blykt dat vooral het tarwezaad dit jaar In sterke mate
is besmet met fusarium of kiemschimmels. Hoewel het ont
smetten van alle zaaizaden is aan te bevelen, is ontsmetten
van zaaitarwe dringende noodzaak.
Gedroogd gras van goede kwaliteit staat gelyk met kracht
voer. Men vervoedere het vóór de andere voedermiddelen
van het rantsoen als hooi, bieten, kuil, e.d.
Hierdoor bereikt men, dat het te voeren kwantum ge
droogd gras, zonder verliezen, volledig wordt opgenomen.
Het te vervoederen of te kuilen bietenloof houde men zoo
schoon mogelijk, evenals de stoppelknollen. Een hoog per
centage zand in het kuilvoer benadeelt ten zeerste de kwa
liteit.
Rijkstuinbouwconsulent Ir. D. Bloemsma:
in.
Bemesting.
^^^EERMALEN noemt men een goede bemesting:
de kurk, waarop de groententeelt drijft. Daarin is
veel waars gelegen. Die niet mest, mist, is een oud
spreekwoord. Daarbij dringen enkele vragen zich nu
naar voren; zoo:
1. moet vruchtwisseling worden toegepast?
2. is grondonderzoek vooraf noodig?
3. welke meststoffen dient men te gebruiken?
4. wanneer moét gemest worden? en
5. hoeveel mest is noodig?
Beantwoording van de laatste vraag is wel de kern,
waarom de geheele bemestingsleer draait en is daarom
ook de moeilijkste. Allereerst kan men maar niet raak
mesten; want hoe méér men geeft, hoe minder de
bemesting ten slotte loont. Dit noemt men „de wet
van de i nnemende meeropbrengsten". De grond bevat
oen natuL Mjke voorraad plantenvoedsel. Daarbij is
het dan in Te gevallen voldoende den grond te mesten
met stikstof, "osforzuur en kali (N, P 205 en K 20).
Meermalen zullen echter kalk en magnesium ook noodig
zijn; vooral kalk.
De beteekenis van een bekalking moet echter niet aller
eerst worden bekeken uit een oogpunt van kalkvoeding,
maar bovenal in betrekking tot de algemeene verbete
ring van de omgeving, waarin de planten groeien.
Véél kalk vragen bijv. pruimen, kersen, frambozen,
wortelen, koolzaad, vlinderbloemigen e.a.; minder kalk
vragen: de meeste groenten, aardbeien, bessen, ap
pels, peren, e.a.; weinig kalk: aardappelen e.a. Kalk-
schuw zijn bijv. heide, bosch-, vossen- en veenbessen.
Voor een goede vruchtbaarheid van den grond is
echter behalve een goede kalktoestand en oordeel
kundige bemesting ook noodzakelijk, dat een goede
verhouding bewaard wordt tusschen de structuur van-
den grond, d.w.z. de lucht en watercapaciteit en
daarmede de temperatuur van den grond, het bacterie
leven e.a. factoren. Het uiterlijk aanzien van het
gewas en soms ook de spreiding van de onkruiden,
kunnen ons in dezen helpen. Gebrek, zoowel als over
vloed aan stikstof, fosforzuur, kali en kalk kunnen
worden waargenomen.
Gebreksziekten, zoowel ajs overvloedskwalen doen zich
dan voor, die weggewerkt dienen te worden.
Vruchtwisseling is één van de middelen, vooral op
den kleigrond, om tegenslagen te voorkomen. Né.
gewassen, die stikstof in den grond achterlaten, kun
nen gewassen verbouwd worden, die véél stikstof
vragen. Né. diep-wortelende gewassen, die vooral
kleigrond in een zeer goede structuur achterlaten,
kunnen ondiep-wortelende gewassen hiervan profitee-
ren. De boer zal bijv. met erwten, boonen, tarwo, bieten,
haver en vlas pas na een grooter aantal jaren op
hetzelfde perceel terugkeeren, wil de oog«t niet lijden.
Bij rogge en zelfs aardappelen op zand kan dit kort(er)
op elkaar, al zal men in het algemeen bij voorkeur op
klavers en kunstweide aardappelen of bieten, of haver
of tarwe laten volgen.
In den tuinbouw heeft men alleen in de bloembollen
teelt nog een vaste vruchtwisseling of wel een stelsel.
Toch bouwt men ook ongaarne bepaalde groenten na
elkaar. Bijv. liever géén aardbei op aardbei of kool
op kool of andijvie op andijvie. Het gevaar voor ziekten
wordt daarbij te groot.
Zeer rijke stikstofbemestingen kunnen land alleen bruik
baar maken voor bladgroenten. Versche stalmest kan
het optreden van de wortelvlieg (pierigheid), de prei-
vlieg en de uienvlieg sterk in de hand werken. Het
optreden van bepaalde ziekten kan dus wisselbouw of
verandering van bemesting ook noodzakelijk maken.
De intensieve tuinbouwteelten vragen echter steeds
flinke bemestingen en bij oordeelkundig werken ma
ken die den teler ook wel eens meer onafhankelijk
van vruchtwisseling en dus van de keuze van het
gewas.
Vroeger gebruikten de groententelers wel uitsluitend
stalmest. Bij de invoering van kunstmest vond een
overbemesting met chilisalpeter het eerst ingang;
geleidelijk werden daarna ook verschillende kunst
meststoffen als „hulpmest" naast de stalmest aange
wend en ten slotte ook het gebruik van kunstmest
alleen, omdat het goedkoop en gemakkelijk was.
In de groententeelt is de stalmest echter steeds van
groote beteekenis gebleken om haar grondverbeterende
eigenschappen vooral, waardoor mede het bacterie
leven sterk wordt verrijkt. Een ongunstige verhou
ding van het gehalte aan humus en kalk kan zoo
doende aanmerkelijk worden verbeterd.
Waar stalmest ontbreekt kunnen compost, gecom-
posteerde stroomest en beer als een belangrijk ver
vangingsmiddel dienst doen, vooral daar, waar de teelt
van bladgroenten op den voorgrond staat.
Voor de teelt van vroege aardappelen zal men de
voorkeur moeten geven aan kunstmest, teneinde ver
schillende ziekten zooveel mogelijk te voorkomen, al