VOOR DE LANDVROUWEN Zelf broodbakken De Landstand Herfstdraden in ZEELAND INHOUD PAG. S DE LANDSTAND 13 NOVEMBER 1943 Het bezoek aan alle provincies is beëindigd en over het verloop zijn we zeer tevreden. De reis was vaak niet gemakkelijk, maar wanneer we na een soms moeilijke en langdurige reis ter plaatse waren, dan werden we zoo allerhartelgkst ontvangen, dat we toch steeds big waren, gekomen te zijn. Uit verschillende gesprekken, die we na zoo'n ver gadering voerden en uit brieven, die we ontvingen, is gebleken, dat men ons overal goed begrepen heeft. Dit geeft moed om door te gaan. Zeer gevoelig waren we ook voor de belangstelling, die we hebben onder vonden van de autoriteiten. Verder denken we aan de actieve kameraden, die steeds de noodige zorg aan het podium hebben besteed en versche bloemen nooit hebben doen ontbreken. Al hebben we op onze rond reis veel besproken en, naar onze meening, vele moei lijkheden opgelost, toch zullen er nog steeds veel vragen overblijven. Omdat het ons nu beter lijkt te komen praten als te schrijven, zal de werkleidster, mevr. Uilenberg, nog in iedere provincie een bezoek brengen aan de prov. elen gaan hier tegenwoordig toe over, omdat ze zelfvoorziener zijn of tarwe geraapt hebben. Men eet liever brood van eigen meel, dan de kans te loopen dat er eenheidsbloem door verwerkt wordt. Zelf brood bakken is geen groote kunst, maar het moet toch eerst geleerd worden. Men moet, wil men een redelijke kans van slagen hebben, beschikken over een goede kacheloven, dus liefst een circulatiefornuis gebruiken. Wanneer men van plan is geregeld te bakken en men bezit geen specialen steenen broodoven waarin men 1 X per week al het benoodigde brood kan bakken, vraagt het eenig overleg, wil men echt goed brood afleveren. We volgen n.l. liefst de bakkersmanier en deze is-omslachtiger. We krijgen echter mooier, gelijk matiger en beter uitgerezen brood, wat langer verscher en lekker van smaak blijft. Ons eerste werk is het meel afwegen. Voor een 8-onsje i3 51^6 ons meel noodig. Voor een vierponder, juist passend in een groot bakblik, wegen we pl.m. 3 pond meel af. Velen zeven het tarwemeel, de zemelen gaan dan welis waar naar de varkens, maar weet u wel, dat de varkens dan met zeer waardevolle bestanddeelen gaan strijken? Er is niets wat gezonder en beter is dan h§t brood, gebakken van de volle tarwekorrel, waar niets aan toegevoegd en niets aan onttrokken is. Vele kwalen en kwaaltjes, die door slechte spijsvertering ontstaan, zouden voorkomen worden als iedereen geregeld, d.w.z. iederen broodmaaltijd, volkorenbrood gebruikte. In tarwe zitten vele mineralen en vitaminen, die voor de gezondheid van zeer groote beteekenis zijn. Bij het z.g. „builen" gaat 80 hiervan verloren. Ter wille van een geestelijk en lichamelijk gezond nageslacht is het zelfs noodzakelijk» zuiver tarwemeel te gebruiken. In Frankrijk, waar sedert Lodewijk XIV, dus meer dan twee eeuwen, uitsluitend wittebrood gebruikt wordt, is het geboortecijfer zoozeer gedaald, dat men reeds van een langzaam uitstervend volk gaat spreken. De grondverhouding voor goed brood is tarwemeel, 50 water, 2 gist, 2 zout. Voor een z.g. vierponder krijgen we dus deze hoeveel heden: 3 pond is 1.5 kg. meel; 7-7% dl. water; 30 gram gist (34 ct.); 30 gram zout (is 3 afgestreken eetlepels). In een diepe teil of emmer doen we het grootste deel van het meel, een klein deel houden we achter om later, naar gelang het noodig is, toe te voegen. De gist wordt in een kuiltje in het meel gebrokkeld en omgeroerd met wat lauw water, tot een soort glad beslagje, waar ook iets bloem in zit, verkregen is. Dit „zetsel" laten we 1520 minuten op een lauw warm plekje, dichtgedekt staan. De gistcellen gaan zich door de warmte, het vocht en het voedsel ver menigvuldigen en groeien uit tot de dubbele hoeveel heid. In plaats van 30 gram gist hebben we dan 60 gr. gist gekregen. Eerst dan volgt het kneden. Vooraf onderwerpen we onze handen en in 't bijzonder de nagels aan een grondige reiniging met borstel en zeep. Afdrogen met een vuilen handdoek zou het gunstige resultaat van die groote schoonmaakbeurt te niet doen en dus beperken we er ons toe, de handen goed af te spoelen. Eerst kneden we met één hand, terwijl we met de andere het lauwe water toevoegen. We maken eerst een ietwat slap deeg en voegen dan het zout en het restant bloem toe, terwijl we met twee handen kneden tot het deeg lekker soepel is en van de handen en de kom loslaat. Het moet dan, dichfgedekt met een vochtigen doek, ongeveer een uur rijzen op een warme plaats. We leidster. Zou het niet het beste zgn, dit bezoek af te leggen in het provinciaal gebouw van den Land stand? Hebt u allen al een bezoek gebracht aan het Landstandgebouw, om meer vertrouwd te geraken met uw medewerkers, in het bijzonder met die van afd. I? Doet u dat vooral, prov. leidsters en vraagt dan meteen, «of er een kamer voor u beschikbaar is, wan neer u daar een bespreking wilt houden. Is in iedere provincie de reis-route voor de te houden lezingen reeds opgegeven? Ook die provincies in het Zuiden, *vaar nog geen vaste kern van medewerksters was en het bezoek aan onze vergaderingen toch zoo goed was, geeft u ook de plaatsen op, waar onze lezingen gehouden kunnen worden? Voor onze medewerkers(sters) is geen reis te zwaar. Wg willen voor iedereen de mogelijkheid openen, kennis van ons streven te nemen. Landvrouwen, we vragen u niet, lid van onze organisatie te worden, want ge behoort reeds bij ons, maar wel vragen we u, mee te doen in het belang van ons volk en van onze nakomelingschap. kneden het daarna even door, zg. opbollen en laten het nog y2 uur narijzen, alvorens het in de ingevette vorm te doen. Dit opbollen bewerkt, dat het brood zeer gelijkmatig gerezen is, zonder groote gaten. Langzaam rijzen houdt het brood langer versch. Vooral voor diegenen, die 1 of 2 X per week bakken is deze methode ten zeerste aan te raden. Telkens wanneer het deeg bewerkt wordt, zakt het weer in. Dus moet het, nadat het in het broodbhk gelegd is, weer narijzen tot z'n oorspronkelijk volume. Eerst dan gaat het in d*en heeten oven, alwaar het in 3 kwartier 1 uur, gaar kan zijn. Tarwebrood moet goed doorbakken zijn. De korst mag dus gerust flink bruin wezen. Vooral bij vochtige tarwe moeten we daar heel goed om denken. Of het brood gaar is, kunnen we controleeren, door te letten op de zijkanten van het brood. Deze moeten goed los zitten van de wanden van het blik. Verder kunnen we voorzichtig drukken op de bovenkorst. Deze moet dan direct terug- veeren. Prikken met een breinaald is niet goed, het brood door- of aansnijden als het nog warm is, deugt ook niet. Het brood moet er zoo smakelijk mogelijk uitzien. We halen dus een natten doek (geen vuile werk- of vaat doek) over de bovenkorst, alvorens het uit den oven te halen, zoodat de bovenkant gaat glimmen. Een punt, waar ook veel tegen gezondigd wordt, is de behandeling na het bakken. We zetten het brood schuin tegen den wand. liefst onder een drogen doek om het vooral langzaam en gelijkmatig te laten af koelen en brengen het eerst na volkomen afkoeling in den kelder. Wanneer het tarwebrood zoo behandeld wordt, is het na 1 week nog lekker van smaak. In den zomer droogt het altijd eerder uit. Dan is het kneden met karnemelk inplaats van met water op vele Zeeuwsche boerderijen gebruikelijk. Het wordt er tevens voedzamer en iets lichter verteerbaar door. Vele oppervlakkige lezeressen zullen afgeschrikt wor den door deze beschrijving en het veel te omslachtig vinden. Maar een aandachtig toehoordster zal bemerkt hebben, dat alleen het maken van een,zetsel, wat een kwestie van 1 minuut is en het opbollen wat nog korter duurt, het eenige extra werk vormen. Het zetsel heeft als voordeel, dat we minder gist hoeven te gebruiken, wat de- smaak van het brood ten goede komt, en het opbollen, dat we een zeer mooi, gelijkmatig, langer versch blijvend product krijgen. Een beetje moeite is dat wel waard. Overigens moeten we niet met broodbakken beginnen, wanneer onze gewone werkzaamheden achter den rug zijn. We doen het juist tusschen ons gewone werk in en komen dan vlug genoeg tot de conclusie, dat zelf brood bakken erg meevalt. 's Morgens na het ontbijt maken we het zetsel klaar: tegen dat de kachel volop moet branden voor het middageten, gaat het deeg in den vorm en staat dan, juist als de kachel volop brandt, in den oven. Voor degenen, die eens veel haast hebben, kan ik hier als troost nog vermelden, dat we het brooddeeg direct na het kneden in den vorm kunnen doen, 1 uur laten rijzen en dan direct in den heeten oven gaar kunnen koken. Vaak gaat het best soms is het wel eens minder mooi. Maar daar het brood toch vlu^ opgegeten wordt, mer ken we van dat langer versch blijven niets. J. DEKKERTerneuzen. Benoemingen Benoemd tot lid van den Dijkraad voor de waterkee- ring van den calamiteuzen Vlietepolder, als' vertegen woordiger van het waterschap Oud en Nieuw Noord- Beveland, G. M. F. Bom te Wissekerke. Benoemd tot gezworene van het waterschap „De vrije polders onder Tholen", C. P. de Rijke te Tholen. Redactie-adres: GROOTE MARKT 28 GOES, TEL. 2345 (toestel 05) Uitgave: UITGEVERIJ „VOLK EN BODEM" POSTBUS 281 DEN HAAG Advertenties: Lxisse plaatsing 23 ct. per m.m., in alle edities 75 ct. per m m Abonnementen: Voor niet-ieden van den Nederi. Land stand j 5.— per laar of 1.25 per 3 maanden. Alle briefwisseling betreffende exploitatie, advertenties en abonnementen, aan postbus 281, Den Haag, Tel. 11.48.35. No. 45 Vrijdag 13 November 1942 pag. 1. Indrukken en gedachten XI. 1. Pioniers voor het Oostland vertrokken. 2. De nieuwe Maro-film. 2. Achter den ploeg. 3. Voor de Landvrouwen. 3. Herfstdraden. 4. Economische cursussen voor de Landjeugd. 5. Uitwinteringsschade. 5. Slakkenbestrijding in wintergranen. 6. Vlasrepelen als winterwerk. 7. Fermenteeren van tabak. 8. Tuinbouw in het kleine boeren- en pluimvee- houdersbedrijf. 8. Goede oogsten met weinig kosten. 9. De voorziening van brandstoffen. 9. Oorlogsvolkstuinen. 9. Wat „Land en Volk" brengt. 11. Officieele Landbouwmededeelingen. EEDS langen tijd zweven ze weer in de lucht, de herfstdraden, winden ze zich soms om het hoofd van den buitenman, die met een verbaasd gezicht een en ander wegstrijkt, verwonderd over het feit, dat er iets in de lucht hangt, zonder dat hij het ziet en dat hem daarbij bovendien nog hindert. Is het een wonder, dat men vroeger, toen men nog geen wetenschappelijke verklaring had voor dit natuurverschijnsel, hier rond verschillende overleveringen weefde. Men kan zich afvragen, welk nut een overlevering heeft voor de folkloristen. Het simpele antwoord hierop is: Uit deze overleveringen kan men zoo heel vaak het gedachten- en het werkelijke leven van onze voorouders leeren kennen. In elke vertelling uit den ouden tijd komt iets van dien tijd. Zoo sprak het volk, zoo ontstond uit een gebeurtenis een verklaring, zoo was de lucht be volkt met onzichtbare wezens en machten, zoo greep het christendom in het denken der menschen, die toen leefden, zoo was de mentaliteit dierzelfde menschen. Kortom, zoo komen wij in vele opzichten nader tot het leven van voorheen, kunnen wij tot inzicht komen, daarop verder bouwen. De wetenschappelijke verklaring van de herfstdraden is ons reeds heel lang bekend. Darwin, een natuur- vorscher, die vèel over het ontstaan der plant- en dier soorten heeft geschreven, echter ook wel eens tot con clusies kwam, die momenteel gerechtvaardigd bestre den worden, doch groot pionierswerk in vele opzichten op dit gebied heeft verricht, vertelt in één van zijn boeken, dat hij 60 mijlen, van land af duizenden kleine roodachtige spinnen, ieder met haar draad, op- zijn schip zag afkomen. Het valt dan toch werkelijk'heel goed te begrijpen, dat zulk een geheimzinnig verschijn sel op de fantasie der menschen moest werken. Geluk kig is het aantal spinnen hier in den herfst niet zoo groot, doch een respectabel aantal is er toch wel, want de herfstdraden maken het ons zoo nu en dan wel erg lastig. Deze draden worden voortgebracht door de zoo genaamde Jachtspinnen. In den zomer houden zij zich meestal op in de nabijheid van slooten en plassen, waar zij, om hun honger te stillen, larven, vliegen, muggen en andere insecten in overvloed als buit kun nen bemachtigen. Wanneer in den herfst, bij koudere dagen, dit voedsel schaarscher wordt, vindt er, zooals men trouwens zoo vaak in de dierenwereld ziet, als 't ware een landverhuizing plaats, zoeken zij het hoo- ger op, om de in 't najaarszonnetje dansende insecten te bemachtigen. Ze zeilen dan als 't ware door de lucht. Zij plaatsen zich daarvoor met den kop in den wind, schieten spinvocht, dat in de lucht tot draden wordt af en zwieren zoo rond, om haar voedsel te veroveren. Onder vele volken bestaan oude legenden, waarmee het ontstaan van deze herfstdraden werd verklaard. De Duitschers noemen hem Mariengam. Misschien her innert deze naam aan den geboortedag van Maria, die op 8 September valt. Aan den anderen kant bestaat

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 3