Diepploegen
De vezelcultuur in
Europa
Bij de foto's
'ag. 7
DE LANDSTAND
20 november 1942
Jet nut eener diepe bouwvoor is velerlei. Vooral
■in dezen tijd nu het erom gaat het productievermogen
|\an den grond zoo hoog mogelijk op te voeren en ons
■daartoe niet alle middelen meer ten dienste staan, zoo-
jals b.v. voldoende kunstmest en stalmest, vooral nu
Ijs het noodig om onze volle aandacht te schenken aan
leen goede en doelmatige grondbewerking. Daardoor
(toch zal het voor de planten eerst mogelijk zijn om
jdatgene, wat in den grond zit of erin komt tot volle
«vaarde te brengen.
Jij een diepe bouwvoor zal het vermogen van den
jgrond om water vast te houden opgevoerd worden. Dan
Jlijden onze planten niet zoo gauw van droogte en wordt
■een vroegtijdig nood-afrijpen voorkomen. Vele zand-
onden hebben dit jaar ondervonden, dat de tarwe-
|aren slechts voor de onderste helft gevuld waren. Naast
misschien gebrek aan koper, zal de watervoorziening
de warme Augustusperiode een groote rol gespeeld
Ihebben.
;en diepe bouwvoor is ook beter in staat om het voed-
bel vast te houden en de plantenvoedende stoffen beter
Jtot ontleding te brengen. Het reservoir, waaruit de
■plant dan kan putten is grooter. De meerdere zuurstof,
die daardoor dieper in den grond kan dringen, zal de
Iomzettingsprocessen aanzienlijk bevorderen. Bij een-
Izelfde bemesting zal de diepe bouwvoor een grootere
[opbrengst geven.
Het zal bij een diepe bouwvoor ook voor de planten
wortels gemakkelijker zijn zich door den grond te be
jegen en hun wortelstelsel grooter uitbreiding en diepte
geven. Daardoor kunnen de plantenwortels gemakke-
Jlijker het niveau der capillaire opstijging bereiken en
■zoo beter profiteeren van het grondwater.
Op de kleigronden tracht men daarom door herhaald
[en telkens dieper ploegen de bouwvoor dieper te maken.
Men bereikt daar tevens, dat vruchtbare grond weer
het bereik van de plantenwortels komt. Op de zand
gronden zou een dergelijke handelwijze geheel verkeerd
zijn. Daar toch zou men telkens bij het dieper ploegen
[onvruchtbaren grond bovenhalen, die bovendien nog zuur
m zijn ook. In plaats van de verbetering van de stand
plaats onzer cultuurplanten zou men daar een verslech
tering in het leven roepen.
)och ook de zandgronden moeten we laten profiteeren
Ivan een diepere bouwvoor, doch dan door het gebruik
maken van den ondergrondsploeg of den grubber. Dan
Iworden de onderste lagen niet bovengehaald, maar blij-
[ven deze op hun oorspronkelijke diepte liggen en toch
Wordt de bouwvoor dieper.
[Juist op de zandgronden zal men vooral in deze tijden
niet te diep moeten ploegen om juist daardoor niet het
aanwezige voedsel naar den ondergrond te brengen.
Volgens onderzoekingen van den laatsten tijd, blijkt,
dat het bacterieleven zich afspeelt in de bovenste 15
tot 20 cm van de bouwvoor. Daaronder treffen we een
steriele laag aan, die bovendien nog weinig zuurstof
bevat. Ploegen we nu een zandgrond op 25 a
30 cm dan brengen wfe de .voedsel- en bacterierijke laag
naar beneden en leggen daarop een zuurstofarme, maar
ook onvruchtbare laag van 5 of 10 cm. Dat zou dan
straks het kiembed onzer planten moeten worden. Ook
het humusgehalte van die laag is gewoonlijk niet groot.
Het zal dan ook moeilijk zijn in deze laag de zoo ge-
wenschte kruimelstructuur te krijgen.
Willen we dus op zandgrond een diepe bouwvoor heb
ben, dan zullen we dus met onzen gewonen ploeg niet
dieper dan 15 of 18 cm gaan en dan ook door de open
voor met den ondergrondsploeg volgen. Ook een aan
den ploeg bevestigde grubber kan dezelfde diensten be
wijzen.
Door deze diepe grondbewerking worden natuurlijk de
capillairen verbroken en zal het dus niet mogelijk zijn,
dat het grondwater omhoog stijgt tot aan het maai
veld. Het zal zeker een paar maanden duren eer het
contact van onder tot boven geheel hersteld zal zijn.
Daarom is het noodzakelijk den ondergrondsploeg reeds
enkele maanden voor het zaaien of pooten te gebrui
ken. Dat zal dan dus reedsMn den naherfst of in den
winter zijn.
Nu is het voor den boer natuurlijk niet doenlijk om
jaarlijks al zijn land te diepploegen. Wel is het ge-
wenscht, dat hij eiken akker om de 4 of 5 jaar eens
met den ondergrondsploeg bewerkt om het ontstaan van
een ploegzool te voorkomen. Daartoe zal hij dan die
akkers uitkiezen, waar het volgend jaar aardappels of
bieten komen staan, die het meeste van een diepe
grondbewerking zullen profiteeren. De andere gewas
sen profiteeren er dan nog in de volgende jaren van.
De moderne boer houdt den ondergrondsploeg vooral nu
in eere.
Productie moet zooveel mogelijk worden
gestimuleerd
Met de voortdurend stijgende behoefte aan textielpro
ducten hield de laatste tientallen jaren de verbouw
van vezelgewassen in Europa geen gelijken tred. Ter
wijl het vezelareaal in Duitschland in het jaar 1875
275.000 h.a. bedroeg, was dit cijfer in 1933 nog slechts
5.000 h.a. en eerst na 1933 werd in Duitschland de
vezelcultuur sterk uitgebreid. Reeds in 1940 bedroeg
het areaal weder 100.000 h.a.
Vóór 1918 werd in ons land gemiddeld 12 13.000 h.a.
gronds voor de vlasteelt bestemd. Nadat in het laatst
van den vorigen oorlog de verbouw nog eenigszins ge
stegen was, zakte de belangstelling voor deze cultuur
plotseling geweldig: van 1920 tot pl.m. 1933 bedroeg
de verbouw ongeveer 1500 h.a. jaarlijks en slechts
toen van staatswege steun aan den vlasbouw werd
toegezegd, werd de verbouw weer van eenige beteeke-
nis. In 1939 was de teelt al weer enorm toegenomen,
en nu in 1940 was hier een record aan te teekenen:
20.000 h.a. vlas werd dat jaar in ons land verbouwd.
In België is de vlasbouw van nog meer beteekenis dan
in ons land; voor 1940 was 35 40.000 h.a. uitgezaaid.
Het leeuwenaandeel in de vlasvoorziening levert echter
Rusland met jaarlijks ongeveer een millioen h.a., echter
niet geheel voor de vezel verbouwd, doch ook voor
zaad- en oliewinning. Daarbij komt nog, dat de vezel
opbrengst, die in ons land en in België ongeveer 1000 kg.
per h.a. is, in Rusland door de minder intensieve be
werking gemiddeld slechts 250 kg. bedraagt. Van
beteekenis is dan ook nog de verbouw in Ierland jaar
lijks zoo'n 40.000 h.a. en verder de teelt in Frankrijk,
Duitschland en Polen.
Zoo dekten de USSR en de vroegere Baltische staten
voor het grootste gedeelte de behoeften van de ge
zamenlijke Duitsche en West-Europeesche linnenindus
trie. De bodem en het klimaat in Rusland zijn voor den
vezelboüw bijzonder gunstig, terwijl de in ruime mate
voorhanden zijnde arbeidskrachten het bebouwen van
grootere gebieden mogelijk maakten. In de bezette ge
bieden, vooral in de noordelijke deelen en in de distric
ten Witebsk, Moglew en Smolensk wordt op 510 pet.
van het akkerland vlas verbouwd, terwijl in de zuide
lijke gebieden Bebruisk en Orel meer hennep wordt
verbouwd. De hennep- en vlasoogst van 1940 kon voor
het grootste deel binnengehaald worden, maar het was
niet mogelijk de opbrengst in haar geheel te doen ver
werken, daar ee* deel der bedrijven verwoest is en ook
het transport bijzonder groote moeilijkheden opleverde.
Inmiddels zorgde het Duitsche bestuur ervoor, dat de
nog voorhanden zijnde bedrijven voldoende met vlas
en hennep werden voorzien. De bezette centrale Rus
sische gebieden zullen niet slechts moeten bijdragen
in de voorziening van Europa met textiel-grondstoffen,
maar ook hennep en lijnzaad. Het Duitsche bestuur
stelt dan ook alles in het werk om de vlas- en hennep
teelt in den huidigen omvang te handhaven en zoo
mogelijk te doen stijgen. Het areaal moet in ieder
geval op het peil van 1941 blijven. Verder hoopt men
door verbetering van de teeltmethode de productie in
den korst mogelijken tijd nog te doen toenemen.
jheid, dat de boerenstand in den hoek is geschopt. Hier
de Peel ligt nog een stuk generaliteitsland.
Luistert in de Peel naar de oudere en jongere men-
|6chen, die hun hart nog kunnen uitstorten, voor zoover
het nog niet in een totale
onverschilligheid is verhard.
Ziet er de afgesloofde oude
II menschen, die onder den al
te zwaren druk van het
|J—leven, malende of kindsch
zijn geworden.
I 1 Luistert naar de woorden
van het jonge meisje, dat
ons vertelt hóe zij vanaf
haar jongste jaren van des
morgens 5 uur tot midder
nacht onafgebroken sjouwt,
Ihoe zij het eene uur aan een groote waschtobbe staat.
|en het andere uur meehelpt koeien te melken, hoe zij
aien en maaien moet als het groote manvolk. En
>g weet zij te zingen en te lachen, en glundert haar
gezicht.
En kijk ook eens naar de huishoudelijke artikelen van
MANTIEK
het kinderrijke gezin, dat in totaal uit 15 personen
bestaat, hoe daar 15 personen uit twee tassen moeten
drinken, één met een hoek èr uit en één van ijzer,
die niet breken kan, hoe daar in ploegen gegeten moet
worden omdat niet allen tegelijk kunnen drinken. En
ziet er ook langs de huizen in de Peel den meest
immoreelen proletariër loopen, die tasschen aan den
man tracht te brengen voor 125 centen per stuk, die
er luiers probeert te versjacheren voor vierhonderd
centen en meer.
En let ook eens op de nachtlegering van die menschen,
die in twee jaar tijd geen laken, geen sloop of dekentje
meer aan hebben kunnen schaffen, omdat hun het geld
ontbrak.
Zeker, de menschen het is bijna onbegrijpelijk
hebben er zich gaaf weten te houden, lichamelijk en
geestelijk, doch overigens zou men zich in Gods meest
verlaten land wanen.
Wanneer men van de Peel het romantische vernisje,
dat schrijvers eraan gaven, verwijdert, blijft er niets
anders over dan een stuk grond waarop kleine, hard
werkende menschen leven. De kleine boeren met een
ongelooflijke vitale kracht op 'een der armste grond
gebieden van ons land.
Wie de Peel zonder romantiek weet te zien, komt tot
de rotsvaste overtuiging, dat ons land en ons volk
zijn behoud door de eeuwen heen te danken heeft aan
'den boer, die, gelijkend op zijn Schepper, van niets
iets maakt, en dat niet eens zoozeer voor zichzelf als
wel voor zijn volk, wiens bloed- en voedingsbron hij is.
Van links naar rechts: Het drogen van de turf.
Op den achtergrond een turfstrooiselfabriek Het
vervoer van de turven naar den weg De wagens
rijden af en aan om de turf te vervoeren Een
schip vol brandstof voor den Winter!
Slechts weinigen zullen, wanneer zü een turfje in
de kachel of haard gooien, beseffen hoeveel zwaren
arbeid er aan voorafgegaan is voor deze brandstof
op het vuur kon worden geworpen.
Foto's West-Brabant" - Spuls.