Overpeinzingen bij een merklap Papaverkoeken VOOR DE LANDVROUWEN Wenken voor den slacht 27 NOVEMBER 1942 DE LANDSTAND PAG. 4 P een speurtocht naar mooie, oude handwerken belandde ik bij een antiquair in een oud stadje aan de Zuiderzee. Ik had gehoord, dat de man een groote col lectie merklappen bezat en inderdaad, de stapels, die er uit de laden van eenige antieke kasten te voorschijn kwamen, overtroffen nog mijn verwachting. Bijna twee uur zat ik daar in het bedompte achterkamertje achter den winkel en liet de lappen stuk voor stuk door mijn handen gaan. Het waren er een paar honderd, fijne, met stille, oude, verbleekte kleuren en grovere, op stramien met hei-gekleurde wol gewerkt, zooals ik er zelf nog een op school maakte. Hoeveel kleine meisjeshanden zouden dat niet moeizaam, steekje voor steekje, geborduurd hebben? Wat zou er in die hoofdjes, gebogen over het fijne witte linnen, zijn omgegaan? Nu lag hun werk daar in hoopen in de laden van den anti quair, die het duur verkocht had aan Engelschen en Amerikanen, En ik zat daar en speurde naar de mooi ste patronen, Tot mij 'n jap trof. die er heelemaal niet bijzonder prachtig uitzag en in de oogen van den anti quair maar een minderwaardig product was, dat hij mij wel iets goedkooper wilde laten, omdat er een scheur in zat. Het was een lap van mooi soepel, grijs-bruin linnen, waarop vooral veel randen gewerkt waren in twee kleuren: zacht-groen en terra-cotta. En dan was er de figuur op geborduurd, die hierbij is afgebeeld, ook in groen en roodbruin. Wat is het voor een merkawaardig ding? Een boom, ja en neen. Het doet er aan denken, maar het lijkt niet het minst op de boomen, die wij dagelijks om ons zien. En een plant is het evenmin. Het lijkt eigenlijk meer op een soort kandelaar. Maar wat moeten daar die vogeltjes en die hertjes? Deze merkwaardige figuur was nu een van de redenen, waarom ik die lap zoo graag wilde hebben. Want door die figuur, die een of ander meisje, een 150 jaar ge leden, bij wijze van oefening moest borduren, spreekt tot ons een heel oude geschiedenis, een sage, die veel en veel ouder is, wel 4000 jaar misschien. In die oude tijden dan dachten onze voorvaderen, dat er in het heelal een geweldige boom groeide, die met <t* Een klein meisje borduurde den levensboom en ver telde zoo onbewust een oude geschiedenis. zijn drie wortels groeide in de onderwereld, in de men- schen- en in de godenwereld. Zij noemden den boom de wereldesch Yggdrasil. In zijn takken huisden de vogels van Odin, een adelaar en een valk, die alles ziet, wat er in de wereld gebeurt. Een geit en vier herten knabbel den aan zijn bladeren. De geit leverde de hemelsche mede en van de hoornen der herten drupte de dauw, die de rivieren water verschafte. Maar ook nog een andere voorstelling hadden onze voorouders van den boom De boomen, die zij om zich in de natuur zagen, herinnerden hen aan het leven, hun eigen leven en het leven der menschengeslachten, die immers evenals de bladeren afvallen. Maar de boom blijft leven en ontspruit ieder voorjaar opnieuw. Dezen boom noemden zij den levensboom. Het spreekt vanzelf, dat zij van deze boomen niet alleen spraken in hun sagen en verhalen, maar dat zij er ook voorstellingen van maakten en ze bij wijze van versiering aanbrachten. Het allereerst vinden wij deze voorstellingen op rotsteekeningen in Zweden, die omstreeks 1500 jaar voor onze jaartelling werden ge- In telkens auaere vormen vinden wij de levensboo- men in het handwerk terug. Hier hebben de blade ren den vorm van een klaverblad. maakt. De boomen hebben daar den vorm van sparren, zoo ongeveer als onze Kerstboomen, al zijn ze maar heel eenvoudig geteekend. Dit beeld van den boom handhaafde zich de tijden door. Later vinden wij het dikwijls terug als versiering op allerlei voorwerpen voor huishoudelijk gebruik, voor werpen, die tot de volkskunst behooren. Wij vinden den boom ook terug in de Gothiek, in het beeldhouwwerk van de geweldige Middeleeuwsche kerken en kathedra len, die zelf met film zuilenrijen aan een machtig woud doen denken. Al dacht niemand later meer aan het oude verhaal van den wereldesch met zijn vogels en herten, de levensboom bleef een geliefkoosd versierings motief. Ook op de merklappen en in het vrouwelijk handwerk was de boom een veel voorkomend motief. Dat het daarbij zoo weinig echte boomen meer waren, maar slechts vage aanduidingen daarvan, dat heeft dezelfde .oorzaak als waarom in sprookjes ook de dingen niet direct, maar gehuld in een geheimzinnig waas, verteld worden. Deze boomen zijn zinnebeeldige voorstellingen van den levensboom. Ook het kleine meisje, dat de lap met de randen in groen en roodbruin borduurde, maakte er een levens boom op en onbewust, werkend naar een nog ouder voorbeeld, zette zij de goddelijke vogels op zijn takken en plaatste zij twee herten, ieder met 'n blaadje in den bek, aan weerskanten. En zonder het te weïen vertelde zij zoo de sage van den wereldesch. Dat die boom niet op een boom leek, maar op een soort kandelaar met uitstralende lichten, wie zal het vreemd vinden, die bedenkt, dat in vele Middeleeuwsche kerken geweldige kandelaars in boomvorm staan, en PË grootste zorg bij de huisslachting is het lange bewaren der producten van de geslachte dieren af komstig. In vroegeren tijd moest dit toebereide vleesch uitslui tend in gedroogden of gerookten toestand bewaard worden. En dit is altijd een probleem gebleven, aan gezien in het warmere jaargetijde zooal niet bederf, dan toch een enorme uitdroging plaats grijpt. In déft laatsten tijd treedt het steriliseereri van vleesch op den voorgrond. Deze inmaak in flesschen heeft boven iedere andere methode dit voor, dat het vleesch den smaak van versch bewaart en het daarbij ook mo gelijk is, de gesmolten reuzel op die manier voor ran. sig worden te bewaren. Wil men vleesch steriliseeren, zouten en rooken, dan dient zoowel bij het slachten als ook bij het verder verwerken, de grootst mogelijke zindelijkheid in acht genomen te worden. Doet men dit niet, dan is misluk king niet uitgesloten, terwijl men bij goede behande ling vrij zeker is bij steriliseeren een lang houdbaar en smakelijke vleeschwaar te hebben. Als regel kan aangenomen worden, dat iedere vleesch waar aleer men tot het eigenlijke steriliseeren over gaat, voor consumptie geheel gereed gemaakt moet worden en eerst dan in flesschen moet worden geschikt met de jus overgoten. Een antwoord op vragen Wanneerpapaver koud geperst wordt, komt er een kleurlooze olie te voorschijn, die gebruikt kan worden voor menschelijke consumptie. De papaverkoek, die overblijft, wordt wegens het hooge eiwitgehalte als veevoeder gebruikt. Er schijnt echter toch kans te bestaan op opiumvergiftiging. Misschien dat het in kleine hoeveelheden niet schaadt. In het Oosten van Europa worden veel papaverkoeken gegeten, waarbij het papaver- of blauwmaanzaad als vulsel gebruikt wordt. In Indië wordt een ander soort maanzaad verbouwd, n.l. het witte maanzaad. Dit schijnt veel meer opium te bevatten. Zooals bekend, wint men in ons land nu ook opium uit de zaaddoozen van de papaver. Zelf ken ik een boerengezin, dat sedert een maand geregeld wat papaverzaad in het tarwebrood laat mee. bakken. Het brood is iets zoeter dan gewoonlijk, echter niet hinderlijk en voedt beter dan dit. Het blauwmaan zaad is wel zichtbaar. Hierbij voeg ik nog een recept van z.g. „Moukuchen", zooals onze Oosterburen het noemen. Het is geen fijne taart, maar het smaakt goed en is erg stevig en voed zaam. Zelf suiker of stroop maken van suikerbieten is prac- tisch ondoenlijk. Veel beter kan men fijngeraspte of geschaafde suikerbiet meekoken in gerechten waar dit niet opvalt, b.v. in appelmoes, rabarber uit de flesch enz. Ook kan men de geschaafde suikerbiet meekoken in een dun geweven zakje, b.v. in pap, bij peren, enz. „Moukuchen" Papaverkoeken Vulsel: 2 ons schoone papaver, 1 ei, 50 gram 4 af gestreken eetlepels suiker, 1 afgestreken lepel boter. Deeg: kneed van de bloem, de gist, iets zout en de melk een soepel deeg. Laat dit 1 uur rijzen en rol het uit. Voer hiermee een met reuzel of boter ingesmeerden vlaaivorm of springvorm. Overgiet het blauwmaanzaad met kokend water om het af te broeien. Laat het zoo even staan en giet dan het water met de erop drijvende onzuiverheden af. Klop het ei met de suiker goed luchtig en schuimig, roer dit met een weinig melk en de gesmolten boter door de papaver, zoodat het een stevig samenhangende massa wordt en leg dit vulsel op het deeg. Bak de koek in pl.m. 1 uur in een vrij warmen oven gaar. Snijdt haar na bekoeling in punten. J. DEKKER. dat toch ook onze Kerstboomen met hun lichtjes na tuurlijke kandelaars zijn. Boom en licht zijn altijd nauw verbonden. De levensboom draagt hier het licht, dat immers zelf zinnebeeld van het leven is. Zoo kan een enkel simpel figuurtje op een merklap, gevonden op een achtermiddag bij een ouden verzame laar, plotseling een wereld voor ons openen, een wereld vol prachtige en diepzinnige gedachten. Die wereld, die de vrouwen eens aan elkaar doorgaven, geslachten lang, die kunnen wij ook doorgeven, te meer omdat wij er de schoonheid van leerden kennen. Die kunnen wij, zonder geleerd of knap te zijn, doorgeven op heel een voudige wijze, b.v. door de levensboomfiguurtjes van de oude merklappen weer te gebruiken in ons eigen handwerk. ELSA M. VALETON. De glazen worden dan gesloten en direct gesteriliseerd. Ook de gesmolten reuzel kan in flesschen bewaard wor den. Een sterilisatie-tijd van pl.m. 45 minuten is vol doende. Het is zaak te zorgen, dat er geen vet op den rand van de flesch komt, aangezien het gummi van den ring wórdt aangetast en daardoor bederf kan optreden. Gebraden vleesch heeft pl.m. 1 uur steriliseeren noodig op 100 graden C. om een houdbaar product te ver krijgen. Een gedeelte van het minder ^nooie vleesch kan tot metworst verwerkt worden, welke als ze langzaam gedroogd wordt en daarna koud gerookt, lang houd baar is. De hammen en het spek worden in sterke pekel drie vier weken gezouten, daarna afgewasschen en ge rookt. Na het rooken laat men het flink aandrogen en is het daarna aan te bevelen hammen en spek met witkalk te bestrijken. Daardoor blijft het spek wit en treedt ransig worden minder snel op. Telkens als er een stuk wordt afgesnedep, smeert men weer wat kalk op het afgesneden vlak en laat men het rustig hangen. De bewaarplaats moet luchtig, donker en koel zijn, ter wijl het aan te bevelen is om ieder stuk in een linnen zakje te doen, hetwelk bij het ophangtouwtje vast ge bonden wordt, waardoor h«% voor vliegen en andere in secten beveiligd is. Op deze wijze kan bijna het geheele varken verduur zaamd worden en is het mogelijk in langzaam tempo de toegestane hoeveelheid, zonder dat bederf behoeft op te treden, ten nutte te maken.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 4