Verbouw en productie van rogge in Europa
Maatregelen tegen mond- en klauwzeer
D
Vonkjes
27 NOVEMBER 1942
DE LANDSTAND
PAG. 8
Grondsoort: lichte klei.
Voorvrucht: gerst met klaver voor groenbemesting.
Bemesting: tegen ong. 40.000 kg. stalm, 250 kg. K40,
200 kg. Fertifos en 400 kg. K.A.S. per ha.
Aantal par: de veldjew met de pootafstanden 60x60,
60x55 en 60x50 kwamen slechts in enkelvoud voor,
de overige in tweevoud. Elk perceeltje was 0,3 are.
Gepoot: 2 Mei.
Opkomst: de veldjes met de grootste potermaat waren
enkele dagen eerder boven.
Ontwikkeling: de perceeltjes met de kleinste poter-
maat bleven heel den zomer wat in groei achter.
Ziekten: in alle veldjes vrij veel bladrol, doch geen
verschil tusschen kleine en groote potermaat.
Rijpen: het eerst de veldjes met het grootste pootgoed;
ong. 10 dagen later de andere veldjes.
Gerooid: eind September.
De gemiddelde opbrengsten in kg. per are waren:
Poterm.
Rijenafst.
(28 mm.
2835 mm.
(35 mm.
Totaal
28x35
60x60
3,3
9,4
366,6
379,3
28x35
60x55
4,4
10,0
370,0
384,4
28x35
60x50
2,8
9,4
386,1
398,3
28x35
60x45
2,3
13,9
401,4
417,6
28x35
60x40
4,3
16,4
397,2
-417,9
28x35
60x33
3,9
20,5
379,1
403,5
35x45
60x60
2,6
15,0
381,0
398,6
35x45
60x55
5,5
16,6
377,0
399,1
35x45
60x50
6,6
23,3
377,8
407,7
35x45
60x45
8,6
19,0
396,6
424,2
35x45
60x40
10,0
23,6
385,3
418,9
35x45
60x33
12,6
33,0
379,3
424,9
ile grootste totale opbrengst werd dus verkregen van
de groote poters met de standruimte 60x33 cm., doch
het verschil in opbrengst met het object 60x45 cm.
is van geen beteekenis.
Van de veldjes met kleine poters kwamen de objec
ten 60x45 cm. en 60x40 cm. aan de spits te staan.
Voorts kan nog opgemerkt worden, dat de groote
poters meer poters en kriel opleverden dan de kleine.
D E wereldverbouw van rogge besloeg in 1937, vol
gens een beschouwing van dr. Hugo Ahlfeld in de
Deutsche landwirtschaftliche Presse van 7 November
j.l. naar schatting 41.74 millioen ha. Hiervan kwa
men 16.12 millioen op rekening van het vasteland
van Europa, 23.07 millioen op rekening van Sovjet-
Rusland en 1.56 millioen op rekening van de Veree-
nigde Staten van Amerika. Van de resteerende circa
1 millioen ha. had Canada 362.000 ha., Turkije 340.000
ha. en Argentinië 204.000 ha. Tegenover het groote
rogge-areaal in Sovjet-Rusland en het overige Euro-
peesche vasteland zijn de overzeesche landen op dit
gebied zulks geheel in tegenstelling met wat bij
den verbouw van tarwe het geval is van onder
geschikte beteekenis. Hierin moet dan ook blijkbaar
de reden worden gezocht van het feit, dat de inter
nationale roggehandel zéér veel minder beteekent dan
de internatioale tarwe-handel. Rogge wordt vooral
in de* landen geteeld waar zij ook verbruikt wordt.
Aan de vruchtbaarheid van den grond stelt rogge
niet de hooge eischen, die tarwe ervan vraagt. Ook
met betrekking tot het klimaat is rogge veel minder
veeleischend; zij biedt in de koude streken méér
weerstand dan de andere granen.
Hieronder volgt een staatje met enkele gegevens over
den roggeverbouw op het vasteland van Europa (ex
clusief Europeesch Rusland en Turkije.
ROGGE
JAARGEMIDDELDE
Opper- Pro- Gemid- Netto- Ver
vlakte ductie delde op- invoer bruik
X
X
bren'gst
X
X 1
1.000.000
1.000.000
(in kg.
1000
millioen
Jaar
ha.
ton
per ha.)
ton
ton
1909—1913
18.53
25.09
1.355
457
25.55
1926—1930
16.99
22.04
1.298
750
22.79
1930—1934
16.75
23.02
1.374
585
23.61
1935
16.74
22.63
1.351
147
22.77
1936
16.71
21.40
1.281
234
21.64
1937
16.12
20.61
1.278
394
21.01
1938
16.49
24.76
1.501
567
25.33
1939
16.22
24.99
1.509
1940
Uit deze tabel blijkt, dat er in de jaren, die aan
den vorigen wereldoorlog zijn voorafgegaan, gemid
deld circa 2 millioen ha. méér met rogge waren be-
teeld dan né. 1926. Wat de totale opbrengst echter
betreft, deze was in de jaren 1933 en 1939, toen de
weersomstandigheden zeer gunstig waren voor den
verbouw van rogge, bijna gelijk aan het jaargemiddel
de over de periode 19091913.
In vergelijking met de productie, was de netto-invoer
(dus invoer na aftrek van uitvoer) zeer gering, na
melijk 23 pCt. Hierbij valt nog op te merken, dat
een gedeelte van d!e ingevoerde hoeveelheden als
grondstof werd aangewend voor de vervaardiging van
veredelingsproducten; deze werden, voor een deel
althans, weder uitgevoerd. De cijfers, die in de kolom
„Verbruik" zijn vermeld, hebben betrekking op de
productie plus den netto-invoer in de aangegeven
jaren.
Nu de veeleveringen, de strooregeling en de hooi- en
bietenvorderingen bekend zijn, kan men bijtijds een doel
treffend voederschema opzetten.
Schat uw voedervoorraden zoo juist mogelijk en het is
zeer aan te bevelen het ruwvoeder, gedroogd gras, enz.
op gehalte te laten onderzoeken.
In de komende stalperiode voere men een zoo nauwkeurig
mogelijke individueele voedering door, gebaseerd op onder
houd en productie.
Koeien met ongeveer gelijke rantsoenen zette men bU
elkaar.
Zoolang men nog meer of minder eiwitrijk groenvoeder
heeft, bespare men op het hooi.
Men zorge ook in het voorjaar, naast kullvoer, voldoende
hooi of stroo ter beschikking te hebben. Verbruik dus uw
hooi zoo oordeelkundig mogelijk.
Het is nu de tijd, dat de wintervlinders te voorschijn komen
en de vruchtboomen belagen, om hun eieren aan de knop
pen te leggen.
Men bescherme zijn boomen hiertegen met lymbanden.
Om het stikstofgehalte van de gier op peil te houden, moet
deze zoo snel en volledig mogelijk naar den gierkelder kun
nen afvloeien.
Maak dagelijks de groep schoon en brengt de Tnest doel
matig op de vaalt.
Dit kan groote verliezen voorkomen.
Tracht dezen winter een flinken composthoop te maken,
om deze in het voorjaar over het grasland te kunnen rijden.
Allerlei zaken, die we om een of andere reden liever met
op de mestvaalt en het bouwland wenschen, brenge men
op den composthoop.
Bij het voederen van groote hoeveelheden stoppelknollen
treedt vaak diarrhee op bij het vee. Deze diarrhee is te
verminderen door toediening van veterinair norit.
Door de kuilbulten vóór den winter af te dekken met een
flinke laag strooisel of mest kan men bevriezen van het
gronddek voorkomen.
Bij strenge winters heeft men dan minder moeite om bij
het kuilvoer te komen.
Misschien is men in de gelegenheid dezen winter zelf
ruiters te vervaardigen voor den volgenden hooioogst.
Verliezen aan zetmeel waarde bij de hooiing:
gewoon op ruiters
Bij goed hooiweer pl.m. 28 pet. pl.m. 20 pet.
Bij slecht hooiweer pl.m. 45 pet. pl.m. 25 pet.
Vooral bij slecht hooiweer geven de ruiters belangrijke
voordeelen.
Als kalkgebrek is aangetoond, ga men zijn gronden kalken.
Alleen grondonderzoek kan kalkgebrek aantoonen. Ga dus
nooit in het wilde weg een bekalking toepassen.
Dit geldt vooral voor zandgronden. Overmaat van kalk is
op deze gronden niet gewenscht en veroorzaakt last en
schade.
De P.D. vergeleek verschillende middelen ter voorkoming
van kraaienschade aan het zaaigoed. De resultaten van de
zaaizaadbehandeling liepen nogal uiteen.
In volgorde van goed tot slecht resultaat:
1. Stinkende dierlijke olie (z.g. hertshoornolie)2. Zwarte
kootteer; 3. Corbin; 4. Morkit; 5. Het wildafweermiddel
Hiag; 6. Vruchtboomencarbolineum.
Oppervlakte
X 1000 ha.
1937 1927
Gemiddelde
opbren gst
(in kg. per ha.
1937 1927
Productie
X 1000 ton
1937 1927
Uitvoer
X 1000 ton
1937 1927
Invoer
X 1000 ton
1937 1927
Uitvoerende landen:
Voorm. Polen
Hongarije
Roemenië
Voorm. Zuid-Slavië
5.721
5.764
985
1.021
5.638
5.887
74
606
641
1.020
886
618
568
110
137
438
281
1.030
843
451
237
260
61
254
209
824
720
210
150
9
7
211
188
1.130
939
238
177
9
20
7.230
7.083
9901)
991i)
7.155
7.019
459
225
Totaal
Invoerende landen:
Duitschland 4.514 5.082 1.636 1.445 7.393 7.345
Voorm. Tsjechoslowakije 967 988 1.535 1.542 1.485 1.524
Frankrijk 663 777 1.116 1.114 740 863
Litauen 509 500 1.192 1.078 607 538
Letland 288 256 1.464 1.011 422 259
Finland 241 229 1.790 1.430 431 327
Nederland 228 197 2.121' 1.739 483 343
Zweden 197 276 1.900 1.397 374 386
BelgiëLuxemburg 158 239 2.247 2.360 355 564
Estland 149 148 1.419 1.156 212 171
Denemarken139 183 1.807 1.439 251 263
Italië 105 124 1.379 1.216 145 151
Zwitserland 15 20 2.193 2.020 33 40
Noorwegen 6 9 1.867 1.711 11 15
Totaal
8.179 9.028 1.5821) 1.4171) 12.942 12.789
387
764
59
167
1
64
2
9
53
72
112
100
3
57
45
41
15
28
124
190
2
2
28
1
134
80
122
879
1.883
i) Gemiddeld
De hierboven afgedrukte tabel geeft een beeld van
de productie van en den internationalen handel (in-
en uitvoer) in rogge; vergeleken worden de jaren
1927 en 1937.
De landen zijn daarbij in twee groepen verdeeld; d"e
eene groep heeft een uitvoer-overschot, de andere
moet ter bevrediging van bestaande behoeften min
of meer groote hoeveelheden importeeren.
Blijkens den staat bedroeg het invoeroverschot (ver
schil tusschen in- en uitvoer) in de aangegeven lan
den in 1927 niet minder dan 1 2/3 millioen ton. In
de daaropvolgende twee jaren was deze positie, van
het standpunt der zelfvoorziening beschouwd, aan
merkelijk gunstiger; in 1928 toch beliep de totale
netto import niet meer dan 841.000 ton, in 1929 zelfs
slechts 303.000 ton. Zooals echter uit de tabel blijkt,
was het gezamenlijk netto-importcijfer in 1937 weer
tot 879.000 ton gestegen. Noorwégen, Denemarken en
Zwitserland waren, naar verhouding van hun productie,
de belangrijkste importeurs.
(Mededeeling van den Buitenlandschen
Landbouwvoorlichtingsaienst van de
Directie van den Landbouw)
Plannen voor een desbetreffend
instituut liggen gereed
E directeur van den veeartsenijkundigen dienst,
dr. B. J. C. te Hennepe, die tevens veterinair hoofd
inspecteur van de volksgezondheid is, heeft in een eind
Augustus j.l. gehouden radio-rede over de taak van
zijn dienst ook aan de mond- en klauwzeerbestrijding
aandacht gewijd. Hij zeide, vast overtuigd te zijn, dat
ons land met de nieuwe gegevens der wetenschap
(vaccinatie) naast de andere bestrijdingsmiddelen voor
de ramp van het mond- en klauwzeer in de toekomst
bewaard kan worden. Tevens deelde hij toen mede, bezig
te zijn, een systeem te ontwerpen, waardoor in korten
tijd de voor dit doel benoodigde entstof zou kunnen
worden bereid.
Een redacteur van het A.N.P. heeft thans naar den
stand dezer plannen bij dr. te Hennepe geïnformeerd,
„die zich gaarne bereid verklaarde, hieromtent een en
ander mede te deelen.
Wij hebben de zaak van de voorziening van Nederland
met mond- en klauwzeer-vaccin al een poos gereed,
althans op papier, zoo zeide dr. te Hennepe, en hij toonde