Verkoudheid bij het paard
F R bestaan verschillende aandoeningen van de lucht
wegen bij het paard, ook al spreekt de praktijk door
gaans alleen maar van keelziekte. Dat is dan ook
slechts een verzamelnaam voor afwijkingen, die de
verschijnselen, zooals hoesten, gemeen hebben, terwijl
de oorzaken dikwijls nog al wat uiteenloopen. We kun
nen dit wel eenigermate vergelijken met de keelont
stekingen bij den mensch, die met een lichte verkoud
heid kunnen beginnen om vervolgens stormachtiger te
verloopen in een meer of minder ernstige ziekte van
de ademhalingsorganen. Vooral de herfst met zijn
schrille weersgesteldheid en de temperatuursverande
ringen tusschen buitenshuis en binnenshuis brengt veel
catarrhale aandoeningen van de luchtwegen voort. Zoo
is het bij den mensch en zoo is 't vooral ook bij het
paard. De mensch begint om dezen tijd van het jaar
weer zrjn beschuttende voorbehoedende en ontsmettende
middeltjes te slikken, doch de beste afweer is wel het
vrijwaren van het geheele organisme voor de - slechte
invloeden van het donkere jaargetij.
Het verplichte rundvee-
onderzoek in Zeeland
PAG. 9
DE LANDSTAND
27 NOVEMBER 1942
ons den plattegrond van het openbaar slachthuis te
Rotterdam met daarop geteekend in den zuid-oosthoek
aan de Boezemstraat een complex met drie stallen en
een slachthal, in totaal 5500 vierkante meter groot,
waaruit het entstof-instituut in hoofdzaak zal bestaan.
De voorloopige jaarlijksche productie kan ongeveer
12.000 liter bedragen, doch de capaciteit laat een ver
drievoudiging toe.
Nemen we aan, dat per dier gemiddeld 50 gram vaccin
noodig is, dan kunnen we dus, om te beginnen, entstof
maken voor 240.000 dieren; doch als het moet, kunnen
we aan dit instituut ook voor ongeveer 750.000 dieren
entstof maken. Dat is ruim voldoende voor Nederland.
De plannen zijn uitgewerkt in samenwerking met dr.
van Waveren, directeur van het mond- en klauwzeer-
instituut te Amsterdam, en met dr. Houthuis. directeur
van het openbaar slachthuis te Rotterdam.
Dr. te Hennepe zeide verder, dat men in verschillende
instituten reeds jarenlang heeft gezocht naar een ent
stof tegen deze ellendige, schadelijke ziekte, maar pas
eenige jaren geleden zijn Deensche en Duitsche onder
zoekers er in geslaagd een bruikbare entstof te bereiden.
Ook in het instituut te Amsterdam zijn entstoffen be
reid, die veel beloven. De gelegenheid ontbreekt echter
om deze entstoffen voldoende te controle'eren.
Hoe komt dat?
Hiermede vraagt u naar de kern der zaak. Het is name
lijk een geldkwestie en niet een kwestie van de capa
citeit der wetenschappelijke mannen, waardoor Neder
land tot mijn grooten spijt erbarmelijk achter is bij
andere landen.
Stelt u zich voor een ziekte, die Nederland 20 tot 30
millioen gulden schade veroorzaakte per jaar en daar
voor was geen geld voldoende beschikbaar om een be
hoorlijk onderzoekingsinstituut in te richten. Na jaren
lang tobben kwam het ten slotte zoover, dat er te Am
sterdam op de marinewerf een klein instituut gebouwd
kon worden, dat echter bedoeld en dan ook alleen ge
schikt is voor betrekkelijk kleine wetenschappelijke
proeven. Het is totaal onvoldoende om op groote schaal
serum of de nieuwere vinding, entstof, te maken.
Dat is feitelijk de erfenis, die ik van mijn voorganger
op 1 Januari 1942 overnam en waarvoor hij toch reeds
jarenlang heeft moeten ijveren. Een heel mooi en
modem ingericht instituut, maar veel te klein en op
een terrein, waar niet uitgebreid kan worden.
Waarom ligt het op dat terrein?
Daarmee raken we het tweede hoofdpunt in dit pro
bleem, namelijk de plaats, waar een mond- en klauw-
zeerinstituut gevestigd moet zijn. Uit angst voor be
smetting heeft men dergelijke instituten ver in zee op
eilanden gebouwd, o.a. het instituut van Duitschland
op het eiland Riems. Door deze eilandtheorie zaten we
in Nederland min of meer vast: eilanden genoeg, maar
niet geschikt om er een instituut op te bouwen. Van
daar, dat men in Amsterdam op de marinewerf terecht
kwam.
Nu is echter dit jaar als het ware plotseling de mee
ning omtrent de ligging van dergelijke instituten ge
wijzigd. Feitelijk is dat niet juist, want in Nederland
was het instituut jarenlang gehuisvest bij de rijksserum-
inrichting te Rotterdam en dat is uitstekend gegaan.
Ik was er dus van overtuigd, dat men een dergelijk in
stituut best ergens anders dan op een eiland kon
plaatsen, maar toen ik dezen dienst overnam, zaten we
reeds met het instituut te Amsterdam.
Toen mij bleek, dat het mond- en klauwzeer niet vol
doende te bestrijden was met de tot nu toe gebezigde
maatregelen, heb ik getracht het vaccin uit Duitsch
land te betrekken. Behoudens enkele proefzendingen, die
men welwillend heeft afgestaan, kon daar niet op ge
rekend worden. Vandaar, dat ik de mogelijkheid over
wogen heb, in Rotterdam aan het slachthuis een insti
tuut voor vaccinbereiding in te richten. Ik vond direct
volle medewerking bij burgemeester Müller en den
directeur dr. Houthuis
Een artikel van prof. Waldmann, de grootste autoriteit
op het gebied van mond- en klauwzeer, directeur van
het instituut op Riems, gaf grooten steun aan dit plan.
Prof. Waldmann komt voor Duitschland tot de conclusie,
dat er verschillende instituten gebouwd moeten worden
en wijst *op de oplossing, die men in Zwitserland er op
gevonden heeft, n.l. het vaccininstituut te verbinden met-
het in aanbouw zijnde slachthuis te Bazel.
In mijn radiorede over den Veeartsenijkundigen Dienst,
constateerde ik dat het feitelijk onverantwoordelijk is,
thans niet tot vaccinbereiding over te gaan, nu gebleken
is, dat in het buitenland de resultaten met het nieuwe
vaccin gunstig verloopen zijn. Duitschland, Denemarken.
Italië en Zwitserland zijn ons thans ver voor en de
proeven met een kleine hoeveelheid in Nederland ge
maakt vaccin, zijn eveneens veelbelovend verloopen.
De directeur-generaal van den Landbouw interesseert
zich eveneens sterk voor een rationeele mond- en klauw-
zeerbestrijding. Van Augustus -af liggen alle plannen
gereed; het wachten is alleen op de financiën, en hoe
langer er gewacht wordt, hoe moeilijker het wordt de
benoodigde bouwmaterialen, instrumenten en andere
benoodigdh^den te krijgen.
Ik vind het ontzettend jammer en hinderlijk, dat een
veerijk land als Nederland op dit gebied achteraan
sukkelt. Het had heel anders kunnen zijn. Wij hadden
thans ook onafhankelijk kunnen zijn als er voldoende
geld beschikbaar was geweest. Het buitenland kan ons
geen entstof leveren; wg zelf zijn echter in staat ruim
voldoende voor ons land aan het geprojecteerde instituut
te Rotterdam te bereiden en eindelijk eens af te rekenen
met een ziekte, die ons millioenen en millioenen schade
berokkend heeft in de laatste jaren. Nederland kan ook
hier bovenaan staan.
Onlangs verscheen van u in de bladen een oproep aan
veehouders om zich te melden, voor zoover zij meenden,
dat hun vee niet ziek was geworden, ondanks besmet
tingskansen. Houdt deze oproep ook verband met uw
plannen voor het vaccin-instituut
Ik beschouw het als zeer onwetenschappelijk, om z.g.
leekenpraatjes, die berusten op een of andere volks-
meening, eenvoudigweg te negeeren Talrijke genees
middelen en geneesmethoden zijn feitelijk spontaan door
leeken ontdekt. Ik sta dan ook op 't standpunt: „Onder
zoek, wat er van deze verhalen waar is en schort pen
oordeel op tot na het onderzoek."
Bij paratuberculose, eer uiterst schadelijke ziekte, die,
naar velen aannemen, schadelijker is dan de gewone
rundertuberculose, hebben we nu bijv. voor Friesland
verband meenen te vinden tusschen den zuurgraad van
den bodem, de samenstelling van het gras. dat daarop
groeit en het voorkomen der ziekte. Ik -ch4" het heele-
maal niet onmogelijk, dat op bepaalde grondsoorten ge
wassen groeien, of dat de samenstelling der gewassen
zoodanig is, dat het rund er een zekere ongevoeligheid
tegenover smetstoffen in het algemeen, oi tegen mond
en klauwzeer alleen, door verkrijgt.
Om te beginnen moet er worden aangepakt en niet te
veel getheoretiseerd.. Beter handelend en er eens naast
grijpen, dan discussieerend niets doen en den tijd onbe
nut laten voorbijgaan
Verklaringen voor de beste wedstrijdpaarden
Aan landelijke ruiters, leden der Ned. Federatie van
L. Rn., die in het bezit zijn van een verklaring voor
een wedstrijdpaard van de kl. B-dressuur of hooger
of kl. L springen of hooger is dezer dagen door mid
del van den secretaris van hun L. R. of rechtstreeks
een briefkaart gezonden met het verzoek de voor die
paarden ontvangen Duitsche verklaring naar het fede
ratiebureau terug te sturen, waarna de leden der
federatie daarvoor in plaats een Nederlandsche verkla
ring terug ontvangen.
Men wordt er met nadruk op gewezen, dat bij even-
tueele vorderingen niet alleen dit bewijs getoond moet
worden, doch ook een geldige rijkaart, waarop het
paard en de berijder moeten staan ingeschreven.
Voor het paard is dit evenzeer een niet minder juiste
stelregel. Niet een poeiertje geeft dh' beste voorbehoe
ding. doch de zorg, dat er geen tocht op de slijm
vliezen van de ademhalingsorganen valt, wanneer het
paard bezweet of vermoeid is. Dr. Numan merkt zeer
juist op dat er een menigte van poeders en andere
droesmiddelen bestaat (dit is omstreeks het jaar 1840
neergeschreven), waaraan hij de waarde niet wil ont
zeggen. Maar het nut of nadeel dat zij kunnen doen.
hangt hoofdzakelijk daarvan af, onder welke omstan
digheden van de keelaandoening zij worden toegediend,
waarop niet altijd genoegzaam gelet wordt. Vele der-
zelver bestaan uit heete specerij-middelen, welke door
gaans in het begin van de aandoening nadeelig zijn,
vermits zij den blcrffdsomloop en de koorts te veel aan
zetten. Ook zijn zij schadelijk, bij aldien de keelziekte
met ontsteking gepaard gaat. Het is altijd raadzamer
eerst zachte oplossende middelen te bezigen en. als
het gevorderd wordt, in het vervolg der ziekte, meer
prikkelende aan te wenden Wat voor een keelziekte
zooals de goedaardige droes geldt, is echter evenzeer
van toepassing op de andere keelaandoeningen Over
de ziekteverschijnselen van goedaardigen droes vinden
wij bij Dr. Numan nog de volgende merkwaardige
gegevens.
Het paard, hetwelk door ongewonen of goedaardigen
Commissie ad hoe geïnstalleerd
De Zeeuwsche commissie, die de provinciale verorde
ning betreffende het verplichte rundvee-onderzoek naar
tuberculose zal voorbereiden, werd Dinsdag 17 Novem
ber in Hotel „Centraal" te Goes geïnstalleerd.
Het lid van Gedeputeerde Staten, de heer C. Philipse
van 's Heer Arendskerke, die de commissie namens den
wnd. commissaris der provincie installeerde, bracht den
leden dank voor hun bereidheid in de commissie zitting
te nemen, in het bijzondei dr. Kerstens, inspecteur van
den veeartskundigen dienst te Breda. Spr. gewaagde
met waardeering over het goede werk, dat de Ver. tot
bestrijding van t.b.c. onder het rundvee enz. reeds ver
richtte, terwijl ook het provinciale bestuur alle aandacht
voor dit belangrijke onderwerp had.
Bedoeling is het onderzoek naar t.b.c. van het melk
gevende rundvee landelijk te regelen, doch in afwach
ting daarvan keurde de directeur-generaal van den land
bouw het goed, dat voorhands een provinciale regeling
werd getroffen. Spr. erkende de bezwaren tegen nog
meer controle en ook deze regeling zal van ingrijpenden
aard zijn op het bedrijfsleven, doch hier is doorzetten
geboden, gezien het groote doel: de volksgezondheid.
Spr. besloot met op de te overwinnen moeilijkheden te
wijzen als: kosten van instrumenten, personeel, enz. en
verklaarde daarna de commissie voor geïnstalleerd.
De commissie is samengesteld uit de heeren: C. Philipse,
's Heer Arendskerke, voorzitter; als bestuursraad der
provincie: A. Cappon, Goes; H. A. A. Baron Collot
d'Escury, Kloosterzande; A. Geschiere J.H.zn. Grijps-
kerke; dr. H. Kerstens, Breda; A. A. Klein jan, veearts
te Goes; J. A. Provoost, Cadzand en C. Zwagerman,
rijkszuivelconsulent te Middelburg.
Uit deze groote commissie werd een werkcommissie
gevormd bestaande uit de heeren: dr. H. Kerstens,
A. A. Kleinjan, C. Zwagerman en A. Cappon, die een
concept-verordening en een concept-begrooting zal op
maken.
Met de werkzaamheden werd dadelijk een aanvang
gemaakt.
droes aangevallen wordt, hoest en is dikwijls lusteloos.
De eetlust is verminderd, doch in de meeste gevallen
niet geheel weggenomen. Er heeft meerdere of mindere
aandoening van koorts plaats, bestaande in huiveringen,
waarbij de ooren en beenen koud zijn met opvolging
van een vermeerderde warmte van het lichaam De
oogen zijn opgezet en tranen, het inwendige vlies van
den neus is rood en er vloeit een waterachtige stof
uit den neus. De klieren welke onder het kakebeen
gelegen zijn, zwellen op. Na verloop van drie a vier
dagen wordt het uitvloeiende dunne vocht in een dikke,
witte slijm stof veranderd. De oogen worden dan insge
lijks troebel en er bevindt zich een verdikte, naar boter
gelijkende substantie in de ooghoeken Tast de droes
het paard nog heviger aan. dan worden de onderkaaks-
klieren warm of heet. ontstoken en ze gaan tot ver
ettering over.
De oorzaken van den droes bestaan in het vatten van
koude, door de veranderlijkheid der luchtgesteldheid,
in het buiten loopen in aanhoudend nat en guur weer,
in een te schielijke afwisseling van de stallucht met de
buitenlucht enz Jonge paarden beneden de vijf jaar
zijn aan de keelziekte het meest onderhevig. Ook kan
de ziekte aan andere paarden door besmetting worden
medegedeeld. De hierboven gemelde oorzaken bezitten
het vermogen om de uitwaseming van de huid te be
letten en een slijmachtige gesteldheid aan het bloed
en aan de overige lichaamsvochten mede te deelen.
Worden nu de klieren tot een vermeerderde afschei
ding van slijm aangezet, zoo wordt deze langs den
meest natuurlijken weg, door den neus, onder de ge
daante van droesstof ontlast en op deze wijze wordt
het lichaam spoedig weer gezuiverd.
Wanneer het paard in een lichten graad door de ziekte
aangedaan, vrij gezond blijft, dat is, indien het nog eet
lust behoudt en vroolijk is, waarbij de droesstof op een
behoorleken tijd tot rijpheid komt en ontlast wordt,
dan behoeft men ter genezing hoofdzakelijk niet anders
dan een geschikten leefregel aan te wenden en te
zorgen dat het geregeld verloop der ziekte niet ver
stoord wordt. Het paard mag in dit stadium van de
ziekte hoegenaamd geen zwaar werk verrichten. In
de weide, in de scherpe buitenlucht is af te raden, maar
eveneens is ongewenscht het verblijf in een o ifr..<schen
stal. Het is typisch dat grooten nadruk wordt gelegd
op de huidfunctie. Men noemde dit vroeger de uitwase-