Indrukken en gedachten in. 7.ej>£arui Over boerenplicht en pionierswerk A nderzyds willen wij er op wyzen, dat de eene boer door doelmatig inkuilen en verbouw van stoppelgewas sen e.d. op dezelfde oppervlakte grond, van dezelfde kwaliteit, meer vee kan houden, dan de ander. Daarom dient ook by aanvragen om verhooging van het be- drijfsmaximum niet iedereen zonder meer gelijk behan deld te worden, maar dient de situatie op ieder bedrijf afzonderlyk beoordeeld te worden. Ie Jaargang No. 48 Vrijdag 4 December 1942 XIV. meerdere honderden wagons aan de bezette gebie den geleverd. De veldwerkzaamheden slaagden trots alle moeilijkheden, in grooter omvang dan aanvankelyk was vastgesteld. Dat men er in ge slaagd is, niet alleen de behoefte der bezetting te dekken, maar tevens nog overschotten kan afleveren aan het Ryk, bewijst voldoende, de door de landbouwleiders bereikte resultaten. I N ons vorig nummer hebben we het gehad over den dag van morgen. We hebben dienaangaande een waar schuwend woord laten hooren. Dat ontslaat ons na tuurlijk niet van de taak als boer in het heden, ondanks alles onzen plicht te doen voor de veiligstelling van de voedselvoorziening van ons land en van Europa, wy weten, dat velen het 'wel eens moeilijk hebben om hun boerenplicht na te komen als ze anders moeten boeren door de oorlogsomstandigheden dan ze zelf het best achten. Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat ze het alleen zelf goed zien en dat degenen, die de groote lijnen uit stippelen het verkeerd doen. Er zyn ook veehouders, die steeds een veel te grooten veestapel hebben aan gehouden in vergelijking met het op hun bedrijf aan wezige voeder en toch meenden op die wijze de melk productie het best te kunnen dienen. Nu hun veestapel aan een bedryfsmaximum is gebonden en zy daardoor minder vee mogen houden dan voorheen, maar daar door ook ruimer zullen kunnen voeren, vinden deze mensehen het niet naar wensch gaan. Zy waren immers altijd gewoon, als er door verkoop een „gat" in de stal kwam, dit onmiddellijk weer op te vullen en dat mag nu niet. Daarom is Leiden in last. Toch zullen velen, als ze in het voorjaar de koeien weer in de weide laten, bly zijn, dat ze ruim hebben kunnen voeren en zij zullen ontdekken, dat hun dieren er beter voorstaan dan anders en de melkproductie naar verhouding beter op peil is gebleven. Zyn er trouwens niet vele boeren, die om dezen tyd van het jaar wel eens wat erg optimistisch zijn t.a.v. hun voedervoorraad en dan vaak in MaartApril tot de ontdekking komen, dat ze er al bijna doorheen zijn? Men klage derhalve niet te vlug, maar men voedere met oordeel en overleg. De melkproductie zal er wel by varen en dus ook de vetvoorziening van ons volk. V an de veehouderij over te stappen naar den akker bouw is voor ons natuurlyk niet moeilijk. De uitbreiding van den akkerbouw met ^nogmaals <5.000 ha, die verplicht gescheurd moeten worden, biedt de mogelijkheid ook uitbreiding te geven aan de van voor onze volksvoeding noodzakelijke gewassen. Welke zijn deze in het bijzonder voor het komende jaar? Uitbreiding van oliehoudende zaden, van haver, van suikerbieten envan consumptieaardappelen. Voor de oliehoudende zaden zijn dè nÖójdige maatrege len getroffen, overigens zal het van de grilligheden der natuur afhangen of .de verbouw met meer of minder succes zullen worden bekroond. De uitbreiding van de haver zal zonder bezwaar plaats kunnen vinden. Die van suikerbieten zal in verband met de vele werkzaamheden, hieraan verbonden, op grootere moeilijkheden stuiten. Het zou te overwegen zijn, om evenals bij den verbouw van koolzaad ge schiedt, een premie in den vorm van suiker in te stellen. Deze premie zou dan zóó moeten worden opgezet, dat vooral ook de kleinere boeren tot den verbouw van een hoekje ^hikerbieten worden geanimeerd. De vergrooting van den verbouw van consumptieaardappelen bij de boeren zal meer bezwaren ontmoeten." Dat is in som mige gevallen begrijpelijk, omdat in de provincies, waar dit jaar een groot percentage aardappelen zijn geteeld, velen bezwaren hebben ondervonden bij het rooien door een gebrek aan voldoende arbeidskrachten. Er zijn boeren, die gezegd hebben: nooit meer zooveel land met aardappelen. Hopelijk is op hen van toepassing het gezegde* „als de oogst is geborgen, vergeet de boer zijn zwoegen en zorgen." Het laat zich thans ech ter aanzien, dat er in het komende jaar in zulke ge bieden minder aardappels zullen worden geteeld. Dat is uiteraard in lijnrechten strijd met de plannen van de overheid, die nog een belangrijke uitbreiding aan de aardappelteelt wil geven. Nu zou dit gemakkelijk tot stand kunnen komen, indien alle Nederlandsche akkerbouwers in verhouding zooveel aardappels gingen verbouwen als de doorsnee boer in de Noordelijke provincies, in het bijzonder de Drentsche boer, tot nog toe heeft gedaan. Met name in Overijssel, Gelderland, Limburg en Noord- Brabant kunnen nog honderdtallen ha aardappels meer verbouwd worden dan tot nu toe het geval was. Boeren in deze gewesten Denkt aan uw boerenplicht en deelt uw bouwplan zoodanig in, dat het overeen komt met de plannen, die van overheidswege in ver band met de voedselvoorziening van ons volk vast gesteld worden. Door dit aan te vatten, doet gij in verhouding tot hetgeen anderen en vooral de Duitsche boeren doen, voor de veiligstelling van de voedselpositie van Europa, nog slechts maar een klein deel. Z oo komen wij van onzen boerenplicht in Nederland tot het pionierswerk der landbouwleiders in de on- metelyke gebieden van het Oosten. Daarover vonden wij in de „Völkischer Beobachter" interessante ge gevens, waaraan wij het volgende ontleenen: „Met welke geweldige oppervlakten men ginds te doen^heeft, geven de volgende cijfers wel eenigszins aan. Tot het begin der voorjaarsoperaties van dit jaar bedroeg de oppervlakte van de bezette Oost- gebieden rond 102 millioen ha., waarvan 69 mil- lioen ha. landbouwgebied. Het bouwland alleen al besloeg een 43 millioen ha. (in Nederland om streeks 1 millioen ha. Red.) Voor den oorlog bedroeg de oogst van dit gebied 15,2 millioen ton broodgraan; 8.8 millioen ton voedergraan; 32.8 millioen ton aardappelen en 9 millioen ton suikerbieten gemiddeld. Het vee bestand bedroeg in 1938 6.3 millioen paarden, 16.4 millioen koeien, 10.5 millioen schapen en 14.8 mil lioen varkens. De door de bolsjewisten aangerichte verwoestingen hebben veel schade gebracht; deze schatëe is het grootst in die gebieden, waar lang en hardnekkig werd gevochten. Deze gebieden hadden vóór den eersten wereld oorlog elk jaar een belangrijk overschot aan pro ducten; de uitvoer van granen, oliezaden, bacon, boter en suiker was dan ook groot. Tijdens de bolsjewistische overheerscbing verviel deze uitvoer geheel en heerschte in dit zelfde gebied dikwijls hongersnood. De wederopbouw moet door de landbouwleiders met de in het land zelf aanwezige middelen tot stand worden gebracht; wel heeft het Duitsche rijk zaadgoed enz. ter beschikking gesteld. Alleen al aan landbouwmachines en gereedschappen zijn De inzet van de landbouwleiders in 1941 viel samen met het begin der oogstwerkzaamheden. Het ont breken van tractoren en maaimachines leidde veelal tot handenarbeid, tot maaien met sikkel en zeis. De door de bolsjewisten vernielde tractoren werden bij stukjes en beetjes gerepareerd, waarbij de onderdeden hier en daar over een lengte van vaak 20 tot 30 km. bij elkander werden gesleept. Uit drie, vier of meer oude tractoren werd een nieuwe gebouwd. Ook moest men vaak de koeien voor de oogstmachine spannen. Tegelijkertijd be gonnen mannen en vrouwen in groepen van 300 tot 400 ha. groote oppervlakten land met de spade om te spitten. Waar een overschot van arbeids krachten aanwezig was, werd een gedeelte hiervan op andere gebieden ingezet. Waar aan den eenen kant de weermacht nog tractoren, paarden, sleden en wagens ter beschik king werd gesteld, hielpen aan den anderen kant de troepen met paarden en gereedschappen bij den oogst en de veldwerkzaamheden. Door deze samen werking zijn veel moeilijkheden overwonnen kun nen worden. Het door den Führer in zijn groote rede zoo ge prezen Duitsche organisatietalent, behaalt ook hier weer de overwinning op den chaos en zal van maand tot maand rijkere vruchten afwerpen." Wij moeten hieraan toevoegen, dat wij er ons over verheugen, dat zich ook Nederlanders op deze wijze als landbouwleider in het Oosten verdienstelijk maken en in de toekomst nog ongetwijfeld zullen maken. Wij behoeven voorts slechts te verwijzen naar de Zon dag j.l. door Staatssecretaris Backe uitgesproken rede op een bijeenkomst van landbouwers te Posen om te beseffen, dat de bodemproductie in geheel Europa steeds meer zal worden opgevoerd. A Is wy dan weten, dat duizenden Germaansche boeren ver van hun bedrijf, óf als soldaat, óf als landbouw leider hun plicht jegens het vaderland vervullen, moeten wij tevens bedenken, welk een zware taak vooral de Duitsche landvrouw op het boerenbedrijf te vervullen heeft gekregen. Niet alleen heeft zij door afwezigheid van haar man de leiding van het geheele bedrijf naast haar huishoudelijke opgaven, maar bovendien wordt haar taak verzwaard doordat de werkkrachten op het bedrijf van zeer uiteenloopende nationaliteit en dus van dito karakter zijn. Als wij zien, dat daar honderd duizenden krijgsgevangenen uit verschillende landen arbeid verrichten, zijn dat problemen, die extra zorgen geven. Maar zij worden overwonnen, omdat de geest kracht en het vertrouwen in de toekomst van deze Duitsche vrouwen overweldigend groot en onwankel baar is. In ons vorig nummer hebben wij daar nog niets over kunnen lezen. W ie dat alles in zich om laat gaan als Nederlandsche boer, zal vele moeilijkheden over veelevering, vee bezetting en aardappelverbouw kleiner leeren zien en zich met zijn gezin zonder morren geven aan zijn taak als voedselverschaffer van zijn Volk. Laten we het allen inderdaad zonder morren en met een opgewekt humeur doen. Deze opgave is immers grootsch en schoon en daarenbovenboerenplicht. TER HAAR.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 1