Belevenissen van een Fries in Oostland VRIJDAG 4 DECEMBER 1943 DE LANDSTAND PAG. 2 N November 1941 vertrok het eerste contingent van 100 Nederlandsche boeren naar Oost-Europa en wij hebben één hunner, die met een 10-daagsch verlof bij zijn gezin vertoefde, geïnterviewd. Toen men in het dorpje zijner inwoning den man in kwestie terugzag in levenden lijve en blakenden wel stand en bovendien toegerust met een flinke dosis gezond optimisme, stonden vele dorpelingen wel eenigs- zins met den mond vol tanden. Dit wordt verklaarbaar als wij u zeggen, dat sommigen hunner de vrouw van dezen pionier tijdens zijn afwezigheid de troostrijke voorspelling deden, dat zg maar niet moest rekenen hem ooit weer terug te zullen zien. Er kwamen welis waar goede tijdingen van hem uit het Oosten, doch daarvan kan men nu eenmaal niet te veel op aan en voor een trieste slotacte der geheele voortrekkers- onderneming zouden de „Russen" wel zorg dragen Doch als dan zoo'n ten doode opgeschrevene in prima conditie in zijn dorp rondwandelt en uit den grond van zijn hart kan zeggen, dat de levenssfeer van het oostland hem in vele opzichten beter aanstaat dan die van zijn bakermat en dat hij na niet al te langen tijd ook zijn vrouw en kinderen daarheen hoopt te kunnen overbrengen, dan moeten de kwade tongen wel zwijgen. En onwillekeurig zal menige jonge boer de vergelijking wel eens in stilte hebben getroffen tusschen die ruime, wijde wereld daar, met haar onbegrensde mogelijk heden voor een energieken, vakkundigen, Frieschen boer en den benarden toestand in ons overbevolkte vaderland, waar in grooten landhonger de kleine boe ren twisten en kijven om een perceeltje top- of nagras. Het eerste doel der reis naar het Oosten was Lodz of Litzmannstadt in Polen. Daar werd het eerste lager betrokken voor een verblijf van 2 maanden om te acclimatiseeren, ingeënt te worden tegen infectie ziekten, enz. Kamer no. 2 werd door 1416 Friezen betrokken, want in het grooter verband vormde men groepjes naar de gewestelijke herkomst. Onze zegsman roemde zeer de stemming in het lager: er heerschte een pret tige, opgewekte sfeer. Tijdens de reis vielen oostwaarts van Berlijn twee verschijnselen op; daar zag men de eerste sneeuw op de velden en daar waren de steden endorpen des avonds weer gewoon verlicht. Dat avondlijke licht schijnsel geeft de aan verduisteringsmaatregelen ge wenden reeds dadelijk een gevoel van verlichting", waarbij het is of de oorlogsdreiging verder terug wijkt. Litzmannstadt is een industrieplaats, waar veel textiel wordt verwerkt. De bevolking is er goeddeels Duitsch, althans Duitsch sprekend. Bij excursies in 'de omgeving van Lodz werden groen- tenkweekerijen bezocht, paardenstoeterijen, varkens- fok- en mestbedrijven en de algemeene indruk was. dat de staatsbedrijven er goed verzorgd uitzagen, doch dat de particuliere boerderijtjes er hier armelijk en achterlijk voorstonden. Na het verblijf in Lodz ging de tocht bij een temperatuur van -42° naar Riga. De lage temperatuur gaf door bevriezing der locomotieven nogal vertraging, zoodat deze treinreis 80 uren duurde. De handelsstad Riga maakte een prettiger indruk dan de Poolsche industriestad.- Echter was het joodsche volksdeel opvallend vuil en de joodsche gebouwen moesten, voor ze aan een andere bestemming konden beantwoorden, geducht gereinigd worden. Bij het eerste contingent van 100 man kwamen nu nog de volgende groepen van 2 x 50, zoodat hier in Riga tenslotte 200 Nederlandsche boeren bijeen waren. De maaltijden werden in het Offiziersheim genoten en de kost was er prima. Hebben wij hier te lande dezen winter te maken gehad met de oplossing van het brandstoffenprobleem, in Oostland maakte men gebruik van den houtrijkdom van het land. In Riga lag heel wat mijnhout klaar, eigenlijk bestemd voor export naar Engeland, doch het heeft deze bestemming niet bereikt, maar heeft dienst gedaan ter verwarming onzer Nederlandsche voortrek kers. Om de taal des lands eenigszins machtig te wor den, trok men dagelijks naar het universiteitsgebouw om les te ontvangen in het Russisch. Echter komt men in Lithauen verder met het Lithauensch. Voor onze Friesche pioniers duurde het verblijf in Riga slechts een maand. Toen kwam er een verzoek uit Kowna Kaunas) om 30 man te zenden, die in de omgeving van Wilna te werk gesteld zouden worden. De Friezen en enkele Drenthsche landslui werden hier voor aangewezen: 15 man werd in de omgeving van Kaunas geplaatst en 15 man, waaronder onze zegsman, in Wilnaland. Deze laatste groep kreeg in Wilna op een vergadering der adminstrateurs, die de landgoede ren beheerden, het eerste contact met het haar toe- komtige werk. Daarna moest gezorgd worden voor hc-t doorzenden der bagage naar de diverse plaatsen van bestemming en begon de kleine groep geheel uiteen te gaan. Slechts twee kameraden vertrokken op een hel deren vriesavond om 7 uur uit Kaunas per slede. De twee magere paardjes zagen er niet zoo heel vertrou wenwekkend uit, in aanmerking genomen der respec tabelen afstand, die nog moest worden afgelegd. Ze legden echter dien dag 84 km. af en toonden een uit houdingsvermogen te bezitten, waaraan onze dikbe- vleeschde greidepaarden niet kunnen halen. De koetsier had zich gehuld in een paardenhuid en hij zag er met zijn baardig gezicht uit als een man van ruim 60. Na afloop van het winterseizoen onderging hij echter een verjongingskuur; toen hg zich in het voorjaar liet knippen en scheren, bleek hij een jonge man te zijn van ruim .30 jaren. Diep in den winternacht kwam de slede aan voor een gebouw, dat in den maneschgn den indruk van een imposant slot wekte. In een nevengebouw werden de late gasten verwelkomd door den administrateur, die personeel liet wekken, brood en melk deed verstrekken en een legerstede liet bereiden op het beste plekje van het huis, n.l. voor den steenen oven-kachel, welk inheemsch verwarmingsinstrument de bewondering en sympathie van alle pioniers heeft verworven. Als de strenge winters hier te lande blijven aanhouden, zou onze zegsman het raadzaam achten om ook in onze woningen dergelijke huisovens te bouwen. Na flink te hebben uitgeslapen werd stevig ontbeten met spek, eieren, roggebrood en brandewijn (wodka) en daarna kon de omgeving eens worden opgenomen. Men bleek te hebben overnacht in het administratie gebouw, terwijl het naastliggend slot totaal verwoest bleek te zijn door de terugtrekkende Russische van dalen. Geen ruit was er meer heel. Op dit eene landgoed had de eene Friesche pionier zijn bestemming gevonden, doch onze zegsman móest met de slede nog 16 km. verderop naar het stadje Grosse Soletschniki. Hoewel de hoofdboer onbekend was met de komst van den Frieschen opzichter en ook met den toekomstigen rol, die deze in het bedrijfsleven zou heb ben te vervullen, ontving hg hem toch gul en harte lijk. Deze man had tot zijn 22ste jaar onderwijs geno ten en zijn vrouw tot haar 20ste, zoodat in him gezin een zeer beschaafde toon heerschte. Beiden verstonden en spraken zeer goed Duitsch. Kwam onze Fries eerst in de algemeene keuken terecht, al spoedig merkte de hoofdboer welk vleesch hij in den kuip had en nam hij den nieuwen opzichter op in zijn gezin. Dat de omgangs vormen hier alleszins hoffelijk waren, moge blijken uit het feit, dat 's avonds vóór het ter ruste gaan, afscheid werd genomen met een handdruk, wat de gast vrouw betrof nog aangevuld door een handkus, welk' ceremonieel aan het dagbegin herhaald werd. Bij deze mededeeling moesten wij onwillekeurig even een ver gelijking treffen met den omgangsvorm en levensstijl, die in menig vaderlandsch gezin heerscht en het moge zoo zijn, dat de Oostlanders in menig opzicht veel van ons moeten leeren, er schijnt ook wel een terrein te zijn, waarop wij iets van hen kunnen afzien. Dit staatsgoed had vroeger behoord aan een Rijks- duitsche landgoedbezitter, die echter met de komst der Russen uitgeweken was. Een zijner vrouwelijke be dienden een 'Poolsche vervulde op zeer verdienstelijke wijze de rol van keukenprinses. Wij vroegen nog naar den zindelijkheidsgraad in ver band met de bereiding van het eten, doch hierover had onze pionier geen klachten. Integendeel, hij was vol lof over de Poolsche culinaire kunst. Het hoofdbedrijf van dit landgoed is 448 ha. groot, hoofdzakelijk bouwland. Bij aankomst van den nieuwen opzichter werden er 28 melkkoeien gehouden en in een anderen stal op het bedrijf nog 45 „arbeiderskoeien", die van een veel min dere kwaliteit waren. Voor zoover de melk niet op het eigen bedrijf en door het jongvee wordt geconsu meerd, gaat zij naar de stad. Het landgoed ligt 1 km. van den harden weg, waarmee het door goede zand wegen verbonden is. De eigen bedrijfskoeien waren van het Friesche veeslag en waren in goede conditie; die der arbeiders waren rasloos en zagen er vrij mise rabel uit. De Poolsche veearts, die toezicht op de paar den en den veestapel uitoefende, was uit een oogpunt van t.b.c.-bestrijding zeer bedacht op stalhygiëne. Hij schreef voor, dat de dieren minstens eens pë£ dag naar buiten werden gebracht om bij de groote pomp ge drenkt te worden, tijdens welken uittocht de stallen grondig moesten worden gereinigd en gelucht. Het water komt 2 m. diep uit den grond en is van een vrij hooge temperatuur, getuige den wasem die er afslaat als het met de vrieslucht in aanraking komt. Het vee' verdraagt de koude tijdens het dagelijksche uitstapje zeer goed en schijnt er door gehard te worden. Trou wens ook de menschen kunnen in het drogere klimaat der oostlanden veel béter de lage temperaturen door staan dan in den vochtigen dampkring onzer lage lan den aan de zee. De 20 paarden, die op het bedrijf aanwezig waren, toonden de gevolgen hunner drukke werkzaamheden in de zichtbaarheid hunner ribben. Dagelijks moesten groote kwanturns hout uit de bosschen op sleden naar het bedrijf vervoerd worden, voornamelijk ten behoeve der spiritusfabriek, die bij gebrek aan kolen met hout gestookt werd. Buiten de wei- en bouwlanden was er op dit landgoed een boschbouwbedrijf van ongeveer 2000 ha. in exploitatie, dat in den wintertijd aan vele handen werk verschaft. De groote zagerij wordt door waterkracht bewogen en ook de spiritusfabriek maakt gebruik van de natuurlijke drijfkracht der beekjes en zoo wordt hier ook de electriciteit opgewekt, die dit afgelegen bedrijf van de modernste verlichting voor ziet. Het hoofdbedrijf staat ook in telefonische verbin ding met de buitenwereld. Het eigenlijke werk van den opzichter bestaat in het toezicht houdenop en leiding geven aan de werkzaam heden op het hoofdbedrijf en de 8 nevenbedrijven. Uiteraard houdt hij meest verblijf bij den hoofdboer, doch 1 2 keer per week bezoekt hij de zetboeren en logeert dan bij een hunner. Bij zijn aankomst was de uitrusting van onzen Fries nu niet direct op het win- tersche klimaat ingesteld, doch zijn hartelijke gast vrouw maakte een harer bontvesten voor hem pasklaar. De regeling zijner werkzaamheden en werktijden heeft de opzichter zelf in handen. De bevolking is er van zeer goeden wille, neemt de verbeterde bedrijfsmethoden graag over en is voor nuttige wenken en een goede behandeling zeer erkentelijk en dankbaar. De inheem- schen zijn tegenover onze landslieden zeer beleefd en betoonen respect voor hun bekwaamheden. In deze primitieve, gelukkige wereld heeft men nog niet geleerd om in geld te denken. Men kan het er moeilijk kwijt en heeft er daarom ook geringe be hoefte aan. Wat in geld wordt uitgekeerd aan loon, kan practisch vrijwel geheel worden gespaard. Het loon van het personeel bestaat hoofdzakelijk in natura; de arbeiders mogen zelf een koe, varken en kippen aanhouden, in de behoefte aan kleeding wordt dóór huisindustrie voorzien, het bedrijf verschaft brandstof, zorgt voor woningen, enz. Het feit, dat er in deze landelijke wereld slechts drie artikelen: suiker, zout en sigaretten op „de bon" zijn, klinkt ons haast ongelooflijk in de ooren. Des Zondags gaat de bevolking vrij trouw ter katholieke kerke; zedelijk staat zij geenszins op een laag peil, zooö!at in de Oostzeelanden niet van „Russische" toe standen gesproken kan worden. Het minder betrouw baar element vormen de zigeuners of het rassenmeng sel, dat daarop gelijkt. Als op deze of gene boerderij een naamdag gevierd wordt, wordt de aanwezigheid van den Nederlandsehen opzichter voor een groote eer gerekend en er wordt dan royaal een feestmaal aangericht, waarvan de ingrediënten o.m. bestaan uit een soort roggebrood, als taart zoo fijn, diverse vleeschsoorten, groenten als sla en radijs en alles bespoeld met inlandschen bran dewijn (wodka), voor welks aanmaak de spiritusfa briek wel in overvloedige mate zorg draagt. Dé Lithauers houden van zingen en zoowel het maag- dendom ais de jongelingschap trekt gaarne op ter zangvereeniging. Meer en meer gaan de kleine, zelfstandige onderne mers hun bedrijven aansluiten bij de staatsbedrijven, want het ontbreekt hun, behalve aan zaaigoed, paar den, vee en goede landbouwwerktuigen, veelal ook aan de noodige bedrijfskennis. Zij zien in dat hun arbeid onder leiding der organisatie productiever wordt en dóór het optreden der nieuwe agrarische instellingen in deze landen, is het vertrouwen der be volking gewonnen. Werden zij vroeger door de joden geëxploiteerd en bedrogen, door de Russen geterrori seerd en uitgemergeld, zij gevoelen nu, dat het nieuwe bewind hen op den weg naar dón vooruitgang- wil helpen en bijstaan. Wat is hier veel en mooi werk te doen in dit Wijde, land met zijn nog kinderlijk eenvoudige bevolking! In de omgeving van Wilna is de bodemgesteldheid naar den maatstaf van het Oostland slechts matig, naar onze normen goed te noemen. Het is een zware zandgrond, noga] met steenen gemengd. Behalve met paarden wordt hier ook veel met tractors ge werkt en dit bedrijf heeft een eerste seizoentoewij zing van 6000 L. benzine gekregen, terwijl de tweede onderweg is. Er is in de omgeving een reparatie-werkplaats voor tractors, waar bekwame vaklieden de landbouwwerk tuigen herstellen. Ook in Lithauen was het dit jaar een koude lente. Door vernieuwd optreden van sneeuwval kwamen de eerste kievitseieren op 5 Mei nog in dó sneeuw te liggen, zoodat de weidevogels zich niet alleen ten onzent over winterverrassingen hebben te beklagen. Doch als in deze streken de winter eenmaal wijkt, dan ontwaakt er ook een geweldige groeikracht en staat men versteld over wat er in luttel tij ds groeien kan. Momenteel is de stand der winterrogge daar te lande heel goed. Rogge is wel het hoofdproduct met aardL appelen, haver en wat gerst. Voor de bouwlanden werd nog 3000 ton kali beschikbaar gesteld en alleen voor den tuinbouw wat stikstof. Er is ook kascultuur op het goed aanwezig, waar 3500 tomatenplanten verzorgd worden. Er is een proeftuin van 3 pondenmaat tabaksplanten. Met Paschen werd de eerste sla uit de kassen geoogst. De goedkoope, natuurlijke krachtbron van het stroomend water'stelt ook een graanmolen in beweging met een capaciteit van 250 kg. per uur. Een grootere graanmalerij voor

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 2