w ELKE gewassen komen nu wel in aanmerking?
Want allereerst is een teeltplan op te maken.
De beschikbare grond en grondsoort, de aanwezige of
te verkrijgen mest en arbeidskracht en de afzetmoge
lijkheid spelen een voorname rol bij de keuze van het
gewas. Daarnaast ook de onkruidstand en het gevaar
voor min of meer ernstige plantenziekten- of -bescha
digingen.
I uinbouw in het kleine boeren- en
pluimveehoudersbedrijf tuinbouwgebied
Proefveldverslagen
Nederlandsche zaadtelers en tuinders in
de Baltische landen
m i 1 li* i Samenwerking met de
verschillende vereenigingen op
Groententeelt
De eerste indrukken
VRIJDAG 4 DECEMBER 1942
DE LANDSTAND
PAG. 6
Rijkstuinbomvconsulent Ir. D. Bloemsma:
De koolteelt geldt in het algemeen als een eenvoudige
teelt bij den niet-vakman, maar zij is dit niet. Late (re)
bloemkool k&n een voordeelig gewas zijn, maar wie dit
op zandgrond beproeft, komt als regel bekocht uit. Op
de klei zijn er echter veel meer kansen op een rendabele
teelt. Bewaarkool d.i. kool, die men den winter over
houdt bij vodrkeur in daarvoor ingerichte schuren
hoort thuis op de klei, en op het zand of op den dal
grond teelt men maar een heel bescheiden productje
van die soorten, al kan men soms voor de naaste om
geving nog wel een aardig winterkooltje leveren. Spits
kool, boerenkool en ook spruitkool min of meer, gaan
op lichte grondsoorten weer best, terwijl men ook op de
lichte gronden nog een behoorlijke witte- en savoyekool
kan telen en een wat lichtere roode kool.
Knolvoet, koolvloeg en draaihartigheid zijn gevaarlijke
vijanden van den koolbouwer en de bestrijding daar
van is niet zoo heel eenvoudig. Hoe meer men die kan
vermijden als beginner, hoe beter en hoe voordeeliger.
Kropsla of andijvie gaat men bij voorkeur niet op een
schralen zandgrond verbouwen, maar is die grond reeds
eenige jaren zwaar bemest met organische mest, zoo
als stalmest, compost, beer e.a., dan kan er een prach.
tige krop groeien, vooral met wat kunstmest als hulp-
mest.
Hebben wortelgewassen den naam op de klei thuis te
behooren,* ook op die lichtere grondsoorten kunnen zij
het nog best doen, mits deze goed waterhoudend zijn
en in goeden cultuurtoestand verkeeren. Dus niet kali-
arm bijv. zijn of een lagen zuurgraad bezitten. De peen
blijft dan klein en vertakt sterk op kalkarm land.
Zaait men spinazie op kalkarm land, dan komt er
bitter weinig van terecht, ook al mest naen flink met
stalmest en al geeft men een goede kunstmestgift boven
dien.
Plant men aardbeien op onkruidrijk vuil) land, dan
komt er weinig van de teelt terecht en het cweekgras
belooft een strop. Zaait men veel zomerwortelen (te
gelijk) en er zijn niet heel veel arbeidskrachten, ge
oefend ook in het bossen van de peen, dan is wederom
een strop verzekerd. Vergeten is te denken aan een
goede arbeidsverdeeling en de beschikbare arbeids
kracht.
Opvolging van verschillende teelten in de opvolgende
jaren is ook wenschelijk op eenzelfde perceel. Wissel
bouw is noodig, vooral bij bepaalde ziekten in het
gewas, maar ook in verband met de bemesting aan het
voorgewas. Hierom moet men het land verdeelen in
perceelen, deze een nummer geven en in het van ouds
bekende schrift onder elk nummer elk jaar aantee-
kenen, wat er geteeld is, hoeveel mest er per are op
werd gegeven, welke soorten mest de zuurgraad of
pH niet te vergeten na grondonderzoek t» noteeren
en hoeveel de geteelde rassen opleverden in kg en geld.
Zoo kan gemakkelijker de wisselbouw worden nage
streefd, waarbij de aardappels apart bezien worden
(lage pH!).
Zal er nu één gewas in het jaar worden geteeld?
Of een vóór. én navrucht? Of is combineeren beter?
Dat wil zeggen het tweede (opvolgend) gewas reeds
vóór den oogst van het eerste hier doorheen planten
of zaaien. In iet algemeen zijn de beide eerste wegen
de veiligste voor den pds-beginnenden tuinbouwer.
Zoo kan men dus stamboonen in Mei leggen en dat
jaar niets anders op datzelfde land celen. Dit is een
volleveldsteelt van stamboonen voor den groenen pluk.
Want rijpe boonen telen is zaadteelt of gewone ver
bouw van bruine of wite boonen voor het verbruik.
Maar men kan ook spinazie als vóórvruclit telen. Dan
zijn de stamboonen dus de navrucht op spinazieland, en
teelt men twee gewassen.
Legt men het ooonenzaar tusschen zoogenaamde bloem-
koolweeuwen (planten die den winter overgehouden
werden onder glas er. half Maart buiten uitgepoot wor
den op zoo noodig 50 a 60 cm tusschen de rijen,}, dan
zo-iden bloemkool en stam boon gecombineerd worden;
want de kool zou in Juni geoogst worden, als de stam-
boon goed en wel ee plantje of struikje is geworden.
Hierbij neemt het risicr belangrijk toe; want alles moet
goed op tijd verloopen. Daarom ook wordt de stokboon
hier genomen, en liever niet de stamboon.
Zoo worden spruitkoclplanten ook tusschen vroege aard-
appelen gezet, een maand of meer, vóórdat de aard
appels gerooid worden. Het kan zeer wel goed gaan,
maar een eisch is, dat er zorgvuldig gewerkt wordt.
Geschiedt dit niet, dan moet men géén spruiten poten;
ook niet de tweede helft van Juli nó. de aardappels.
Dat wordt een gebrekkig gewas. Boerenkool nét aard
appels gaat echter als regel zeer goed en op goeden
grond ook nog, vanaf begin Augustus, de kleine groene
savoyekool. Met spruitkool is het ^us e®n ietwat ris
kante combinatie; na de aardappel is de boeren- of de
kleine groene savoyekool het nélgewas zonder meer.
Hieruit blijkt wel duidelijk, dat steeds naar een zoo
goed mogelijke kwaliteit van het gewas moet worden
gestreefd, of er gecombineerd wordt of wel volïe-
velds geteeld wordt. En dit kan alleen, als elk gewas
zooveel mogelijk den vollen groeitijd heeft en niet ge
hinderd wordt of niet noemenswaard door een ander
gewas, en ook de oogst zooveel mogelijk volledig is.
Voor boer en pluimveehouder, die serieus wil werken,
komen nu de volgende teelten in aanmerking, al naar
omstandigheden van het bedrijf te verminderen tot op
een paar teelten, m.n. die van winterwortelen, stam
boonen, vroege aardappelen met n&teelt, spitskool, kool.
rabi en soms ook die van stok boonen, tomaten en roode
bieten. Oogensehijnlijk passen die teelten den boer al
licht, maar in werkelijkheid eischen zij vrij wat ar
beid, om ze tot hun volle recht te Lateh komen. De
stamboontjes moeten regelmatig geplukt, de peen moet
regelmatig gewied, en de spitskool- en koolrabiplanten
moeten zelfs alle uitgepoot op afstand, evenals de to
matenplant. Ze zelf-opkweeken gaat in den begijine al
heelemaal niet, want daarvoor is glas noodig, en zoo
kan men dat beter op „contract" laten doen door een
zeer betrouwbaar kweeker en erkend vakman. Cultuur,
oogst en aflevering vragen al den heelen man voor-
loopig.
EEN brief, door een der tuinders, die deel uitmaakte
van de groep, welke voor eenigen tijd naar de Bal-
tische landen vertrok, om daar in de tuinderij te wor
den ingezet, bevat hoogst belangwekkende gegevens
en geeft een helderen blik in de mogelijkheden, welke
het Oosten voor de tuinderij en de zaadteelt biedt. In
den brief valt o.m. te lezen:
„Ik had in 1938 al plannen, om als zaadteler naar
Duitschland te gaan, omdat het werk in Nederland
al jaren zeer slecht beloond werd, maar toen ik van
de groote toekomstmogelijkheden in het Oosten had
gelezen, rijpte bij mij een plan, en ik stelde me in
verbinding met ir. R. van der Veen te Arnhem, die
de uitzending voor tuinders organiseerde. Het be
zoek aan hem viel me nu juist niet mee, want hij"
vertelde zooveel over Litauen, dat van de tien er
wel acht de moed in de schoenen zou zijn gezakt.
In de eerste plaats over het klimaat, dan over het
primitieve van woningen en werktuigen en over de
slecht onderhouden gronden, de onbegaanbare wegen,
de moeilijkheden met de taal en vooral den komen
den strengen winter. To^n ir. van der Veen mij na
de uiteenzetting vroeg of ik nog in aanmerking
wenschte te komen, zei ik hem, mij maar op de lijst
te zetten, want bij al het donkere, dat bij mij voor
spiegelde, was er toch ook een zonnekant, namelijk
de groote toekomstmogelijkheden.
Toen wees hij mij er op, dat ik mijn besluit niet zoo
haastig moest nemen en er liever nog- eens een
nachtje over moest slapen Den eersten indruk van
Litauen kreeg ik dooi een cigaret uit dat land, die
ir. van der Veen mij gaf: de tabak was nog slechter
dan hier de straatsteenen. Na goed beraad heb ik
toen besloten toch te gaan Alles met de noodige
papieren werd tenslotte geregeld, ook mijn extra-
textieltoewijzing, de onder- en bovenkleeding, die ik
van de Nederlandsche Oost Compagnie kreeg en
mijn andere bullen, een heele kist vol 9
Half October aanvaardden wij de reis. Die viel
best mee. De eenige malen sjouwen met onze bagage
kon ons niet uit ons humeur brengen. Het geluk
zocht ons telkens op, bijvoorbeeld in Kaunas, waar
wij onderdak kregen in een eerste klas hotel.
Met het eten ging het ook best; wij hadden een
reuzen steun aan de verschillende instanties van het
Duitsche bestuur die alles goed voor ons regelden.
Het was een mooie reis, vooral de vriendschap onder
menschen, die elkaar nog nooit hadden gezien. Met
vier anderen uit Holland reisde ik het laatste stuk.
Wij hadden ons vast voorgenomen te zullen slapen,
Op het gebied van den tuindbouw bestaan naast den
Nederlandschen Landstand nog verschillende andere
vereenigingen. Zoo b.v. op het gebied van de fruitteelt,
de bloementeelt, bloembollenteelt, de boomteelt en de
zaadteelt.
Deze vereenigingen dienen t.z.t. ingeschakeld te wor
den in het verband van den Nederlandschen Landstand.
Als voorloopige overgangsmaatregel is met eenige ver
eenigingen een regeling van samenwerking getroffen.
Deze samenwerking betreft alle bedrijfs-technische en
bedrijfseconomische kwesties (o.a. kostprijsbereke
ningen).
Vergaderingen welke door de vereenigingen aangaande
deze aangelegenheid worden uitgeschreven, zullen wor
den bijgewoond door den Nederlandschen Landstand.
Vergaderingen welke door de Afdeeling Tuinbouw van
den Nederlandschen Landstand hieromtrent worden uit
geschreven zullen worden bijgewoond door de betrokken
vereeniging.
Adviezen inzake bovenaangehaalde kwesties zullen te
zamen en in gemeenschappelijk overleg bij de betrokken
instanties worden aanhangig gemaakt.
Een dergelijke vorm van samenwerking is tot stand
gekomen met de Algemeene Vereeniging voor Bloem
bollencultuur, de Groep Bloemisterij uit den Nederland
schen Tuinbouwraad, de Pomologische Vereeniging, de
Bond van Boomkweekers en de Vereeniging Boom- en
Plantenbeurs.
Reeds hêt>ben in dit verband verschillende vergade
ringen met hier genoemde vereenigingen plaats gehad.
ondanks de moeilijkheden, die wij zouden tegen
komen, en dat zullen er nog vele zijn; maar wij,
Hollanders, zullen overwinnen!
Het was jammer, dat wij nogal ver van elkaar wer
den geplaatst, toen wij op de plaats van bestem
ming aankwamen, daar wij anders veel steun aan
elkaar hadden gehad.
Eind October gingen wij uit elkaar, na de beste
wenschen te hebben gewisseld, en zoo zit ik hier, na
een 40 kilometer langen tocht achterop een vracht
auto door Litauen, in Mariampolo.
Nu, de omgeving staat mij hier best aan, ook de
gronden. Er zit hier weinig onkruid en de kwaliteit
zal wel goed zijn, gezien de gewassen. Het eten is
ook goed, maar de taal is moeilijk, ik weet alleen
te verstaan als wij moeten eten. Ik eet met de
anderen in de zaal, maar apart èan een tafel met
hen, die ook toezicht houden. De gronden zijn reeds
omgeploegd, het is nu eind October. Voor arbeid
in den grond zijn wij al te ver in het seizoen; de
machines zijn prima.
In April-kan ik beginnen op de 5 ha., die mij dan
worden toegewezen. Het is erg goed, dat wij er voor
den winter zijn, Nu kunnen wij wat, wennen en ook
het Klimaat leeren kennen, want dat is niet zooals
ik gedacht had, het is hier tot nu toe zacht geweest.
Er komt wel weer gauw bei icht van mij."
Gerrit de V.,
Mariampolo, Litauen.
Cichoreiproefveld bij den Heer J. Stouten-Tak,
te Oosterland (Z 738)
Verbouwde selecties: Lange Flakkeesche van E. Grin-
wis, K. Mastenbroek, F. C. Breen, KI. Mastenbroek,
P. J. Breen, H. Lodder, Gebr. Sandifort, J. Kattestaart,
M. v. d. Boom, G. Kattestaart, P. v. Houten, A. Katte
staart en Kr. Breen.
„Smouters" van K. Mastenbroek, Kr. Breen, E. Grin-
wis, D. Goekoop, G. Tanis en Joh. Both.
Grondsoort: Lichte klei.
Voorvrucht: Aardappelen.
Bemesting: 250 kg. K50 en 230 kg. K.A.S. per ha.
Aantal par: 3, elk van 0.2 are.
Gezaaid: 20 Mei op een rij en af stand van 30 cm.
Opkomst: 27 Mei stonden alle selecties boven; alleen
die van K. Mastenbroek „smouters" stond wat te dun,
vermoedelijk als gevolg van een minder goede kiem-
kracht van het zaad.