Indrukken en gedachten Oter werkmethoden vakdiploma's en Doel, werkwijze en wezen van de Europeeseliè landbouwpolitiek Vrijdag 11 December 1942 le Jaargang No. 49 F ENIGE weken geleden hebben wij ons op deze plaats bezig gehouden met het landbouwonderwijs, WU hebben voor het volgen van lessen op landbouwscholen en -cursussen door onze boerenjongeren, een lans gebroken. Op een andere plaats hebben we vroeger reeds de meening verkondigd, dat het heelemaal niet tot de onmogelijkheden behoefde te behooren, dat het land bouwonderwijs voor allen die in den land- en tuinbouw hun arbeid wilden verrichten, op den duur verplichtend zou worden gesteld. Waarom ook niet! Immers, ook de jongeman die een ambacht wil uitoefenen, moet eerst een ambachtsschool hebben bezocht met goed gevolg, wil hij in de meeste gevallen aan den slag komen en een middenstander in het algemeen, die zich wil vesti gen, moet eerst in het bezit zijn van een diploma van een middenstandscursus. Waarom in de toekomst een jonge boer niet? Niet iedereen heeft de capaciteiten om boer te worden of -zich landarbeider te noemen. Te velen gaan daarvoor door, maar verdienen dien titel niet. Het is niet gemakkelijk om dit in alle opzichten te zijn. Nu weten we wel dat alleen een diploma geen waarborg geeft van flinkheid in de praktijk, maar toch mag men verwachten dat iemand met een diploma de noodige theoretische kennis heeft opgedaan die, ge toetst aan de practische ervaringen, hem in staat stel len de hem opgelegde taak naar behooren te vervullen. Daarenboven is het zoo, dat velen met een diploma en tegelijk met wilskracht en liefde voor hun vak, het meest behoefte gevoelen om meer te weten, zoodat zij allen moeite doen „bij" te blijven in hun vak éh op het terrein der algemeene ontwikkeling. Juist hij die iets weet, beseft meestal het best dat hij nog zoo weinig weet. Zulks in tegenstelling met hen die het niet noo- dig oordeelen naar een landbouwschool of -cursus te gaan, omdat ze wel genoeg weten en vader het wel af kan om hun wegwijs te maken in het boerenwerk. Laten deze laatsten echter bedenken, dat bij sollicitaties steeds meer de eisch wordt gesteld van een diploma en dat zulks op den duur ongetwijfeld in nog sterkere mate zal geschieden. En niet alleen voor hen die in een met den landbouw verband houdend beroep of bedrijf „onderdak" zoeken, maar ook voor hen die als bedrijfs leider of als vaste arbeider werk zoeken en niet het minst voor hen die zelf als boer ergens een bedrijf willen exploiteeren. (Om misverstand te voorkomen zy opgemerkt, dat wy in dit artikel, als we het over landbouw of boer hebben, tegelijk daarmee tuinbouw en tuinder op het oog heb ben). Niet alleen in Nederland, maar ook elders, óók in Oost- land bijv., zal dat het geval zijn. Dat laatste is wel zeer duidelijk naar voren gekomen in een rede die Staatssecretaris Backe, de huidige Duitsche landbouwleider, dezer dagen heeft gehouden op een bijeenkomst van landbouwleiders in Posen. Waar het ging over het winnen en opvoeden van nieuwe krachten voor de landbouwbevolking, legde spreker er den na druk op, dat in de toekomst ieder Duitsch kind, voor zoover het gezond en vlijtig is, de mogelijkheid heeft om vrye boer of boerin te worden op vrijen grond in het Duitsche Oosten. Tot dat doel is opdracht gegeven tot het opbouwen van een landelijk beroepsopvoedings- bureau. Degene die in de toekomst Duitsch landbouwer wil worden, moet evenals dit tot dusverre reeds het geval is voor de ambachtsberoepen, een leertijd van vier jaar doormaken en met tusschenruimten van elk twee jaar, eerst een examen als bewerker van den grond en daarna het examen als landbouwer afleggen. Uit deze aankondiging moge blijken dat in Duitschland deze zaak reeds vrij ver gevorderd is. Vooral als men daarbij bedenkt dat Staatssecretaris Backe in het ver dere deel zijner rede er op wees dat binnenkort de 50.000 beste boerenhofsteden in de verschillende Duit sche Gouwen als leerboerderijen worden aangewezen. 1" oen wij deze rede lazen, daehten we natuurlijk aan hetgeen hier te lande op dit gebied geschapen zou kunnen worden. We zagen voor ons al degenen die thans op de landbouwscholen en -cursussen zitten, maar ook de jonge boeren die dit onderwys reeds achter den rug hebben en hen die zich daar tot nog toe nog niet om bekommerden. Daadwerkelijk in praktijk brengen wat men op school of cursus heeft geleerd, kan in het boerenbedrijf natuurlijk geschieden. Niet ieder bedrijf heeft echter de mogelijkheden voorhanden om de beste arbeidsmethoden te leeren. Bovendien krijgt men deze op school niet practisch onderwezen. Dat is trouwens iets wat getoetst moet worden met anderen in de prak- tyk. Het schoffelen en uitdunnen van bieten geschiedt zeer verschillend. Welke methode is de beste? Welk gereedschap is hiervoor het meest geschikt? Tot nog toe zijn dat voor velen vragen waarop ze geen antwoord kunnen geven. Dat moet de praktijk uitwijzen. Het ploegen kan nog stukken beter, enz. De te stichten bedrijfsvoorlichtingsvereenigingen en eventueel de daaraan verbonden bedrijfsstudiegroepen, kunnen in dezen natuurlijk nuttig werk doen, maar niet alles. Op een leerboerderij zal men nog beter in de gelegen heid zijn de verschillende arbeidsmethoden, gereed schappen en machines aan elkander te toetsen. Klei, zand en veen maakt: verschil. Leerboerderijen moeten dus voor verschillende grondsoorten gesticht worden. De arbeidsmethoden in het kleine, dus doorsnee-boeren bedrijf zijn weer anders doordat men minder gebruik kan maken van grootere machines dan op de grootere bedrijven. Wel is het voor dd toekomst van belang dat jonge landarbeiders en boerenzoons uit de kleinere be drijven ook kunnen omgaan met tractors en met groote gereedschappen voor het geval ze daarmee later even tueel moeten omgaan, maar bovenal dienen ze voor bereid te worden op de taak die hun toekomstig bedrijf stelt. Het is niet onze bedoeling in deze rubriek diep op dit alles in te gaan. We wilden u slechts een indruk geven van hetgeen er zou kunnen geschieden. Niemand kan ontkennen dat er in menige streek nog veel rationeeler gewerkt kan worden. Zoowel in de veehouderij met het voederen, melken hooien en kuilen, als in den akker- Stervende liberale wereld-economie De oorlogshandelingen in den eersten wereldoorlog bleven voornamelijk beperkt tot het Europeesche vasteland. Ondanks deze begrenzing van het oor- logstooneel veranderden reeds de economischefun damenten in de geheele wereld. De wereldoorlog be spoedigde een ontwikkeling, die sedert den aanvang dezer eeuw steeds duidelijker zichtbaar werd, doch weliswaar geloofden vooreerst nog de Engelschen en Noord-Amerikanen aan de mogelijkheid, op een an deren grondslag daar weer te kunnen beginnen, waar men in 1914 was opgehouden. Bij de vredesonderhan delingen, met hun hdpfdzakelrjk economischen inslag, waren de pogingen om de oude liberale wereldecono mie te herstellen, duidelijk te zien. Maar toch waren de economische grondslagen zoo ingrijpend veran derd, dat alle ,,'reactionnaire" pogingen zonder resul taat moesten blijven. De liberale maatstaven moesten meer en meer opgegeven worden. Een duidelijk voor beeld daarvan zijn de „inter-geallieerde" schulden, die zooals bekend thans nog niet betaald zijn. Niet eens rente-betalingen konden plaats vinden. Maar iedereen weet thans, dat de Noord-Amerikaansche industrieën haar productie stop hadden moeten zet ten, wanneer Engeland werkelijk zijn schuld aan de bouw met grondbewerking, oogsten enz. Het kan im mers niet ontkend worden dat de een in veel korter tijd en met een opgewekt gezicht zijn bieten van on kruid zuivert en opéén zet, terwyl de ander veel lan ger werk heeft om hetzelfde te doen en daarby slecht gemutst is doordat de arbeidsmethode onpractisch is. Het ligt niet altijd aan het vroege opstaan en lange dagen maken, maar het ligt bovenal aan de vakbe kwaamheid, aan de juiste arbeidsmethode en het han digste gereedschap om met een opgewekt humeur tot de hoogste prestatie te komen. Daarvoor zouden de leer boerderijen kunnen worden gesticht en daardoor zal de Nederlandsche boer op zijn bodem nog meer kunnen presteeren dan voorheen. Op dezelfde bedrijven zou den voorts diverse proeven kunnen worden genomen op elk terrein van het landbouwleven. Het geld', aan deze leerboerderijen besteed, zou met dubbele rente terug kunnen komen. Zoo althans is onze indruk. "FOEKOMSTMUZIEIv We hopen het niet. Blijven we nog even bij het heden, zoo kunnen we constatee. ren, dat er voor ons landbouwonderwijs steeds meer be langstelling komt, al is het in onze oogen nog onvol doende. Weliswaar puilen sommige landbouwwinter- scholen bijna uit, gelukkig verrijst er dezer dagen o.a. te Sneek een nieuwe Rijkslandbouwwinterschool, wor den er nieuwe lagere landbouwscholen opgericht en wordt het bezoek aan de landbouwcursussen beter, toch is het noff slechts een klein percentage van onze boeren jongeren dat zich op deze wijze theoretisch bekwaamt. Wat zegt ons een getal van 2562 jonge mannen dat »n het geheele land de middelbare landbouwscholen, daar onder begrepen de land. en tuinbouwwinterscholen, be zoekt, in verhouding tot de duizenden boerenzoons en jonge landarbeiders, die er nog buiten blijven? Toch is dit aantal 286 hooger (de cijfers zijn ontleend aan een paar staatjes in de „Nieuwe Veldbode") dan het vorig jaar, terwijl de scholen in Goes en Roermond door om standigheden gesloten zijn. Helaas beschikken we niet over de cijfers van de leerlingen der lagere landbouw scholen en van de landbouwcursussen, die ongetwijfeld een veelvoud zijn van die der eerstgenoemde scholen, maar waarbij toch nog velen zijn die zeer goed naar een middelbare landbouwschool konden gaan. Wel wordt het kader der landbouwjongeren beter onderlegd, maar het peil van het geheel moet hoogerop, wil onze Ne derlandsche landbouw zijn voorsprong behouden. Op dit terrein is nog veel te doen. Alles in het waar achtig belang van een hoog ontwikkelden boerenstand, het sterke fundament van een levenskrachtig volk. TER HAAR. Uit het tijdschrift „Internationale Agrar-Rund- schau" drukken wij hier een artikel af van de hand van Dr. Waltlier H. Hebert. Dit belangrijke artikel geeft de grondslagen aan, waarop de landbouwpolitiek van Europa in de toekomst gegrondvest moet zijn. V. S. zou hebben afbetaald. De economie in de U.S.A. was niet eens in staat de voortbrengselen van een deels overgespecialiseerde industrie in het eigen land af te zetten, afgezien nog van die buitenlandsche producten, die voor de afbetalingen der schulden ge fabriceerd moesten worden. En dan het goud! Bijna de geheele muntvoorraad van de wereld is sedert het einde van den wereldoorlog in' de U. S. A. opgehoopt, om daar in diepe kelders te verdwijnen. Het is, economisch gezien, practisch waardeloos ge worden, behalve, dat men het thans in den oorlog in plaats van koper of tin in de conservenblik-industrie of dergelijke kan verwerken. Daarbij komt, dat er voor ongeveer 20 jaren nauwelijks nog één staat was, die meende het zonder goud te kunnen stellen. Ook de vele conferenties, waar men zich na den XV.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 1