Moderne boerderij bouw -
Vonkjes
PAG. 5
DE LANDSTAND
VRIJDAG 11 DECEMBER 1942
[""{sT was geen gemakkelijke opdracht, die het be
stuur van de ,,Fryske Akademy" den architecten en
bouwkundigen voorlegde met het uitschrijven van een
prijsvraag voor het ontwerp van een Friesche boerderij
met voorhuis (greidebedrijf), waarbij een bevredigende
oplossing moest worden gezocht voor de bedrijfstech-
nische eischen en het geheel tevens moest aansluiten
bij het landschap en bij de aloude traditie van boer
derij bouw in Friesland.
Immers, de boerderij van het kop-hals-romp-type (wat
wel de oudste Friesche boerderijvorm is en niet, zooals
velen ten onrechte meenen, de stelp, dat is de boerderij,
waarbij schuur-stallen en woongedeelte onder één kap
en bintwerk zijn samengebracht) is langzaam gevormd
en ontstaan uit de ervaringen, door de eeuwen in het
bedrijf opgedaan en zoo uiteindelijk gegroeid tot een ge
heel dat wel ideaal genoemd mocht worden. Ideaal, uit
bedrijfstechnisch, zoowel als bouwkundig oogpunt en
volkomen vergroeid met het landschap.
Totdat de groote omwenteling, die de twintigste eeuw
vooral voor het greidebedrijf meebracht, ook haar in
vloed uitstrekte tot stal, schuur en woning voor den
boer en deze als ondoelmatig en bedrijfstechnisch on
geschikt teekende.
Maakte eerst het fabriekmatige zuivelbedrijf het be
staan van de ruime melkkelder (molkenkelder), meest
al in het voorste woongedeelte onder de „op"-kamer
gebouwd, overbodig; latere bedrijfsmethoden, waarbij
veel kracht- en persvoeder werden aangewend, moderne
inzichten omtrent hygiënische melkwinning en tenslotte
de moderne hooiboouwmethode, waarbij veelal gebruik
wordt gemaakt van een hijschinrichting, begonnen hun
aparte eischen aan schuur en stalruimten te stellen,
zoodat tenslotte de oude Friesche boerderij met „foar-
hüs" (voorhuis) practisch niet meer gebouwd werd.
Men zocht naar andere oplossingen en wij kregen den
tijd van de modelboerderijen, gebouwd volgens Ame-
rikaansch, Australisch, of wat voor systeem ook, maar
die meestal vloekten met het landschap, waarin zij
stonden. Bovendien voldeed voor het Friesche veehou-
dersbedrijf dit buitenlandsche stal- en schuursysteem
vaak zeer slecht en ook waren zij meestal niet op ons
klimaat berekend.
Maar het was niet alleen het' bedrijf van den boer, dat
eischen begon te stellen aan de oude boerderijjook de
boerin wenschte wel eens wat anders en wellicht wat
meer comfort dan haar grootouders hadden gehad. Er
werd verbouwd en getimmerd. Voor vele oude kap-
schuren kwamen villa-achtige woonruimten te staan,
meestal ongeschikt als woning voor een boer.
Het zoeken naar een eigen stijl in de bouwkunst, welke
aarzelend in onze steden was begonnen, zette zich ook
voort op de dorpen. Het dorpshuis zelf werd herzien
en aan de omgeving aangepast en uiteindelijk begon
nen vele plattelandsarchitecten zich rekenschap te ge
ven van de speciale bedrijfsteohnische en aesthetische
eischen die de bcmw van een boerderij in ons vlak en
teer polderlandschap vraagt.
Men begon weer oog te krijgen voor de schoonheid van
de vormen, welke ons door de traditie waren overgele
verd, al bleef een moderniseering in de uitvoering wel
gewenscht.
Een tijd van experimenteeren brak aan. zocht de een
het bij ontwerpen van geheel nieuwe boerderijtypen,
zuiver geleid door de ^bedrijfseischen, de ander bouwde
voort op wat onze voorouders reeds tot stand hadden
gebracht en probeerden binnen dit kader een oplossing
te vinden. Wat dit betreft is de nieuwbouw in de Wie-
lingermeer wel onze beste stalkaart.
Het groote gebrek t>leef echter, dat er te weinig bouw
kundigen en architecten bestonden, die voldoende be
kend waren met het boerenwerk, ook het boerenwerk
van onzen tijd, om voor alle bijzondere problemen, een
alleszins bevredigende oplossing te vinden.
Het in gebruik nemen van de hooihijschinrichting b.v.
bracht een omwenteling in den boerderijbouw tot stand.
De voor de oude Friesche boerderij zoo karakteristieke
langdeel werd nu ondoelmatig en overbodig; een dwars-
deel zou hier de oplossing voor brengen. Ook eischte
het gebruik van kracht- en persvoeder wel het aan
brengen van een voedergang voor de koppen van de
opgëstalde dieren, wat de benoodigde stalruimte met
ongeveer een kwart vergrootte. De grootere oppervlak
te van de stalruimte bracht óf een grooter worden van
den schuurinhoud met zich mede, waardoor de bouw
kosten aanzienlijk zouden stijgen, óf zou deel en voe
derberging te veel in gedrang brengen.
Het zijn juist deze problemen, die vooral ook in de
prijsvraag van de Fryske Akademy naar voren komen.
Gevraagd werd: het ontwerp van een boerderij met
voorhuis, verbonden met de schuur en daarmede één
geheel vormend, passend in het Friesche landschap en
aansluitend aan de traditie. Op de situatie moest ver
der een bijschuur worden aangegeven en de bewaar
plaats voor de mest.
Het bedrijf werd gedacht als een typisch weidebedrijf,
waarbij gestald konden worden ongeveer 35 stuks melk
vee, ongeveer 12 pinken plus de benoodigde stalruimte
voor stier en paarden. Gezien een bedrijf van 35 koeien
in Friesland geen extra groot bedrijf is, mocht het
woongedeelte niet overdadig groot zijn en eenvoudig
vah stijl. Als een eisch voor een modem weidebedrijf
moest een melkbewaarplaats bijgeteekend zijn, afge
scheiden van den stal en toch gemakkelijk van daaruit
bereikbaar, terwijl tenslotte de in de practijk bruik
bare tasruimte minstens 600 M3 moest bedragen.
Op deze prijsvraag, die mogelijk werd gemaakt door
den financieelen steun van verscheideine bedrijven, ver-
eenigingen en stichtingen op het gebied van den land
bouw in Friesland, kwamen een flinke 80 ontwerpen
binnen.
Voor de jury geen gemakkelijke taak hieruit de vijf
prijswinnaars te zoeken. Een groot aantal plannen viel
echter al direct uit, omdat hun ontwerpers hierin te
kennen gaven, de opgave niet te beheerschen; hetzij
omdat zij qua vormgeving onvoldoende waren, hetzij
omdat zij het inrichten van een organischen platte
grond niet verstonden.
De twee groep omvatte de plannen, die blijk gaven
van een ernstig pogen en voldoende studie, maar waar
in toch te veel onvolkomenheden te vinden waren, om
ze in aanmerking te doen komen voor een bekroning.
Tenslotte bleef slechts een tiental ontwerpen over,
waaruit de jury haar keus deed.
De eerste prijs werd toegekend aan het ontwerp van
den heer Niesten, ingezonden onder het motto „Beu.
kenhorst".
In de beoordeeling van dit ontwerp merkte de jury
nog op, dat de situatie architectonisch goed, het plan
zeer duidelijk en beknopt, en ook in de technische uit
voering eenvoudig is. De stalindeeling is zeer goed, het
ontwerp is in het geheel der bouwmassa's en ook in
de gevelarchitectuur zeer geslaagd en is een voorbeeld
van een zeer goede oplossing in een eenvoudig en toch
stoer karakter.
Den 2den prijs verwierf het ontwerp van den heer
Eldering („Adat"); de derde prijs werd toegekend aan
de heeren Brakel en Kuindersma met hun inzending
„Friso-state 1942"; 4 en 5 werden de inzendingen van
de heeren A. Boer, motto „It nije hiem" en A. Witte-
veen, motto: „Like djur.en folie beter as de stjelp".
Wanneer wij het geheel nog eens overzien en al de
bekroonde ontwerpen aandachtig beschouwen, dan mee
nen wij, dat er te weinig rekening is gehouden met de
bouwkosten. Immers, uit een eenvoudige vergelijking
van het ontwerp van Eldering met het ontwerp van
Witteveen blijkt dat het eerste bijna 1000 M3 meer in
houd heeft dan het laatste, en deze 1000 M3 zullen de
eventueele bouwkosten zeker belangrijk doen stijgen.
In het met den lsten prijs bekroonde ontwerp is in de
schuur door de betrekkelijk smalle dwarsweg te weinig
ruimte voor de berging van kortvoer enz.
Ook ontbreekt hier de ruimte voor het aanwenden van
een hooihijschinrichting. Wat de stallen betreft is het
melkgevend vee te ver van den deel verwijderd en zal
het voeren dus onnoodig veel arbeidskracht vergen.
Wat betreft het woonhuis, mérkten wij op, dat er veel
comfort is opgeofferd aan het uiterlijk, terwijl de bo
venste zolder als practische ruimte verloren ging.
Ook de tweede prijs, waarvan de deel veel grooter
is, biedt nog bedrijfstechnische bezwaren. De koeien
staan te ver van den deel; er zijn te weinig toegangs
wegen tusschen deel en stallen onderling.
Het werk van de heeren Brakel en Kuindersma is nog
royaler en ruimer van opzet. Maar ook hier blijven de
bezwaren ten opzichte van de veestalling bestaan.
Het ontwerp van den heer Boer is duur en lijkt ons
weinig rationeel.
Het ontwerp van Witteveen lijkt ons economisch en
bedrijfstechnisch het beste geslaagd. De hooiberging
boven den voergang, waardoor zonder het ontwerp on
noodig veel duurder te maken, veel ruimte vrijkomt
voor den opslag van kortvoer, berging enz., lijkt ons
zeer practisch.
Naar wij meenen, zijn er al enkele boerderijen' van dit
type gebouwd en wij zouden het zeer op prijs stellen,
van een boer-bewoner van zoo'n boerderij eens te hoo-
ren, hoe dit type in de praktijk voldoet. Over het al
gemeen lijkt het ons, dat de stem van den boer over
de bekroonde ontwerpen nog wel eens mag worden
gehoord.
Overigens kunnen wij de Fryske Akademy geluk wen-
schen met deze zoo zeer geslaagde prijsvraag en den
boerenstand met de ernstige aandacht, die door de ar
chitecten en bouwkundigen, zooals blijkt uit de vele
goede inzendingen, aan hun bedrijf wordt besteed.
ARGUS.
Vaak wordt een te groot gedeelte van het bouwland be-
teeld met granen. Daardoor komt de vruchtwisseling in het
gedrang, waarvan gedrukte oogsten en vuil land het gevolg
kunnen zijn.
Het is gewenscht vooral niet meer dan twee derde deel van
het bouwland met graan te bebouwen.
Door verbetering van gronden, ruilverkaveling, uitbreiding
van ontwateringswerken en verbetering van werkmethoden
kan de productie nog verder omhooggevoerd worden.
B\j het samenstellen van voederrantsoenen moet men reke
ning houden met de kwaliteit van het hooi.
Zetmeelwaarde en verteerbaar eiwit kunnen zeer uiteen-
loopen.
Het zuiverst werkt men als men een monster van zijn hooi
laat onderzoeken op gehalten.
C.I.L.O. Wageningen geeft de volgende verhoudingscü'fers
voor zetmeelwaarde en verteerbaar ruw eiwit:
ZW. V.R.E.
Versch gras 100 100
Kunstmatig gedroogd gras 95 93
Finsche kuil 80 85
Hollandsche kuil 05 60
Ruiterhooi 60 75
Gewoon hooi 55 67
Samenstelling van hooimonsters uit verschillende deelen
van ons land (cijfers C.I.L.O.):
0.W. V.R.E,
Friesch hooi 45 9.9
Deemster hooi 42 10.7
Maashooi 38 7.5
Zuid-Hollandsch hooi 32 5.5
Utrechtsch hooi 26 4.3
Een der voordeelen van ryenteelt voor granen 's de moge
lijkheid van schoffelen.
Schoffelen geeft een verhoogde opbrengst.
Volgens verschillende proefveldgegevens werd enkel door
schoffelen een oogstvermeerdering van 300500 kg. korrel
per h.a. verkregen.
Het vee moet op stal vry en gemakkelijk kunnen staan en
liggen.
De dieren moeten zóó worden vastgezet, dat zij zooveel
mogelijk vrijheid van beweging houden.
In geval van ongeluk of ramp moeten de dieren in een
minimum van tijd losgemaakt en uit den stal verwijderd
kunnen worden.
Het ontwerp van
P. Niesten te Jou-
redat de eerste
prijs kreeg bij de
prijsvraag van de
Academie.
Men ziet hierboven
de Oostzijde.
(Foto's: Brokken)