EVEN AANDACHT! Tuinbouw in het kleine Toeren- en pluimveehoudersbedrijf Boekbespreking De teelt van boonen Het trekverbod Het Fruitsortiment DE LANDSTAND vrijdag 18 december 1942 Rijkstuinbouwconsulent Ir. D. Bloemsma: N den landbouw is de teelt van "veldboonen en stamboonen (de bruine en de witte boon) het meest bekend. Die van de veld- en stamboonen is even wissel vallig als van erwten, waarom de teelt niet uitgebreid is en vnl. op de kleigronden voorkomt, al kan de stamboon het ook op zand doen, als dit in goede condirfe is. In de vruchtwisseling past de boon echter best, terwijl de boon ook structuurverbeterend op den grond werkt, omdat deze lang onder een goede blad bedekking blijft en al het blad tenslotte op het land blijft. Voor den boer vraagt het gèwas vrij veel handen arbeid. De boonen, welke in den tuinbouw worden verbouwd zijn andere. Hoewel ze op de meeste goed losgemaakte voedzame gronden wel willen groeien, zoo slagen ze toch het best op vochthoudende, humusrijke zandgron den en op veengronden en dalgronden. De boon is zeer gevoelig voor afwisselende weersomstandigheden; koud en nat weer, maar ook groote droogte werken on gunstig. Het natte jaar 1942 heeft dit wel bewezen. Ook voor de ontkieming van het zaad is een behoor lijke temperatuur overdag van plm. 5265 graden Fahrenheit noodig. Veel regenval vertraagt de op brengst en vergroot de vatbaarheid voor ziekten. Langdurig wanp en droog weer doen de bloem vallen en maken de peulen hard en taai. Ook harde winden zijn nadeelig. Het ligt daarom voor de hand, dat vooral tegen het klimaat bestand zijnde boonenrassen in de eerste plaats worden geteeld. Hiertoe rekent men nu vooral de stamboonen en de pronkboonen. Hiervan is de teelt in de laatste jaren dan ook vrij wat toege nomen. Worden in den landbouw de hardschillige rassen ver bouwd, waarvan alleen de rijpe zaden kunnen worden gebruikt, in den tuinbouw teelt.men de weefcschillige, omdat men hiervan ook de groene peulen kan gebrui ken. Behalve de genoemde behooren ook de stoksnij- boonen, de stokslaboonen en dé spekboonen tot de weekschillige rassen. De beide eerste vormen een meer fijne teelt met nog meer risico dan de pronkboonen, terwijl de spekboon in hoofdzaak vóór den oorlog alleen als exportboon voor Duitschland werd verbouwd. Hier van is de teelt afgenomen, al bleek het een sterke boon te zijn aan den stok. Stamboonen. Hiervan laten wij de stamsnijboon buiten beschouwing, omdat de teelt weinig beteekent, wijl de kwaliteit veel minder is dan die van aan stokken geteelde snrjboonen. Van de stamslaboon bestaat een uitgebreide verbouw. Een algemeen geteeld ras is de „Dubbele witte zonder draad". Deze is sterk en wordt veel door conserven- fabrieken gevraagd. Daarnaast is vooral in Noord- Limburg de „Vroege Wagenaar" nog in cultuur, een zeer sterk ras, dat vroeg klaar is, ook in den herfst nog tamelijk kan dragen. De kwaliteit is echter matig. De kweekwijze is voor een volleveldsteelt eenvoudig. In de eerste helft van Mei legt men de stamboonen op rjjep, die bijna twee voet, 55 k 60 cm, uit elkaar komen. In de rijen geeft men de pollen van 3 4 boontjes een afstana van anderhalven voet ongeveer (45 ét 50 cm). Deze afstanden worden vooral door beginnende verbouwers meest kleiner genomen, maar dit is voor de bloemvorming niet voordeelig en lastig voor een goede grondbewerking. Ook kan men later leggen, tot in Juni toe, maar het gevaar voor virus-, ziekten (bekend is het mozaiekziek van Öe aardappe len!) neemt dan sterk toe, door de toenemende blad- luisvluchten, die de smetstof overbrengen. Anderzijds moet ook met het gevaar van nachtvorsten rekening worden gehouden, die de opbrengst van de boonen ook zeer kan drukken, zoodat ook weer niet te vroeg moet worden gelegd. In den tuinbouw worden de boonen vaak onder glas voorgekiemd en dat als plantjes vaak 2 of 3 te zamen uitgezet, maar deze methode is te bewerke lijk voor beginners. De oogst valt vroegei en dit kan Voordeel geven, terwijl soms in den herfst dan nog een hateelt kan plaats hebben. Het land moet vroeg schoon gehouden, en de grond wordt daarom in het begin voorzichtig los geschoffeld, welke bewerking daarna nog één- of tweemaal herhaald wordt. De pluk begint, zoodra de boontjes groot genoeg zijn; voorzichtig, zonder de naastzittende te beschadigen. De slaböonen worden zonder haakjes geplukt. Ze wor den zooveel mogelijk „recht" afgeleverd en mogen niet hard zyn. De kromme, harde en roestige boonen wor den afzonderlijk gehouden en verkocht. Men levert in jute zakjes, of soms ook los in den wagon. f De Vroege Wagenaar wordt in den beginne ook wel groen geplukt, maar als de prijs lager wordt bijv. voor rijp zaad gekweekt. Al naar het ras kan men bij een behoorlijken oogst op een opbrengst rekenen van 100 k 150 kg. per are. In een gunstig jaar als 1940 werden echter wel op brengsten op de venige klei verkregen tot 250 kg. en op het zand tot 200 kg. Om goede oogsten te verkrijgen is het wenschelijk vooral op de kwalen te letten en te zorgen voor een goede bemesting. Vlekkenziekte, schuimziekte of stengelrot, bladluizen, spint, virusziekten, roestziekte, roodneuzigheid, vetvlekkenziekte en verwelkingsziekte treden het meest op. Tegen al deze kwalen, die zeer onregelmatig optreden en weinig alle tegelijk» past: een goede ontwatering, „Lelies en Leliecultuur" door Dr. J. Botke (f) en Ir. C. M. van der Slikke. Üitgave van de Algemeene Landsdrukkerij te 's-Gravenhage. Prijs ƒ4.50. „Aanschouwt de leliën des velds, Ziet, hoe schoon ze bloeien." Aldus vangt de inleiding aan. Lelies zijn van een edel ras en het is ten volle de moeite waard er een boek over te schrijven. Vooral als dit boek tot in de puntjes- verzorgd is, zoowel voor wat het typografische gedeelte betreft als de inhoud. Wanneer men het doorleest dan komt men onder den indruk van de groote kehhis van zaken waarmede het geschreven is. Het ademt dan ook in belangrijke mate de geest van een man, wijlen Dr. J. Botke (overleden in October 1939), die om zijn plantkundige kennis vermaard Was. Dé practische ken nis van Ir. C. M. van der Slikke hierbij gevoegd, maakt het geheel voor kweeker, liefhebber en botanicus tot een waardevol bezit. In dit boek is de stof op veelzijdige wijze verwerkt. Zoo is niet alleen aan de plantkundige beschrijving van het geslacht Lilium en zijn soorten alle aandacht be steed, maar ook onder meer aan de aardrijkskundige verspreiding, de ziekten en beschadigingen, de cultuur en de vermenigvuldiging. Het boek besluit met een wel zeer belangwekkend hoofdstuk „Korte beschrijving der soorten en hybriden", hetwelk de soorten afkomstig uit de groeigebieden in Europa, Azië en Amerika be schrijft en de uit deze soorten ontstane hybriden. Ook is aandacht gewijd aan de beteekenis van de Lelie in de folklore, in de heraidiek en in de parfumerie enz. Aan ieder denkbaar onderwerp is dan ook aandacht besteed. Gaarne hadden wij nog iets meer over het trekken van leliebollen en de behaalde uitkomsten gelezen, hoe wel dit aan den inhoud in het geheel geen afbreuk doet. Het boek is verlucht met goede foto's en penteeke- ningen, welke indertijd door Dr. Botke eigenhandig geteekend zijn. P. C. v. d. Most v. Spijk. Van officieele zijde wordt ons medegedeeld, dat de Ameryllis niet onder het trek- en verkoopverbod valt. Van de bol- en knolgewassen mogen niet alleen de gesneden bloemen, maar ook de bloeiende bollen, al niet in pot, vóór 1 Maart a.s. niet worden verhandeld. Het bericht in sommige bladen, dat vroegbloeiende azalea's slechts tot 1 Januari 1943 zouden mogen wor den verkocht, berust op een misverstand. Er geldt voor deze azalea's geen bepaalde termijn van aanvoer en verkoop. verwijderen van de zwakste planten, niet te dicht planten, tijdig zaaien, goedgekeurd en ontsmet zaaizaad gebruiken. Voorts tegen de bladluis zoonoodig een paar maal spuiten met 0.1 nicotine (voorzichtig werken buiten!!), of anders met een zeepspiritusoplossing (2 kg. zeep en 1 üter spiritus op 100 liter water); tegen spint (een rood spinnetje, dat op de onderzijde van de bladeren leeft, gelijk de bladluis, en fijne witte spik keltjes veroorzaakt) met een 0.6 oplossing van Cali- fomische pap-standaard, die in den handel is. In tegenstelling met den landbouw wordt in den tuin bouw de boon degelijk bemest, al naar de grondsoort. De zuurgraad of pH moet goed zijn (op zand dus plm. 6*4, op veenigen grond plm. 5% en op klei c:: zavel plm. 7); Dan is een matige gift stikstof van, omstreeks 30Ó k 400 kg. kalksalpeter of 300 kg„ kalkammonsalpeter noodig per ha., bij voorkeur tegen den zaaitijd voor de zoogenaamde hongerperiode; ver der 800 kg. super 20 en 1000 éi 1200 kg. patentkali, omstreeks Februari—Maart op het land te brengen» Het gebrek aan fosforzuur drukt ongetwijfeld de op brengst en wat rotte stalmest kan daaraan wat tege moet komen, mits vroeg gegeven. De hoeveelheid stik stof is dan te verminderen tot hoogstens 200 kg kalk salpeter eind Mei.- Strooi voorzichtig uit langs de rijen en draag zorg, dat de mest niet op het gewas komt. Een te lage pH oefent een slechten invloed uit! Is de afzet mogelijk en het vervoer verzekerd, dan is een teelt van de stamslaboon in het kleine boeren bedrijf en pluimveehoudersbedrijf verantwoord, indien de grond goed bëoordeeld is. Ze vraagt méér arbeid dan de bruine boon, maar die wordt als regel beloond, hetgeen doel is. Provinciale Redacteuren en Correspondenten In verband met Kerstmis zal ons nummer van Vrijdag 25 December a.s. VROEGER MOETEN VERSCHIJNEN, Voor dit nummer moet Uw copy UITERLIJK 19 DECEMBER a.s. in ons bezit zijn, wil zij nog geplaatst kunnen worden. In „De Boerderij" van 18 Nov. j.l. trof ik een artikel aan met bovenstaanden titel. De korte inhoud hiervan is: le. We hebben te veel soorten. De regeering was genoodzaakt in te grijpen. 2e; De soorten van de laagst geprijsde groep moeten verdwijnen, de prijzen hiervan zijn nog te hoog vastgesteld. Een prys van 10 et. per kg. zou een sneller opruimen (omenten) bevorderen. 3e. Er zijn met een dergelijke regeling moeilijkheden bij het in cultuur brengen van nieuwe verschei denheden. Het artikel geeft aanleiding tot eenige opmerkingen. We geven toe,-dat er in den lande veel te veel soor ten .zijn en juichen het toe, dat er maatregelen ge troffen worden, die maken dat dit aantal wordt inge krompen. De in het artikel geprezen methode kunnen we niet toejuichen en willen we met onmenschelijk be stempelen. Afgezien nog van dé moeilijkheden reeds in het artikel te berde gebracht ten opzichte van de nieuwe soorten, beteekent het systeem voor de telers van meerdere plaatselijk goed voldoende soorten met groote handelswaarde een sterke beperking van in komsten. Redelijk ware het geweest deze telers te waarschuwen en hen te wijzen op een vast te stellen (of vastgesteld) ^tandaardsortiment met aankondi ging, dat de prijszetting van de soorten in de uit de cultuur te verdrijven soorten jaarlijks in slechten zin gewijzigd zal worden. In dit geval hebben de telers het in de hand, om b.v. bij wijze van een 5-jarenplan door rooiing of omenting wijziging in hun sortiment te brengen, zonder dat zij onredelijk in de financieel© uitkomsten van hun bedrijven worden getroffen. v. R.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 7