Wat „Land en Volkbrengt Pag. 5 DE LANDSTAND VRIJDAG 25 DECEMBER 1942 waar zij de waschte mocht komen doen. En zoo in dien duizeldommel kwamen de oude dingen terug uit heur jeugd, en uit d'eerste jaren met Pros. Het liep nu rap tegen de Kersdagen, en zij zat daar alleene. Het werd Kersavend, en zij zat nog alleene. Pros was in geen maanden thuis geweest. Het begost al vroeg in de achtemoene te duisteren toen zij op den weg liep naar Damme om haar inkoopen te doen. Het vroos, de straten waren witgetrokken, en d<e vaart was dicht. Een paar kleine mannen liepen langzaam naar huis, moei van het schaverdijnen. En daar, in Damme, gingen de Driekoningen al rond, van den een naar den anderZij zouden bij haar niet komen, peinsde Treeze Caesstecker. Maar Maarwaarom eigenlijk niet? Het zou d' eerste keer niet zgn. Onder een flauwe petroollantaarn telde zij heur geld. Voldaan knikte zij, zij had nog genoeg om korenten- koeken te koopen en een fleschke van dien straffen genever, die niet te vele kost. En toen zij naar huis ging, zinderde er entwat in haar, 'lijk een vreugde om die verwachtingeRap stekkerde zij nu ook naar boer Da n inga, waar zij halve dagen wrocht om hout te vragen. Pakt maar mee 'tgeen ge wilt, zei Danings, of zal ik de knecht zenden? Neeë, antwoordde Treeze, da's nie noodig, en binst laadde zij haar schorte vol met blokken. Dat hadden ze vroe ger bij heur thuis ook gedaan, blokken knisterknette- rend hout gestookt en dan de panne van de stove genomen of scheef gelegd, om de vlammen te kun nen zien wippen en dansen. Zij zouzij zouheur Kersavend hebben 'lijk vroeger. En zij rechtte zich ineens, 'lijk of zij tegen Pros, then slechten weglooper wilde zeggen: ge moe' gy nie meer weerekeeren, wij zullen 't wij gedrieën wel vinden Thuis streelde zij Sylvientje en Marleentje over het haar en miek kaffie. Een groote pot. En zij langde de tellooren, maar het brood liet zij in het schap staan, want in haar tassche had zij betere dingen. Het was nu gansch duister geworden, dat wil zeggen; in huis, want buiten stonden de sterren aan den hemel, zij glansden en pinkten. En als er een mensch over den wegel ging, dan kraate er ijs in de karresporen. Zij zetten zich rond het vuur, de twee meissejonks zagen vreemd naar moeder, want zóó kenden zij heur niet, zoo stille, zoo aandachtig gebogen over het vuur en zoo heesch van stemme. En nog vreemder agen zij toe, toen moeder uit heur tassche de korentenkoeken haalde. Die sneed zij open en legde er boter tussehen. Boter.' Alla, eet, zei Treeze Caesstecker heesch en kort. Zij zag heur kinders niet aan. Starend zat zij bg het vuur, en heur oogen volgden de vlammen niet die lekten en dansten rond de scheefgelegde panne, en zij at langzaam, telkenmale het hoofd opsnokkend om te luisteren, naar de stilte daarbuiten.of omdat zij meende entwien te hooren. De meistjes aten, zij slebberden de zoete koffie, die met kandij gekookt was en zij lekten de vingerkes af. Totdat Sylvientje ineens in den vuurcirkel rond de stove ging staan en zachtjes begost te zingen van: De Sterre wijst den weg naar Béét'lehem, de herders gaan en laten hunne sché-apen Er zakte een wonder gevoel van ruste over Treeze. Dit was een oud lied, entwat uit heur eigen jonge jaren, en de melodie, eenvoudig als een kerkezang, had dat wondere en teedere dat een vreemde ont roering wekt. Stille bezag zij Sylvietje. En toen het kind bleef staan zien naar den gloed onder de stovepanne, zegde zij rap en hard: Allé., zing het nóg een keer. Syl vietje begost opnieuw en Marleentje viel nu ook in, met heur pinkedun stemmetje. Treeze had willen meedoen, maar daar kwam geen geluid uit haar keel. Nu staan de beesten rechtop in den stal, zei Sylvietje, en Marleentje vulde aan: en de Drie koningen gaan rond mee de Sterre't Is toch waar één moedere? Vaneigen antwoordde Treeze kort en heesch, en daarna zei ze nogeens, zachter: vaneigen En dan wierd het tijd om de kinders in him polke te steken. Ze klauterden het leerke op naar den zolder, waar het dakraam een brokje van den glanzenden, met sterren bezaaiden hemel toogde. Treeze hoorde heur meistjes boven lachen en tateren, ze hadden het leutig gevonden. Zijzelve bleven zitten, en toen het tegen den elven ging verzwakte de gloed in de stove, rasselde de assche door den rooster in den zinderbak, en zakte de kransevlamme van de petroollampe halvelinge weg. Hijgend van verlangen naar licht, draaide zij de kouse weer op, smeet een paar blokken in het vier, dat rap 'begon te knisteren en nu langde zij de flessche met korten drank. Zij schonk zich een dreupel in en proefde. Met den eersten slok al gleed er een loom en heerlijk gevoel in haar. En zoo zat zij te wachten op het geluid van de kerkklokken over het lange land rond Damme. Zij ging niet ter kerke. Heel in de verte hoorde zij de tonkende stappen van een peerd en het hooge rakkeren van rijtuigwielen. Duizelig stond zij op om de stove te temperen. De Kersavend was voorbij en de Driekoningen wa ren niet gekomen. 's Anderdaags miek zij den spaarpot open, nam er wat geld uit en wilde naar Damme gaan om een nieuwe tractatie te koopen, maar dat was niet noodig, want bazinne Danings kwam binnen met een pak wafels, zoo groot als morgen heel den dag, docht Treeze, en heur mond vertrok ineens scheef. Voor de kinders, zei bazinne Danings, m'aan je verwacht gisternavendje kost zeker nie weg van 's vier. Neeë, knikte Treeze EnneTreeze, zei de bazinne nog, 't zou kun nen zijn, da de Driekoningen, 'ier kommen van den avend. 't Is toch geen waar zeker? verschoot Treeze. Geen waer? en waarom zou da geen waar zijn?! riep bazinne Danings, moe-je daa' van verschieten, die kommen ieverans! 't Is goed, bazinne, wel bedankt, wel-heere-god-toch, zuchtte zij. En zij geloofde het nog maar half, van die Driekoningen...... Maar dien avend, als de kerke uit was, en het land rond Damme in de volle ruste van den Kersdag lag, gekoesterd in het halvelinge, blauwige duister, werm- de Treeze de wafels en smolt boter. En toen zei zij: Meisses, 't kan zyn da de Keuningen kommen Ze feyn op Damme gezienSylvietje begost te lachen, Marleentje trok d'oogstjes open, ze geloofden het niet Maar zij kwamen. Daar was buiten ineens het groot gestamp van leer- zen over den harden wegel, en dan rinkelde de klinke van de deure. Het waren geen schoone Driekoningen, hun kleeren waren vuil, en hun armelijke gezichten hadden stoppelbaarden. Hun stemmen waren schor van het zingen en van het drinken van den velen genever van gisteren en vandage den heelen dag. Maar zij kwamen binnen bij Treeze en daar stonden zij nu, stille, binst Treeze naar hen zag en de meistjes achter heur rokken wegkropen. Komt erin, zei Treeze Caestecker kortafen zet je neere. Het was, alsof er drie beestenkoopmans in huis gekomen waren, in plekke van d'e Driekonin gen. Met een fossig gebaar schonke Treeze drie groote dreupels in, en dan bleef zij staan zien naar het ge baar van de mannen, die de glazen in één teug achterover sloegen en hoe zij de glazen hard neer zetten op de tafelZingt-een keer meistjes, brom de de eene koning, de zwarte. Sylvietje plaatste zich weer aan de stove, om te zingen van: De Sterre wijst den weg naar Béét'lehem, De herdérs gaan, en laten hunne sché-apen Koud weere, mensch, zei de eene koning. Ja, koud weere, beaamden de anderen, en zij strek ten hun beenen uit naar de stove. Treeze zuchtte, nu waren ze bij haar, en de kinders Zouden nog een keer zingen. Dan zouden ze tezamen een wafel eten en kaffie drinken, en dan nog dreupel 'lijk het zoo de gewoonte was. Zij dééd zulks. Zij noodigde de mans voor een wafel, die zwijgend gegeten wierd. Vooral die zwarten koning was een kurieuzen tiep, die kost er weg mee voor de week van 27 Dec. t.m. 2 Jan. ZONDAG 27 DECEMBER Van 8.308.45 H. 1 en H. II beginnen we deze week met te luisteren naar ,,De zin van het boer-zijn". Dirk van de Bospoort heeft hedenmorgen zijn gedach ten gewijd aan het groeiende Licht. Het is natuurlek allen duidelijk, dat het boer-zijn en het groeiende Licht ten nauwste verband met elkaar houden. Van 13.00—13.15 uur over H. II bespreekt C. Pama in het kwartier „Wie en wat waren onze voorouders" het Kerstnummer, uitgegeven door het Nederlandsch Verbond voor Sibbekunde. MAANDAG 28 DECEMBER Van 8.008.15 uur H. II gaan we zooals gewoonlijk luisteren naar het actueel nieuws voor Boer en Tuin der. Daar we in den komkommertijd voor den boer leven en er weinig schokkend nieuws in dezen tijd voorvalt, willen we eens even stilstaan bij de meest belangrijke verordeningen, die dit jaar voor boer en tuinder werden uitgevaardigd. Van 12.3012.45 H. II gaan we weer eens op bezoek bij de familie De Boer, waar ons zal blijken, dat een goede buur beter is dan een verre Vriend. Luistert U maar. Van 20.30—20.45 uur over PL. II brengen we in het kwartier „Uit Neerlands Gouwen" een voordracht van Roel Houwink, getiteld: „Waorumme Pieter Hendrik niet trouwdevoorgedragen door KI. Uiterwijk en „Mijn Drenthe" van Mevr. Bergmans, voorgedragen door Marie Davids. DINSDAG 29 DECEMBER: Van 11-0011.20 uur brengen we in Vrouwen mozaiek" een reportage over de feestelijke Kerstbijeenkomst van de Landsvrouwen in Alkmaar. Door deze uitzending te beluisteren, zullen waarschijnlijk vele plattelands vrouwen wat nader in kennis worden gebracht met het werk, dat de af deeling Landvrouwen van den Ne- derlandschen Landstand verricht. Van 12.30—12.45 uur H. II vragen wij uw aandacht voor een vraaggesprek tussehen Ir. J. G. W. Ignatius, rijkstuinbouwconsulent en den verslaggever W. Rei- chardt over de verhouding tussehen onkosten en op brengsten in den tuinbouw. Het kostenonderzoek, hoewel nog een jonge afdeeling van het tuinbouwkundig onder zoek heeft den grondslag gelegd voor een efficiënte be drijfsvoering en een rationeele productie in den tuin bouw. De taak van deze afdeeling is er op toe te zien, dat er voldoende voortbrengselen van goede kwaliteit Ge steek ze-gy d'n nie nevens, lachte Treeze met heur/mond wagenwijd open en de andere koningen lachten mee, maar de zwarte stak bedaard nog een herte van zijn wafel bij de rest en hij kauwe en slikte grommend om te beduiden, dat hij groote goes ting had. Toen hij lagzaam en langen tijd gegeten had van de kostelijke wafels, haale hij gedorie een pijp uit zijn zak en begost smakelijk te rooken. Treeze zag het, zij lachte er nogeens om, maar plots begon heur herte te bonzen, dat zij er van moest gaan zitten Wori-je nie goed, bazinne, vroeg de eene koning. 't Is niks, zei Treeze, is van de warmteEn van de drukte, lachtte zij nog, zoo ineens drie man sterk in een mensch zijn woonsteMaar dat klonk niet overtuigend. Toen de zwarte een keer goed aan zijn pijp getrokken had, wreef hij in zijn krozigen baard en stond op. Staande dronken zij nu nog hun lesten dreupel en dan gingen zijn, achter malkander die met zijn sterre achteraan De kinders kropen, 'lijk iederen avend, het leerke op naar den zolder, maar- nu waren zij zoo stille Treze richtte zich behoedzaam op, zij boog zich over de tafel, waar kruimels en stukjes tabak lagen, en zij luisterde, maar boven kraakte alleen maar het bed van de kinders, en buiten was het rustig. Dan nam zij de generverflessche en hield die tegen het licht. Ja-ja, zei zg en nog eens:ja-ja Peinzend schonk zij een dreupel in, en daar kwam een glanzing in heur oogen. Hetgeen zij gisteravend ge daan had, deed zij nu weer. Zij legde nieuw hout in de stove, 'en het begost zeere te spettereD en te vonken. De panne stond scheef in het stovegat, en de zolder wierd van her klaar belicht met telkenmale verschietende plekken. Zij zette zich weerom in den rieten stoel en wachtte, de handen in den schoot gevouwen. En toen klonken daar weer voetstappen op den weg, stappen, die zich richtten naar het huis van Treeze Caesstecker. De deure ging open, en de klinke viel weerom rinkelend terug. Nu stond die zwartste der Driekoningen aan de tafel. Het sloeg in rreeze heur beenen, zoo verschoot zij, en zij moest zich vaste houden aan heur stoel. Hg kwam nader. Zit je nog op? vroeg de zwarte koning, en binst begon hij zijn gezicht af te vegen met een smerigen doek. Ja, zei Treeze, ja 'k waarachtig Zou'n de kinders mij niet gekend hebben, vroeg hg. Neeë, zei Treezeen ik, ik zou. je ook niet ge kend hebben, maar 't is van die pijpedie kende ik nog Zij bleef bij de stove staan, zeggend: 't Is koud Pros, allazet-je, 'k zal een keer zien of d'n nog een dreupel isalla kom Ja, Treeze, 't is koud, en 't doet deugd, thuis te zgn, zei de man. En Pros haalde zijn pgp van her uit zijn zak, vulde die met de lekkere toebak, die uit de streke van de Semois komten hij smookte met smake worden geproduceerd, welke de consument tegen rede lijken prijs kan bemachtigen, terwijl er eveneens voor wordt gewaakt, dat de ondernemer en zijn personeel een redelijke belooning ontvangen voor den vaak zoo moeizamen arbeid. Hoe deze afdeeling precies werkt zult U in dit kwartier kunnen beluisteren. WOENSDAG 30 DECEMBER: Van 12.3012.45 uur H. II laten wij den luisteraars hooren, wat de Nederlandsche Omroep in het afgeloo- pen jaar voor onze boeren, tuinders en visschers bracht. Flitsen uit tal van reportages, lezingen, hoor spelen en vraaggesprekken passeeren de revue. Des morgens van 8.008.15 uur over H. II vragen wij de aandacht van onze plattelandsvrouwen voor een uit zending, getiteld: „Oud en Nieuw op de Boerderij". DONDERDAG SI DECEMBER: Van 8.008.15 uur over H. II orengen wij een program ma getiteld: „Wel en wee in 1942". In een tweegesprek tussehen Ir. Donker en boer Hidding zult U het een en ander kunnen vernemen, hoe net jaar 1942 voor den boer was. De strijd, die onze boeren moester voeren om de voedselvoorziening van ons volk veilig te stellen was zwaar en eischte veel krachtsinspanning, doch ook dit jaar mochten ze weer een overwinning smaken. Van 12.3012.45 uur over H. II gaan we verder met flitsen uit het afgeloopen jaar van uitzendingen voor onze boeren, tuinders en visschers. Uit dit programma :al U blijken, dat de Nederlandsche Omroep niet stil heeft gezeten om de menschen van stad en land nader tot elkander te brengen. VRIJDAG 1 JANUARI: Van 8.15—8.45 uur over H. I en H. II treedt op dezen Nieuwjaarsochtend de Nederlandsche Omroep in de serie „De zin van het boer-zijn" de aoeren tegemoet met den ouden heilwensch „Veel heil en zegen". Aan. dit programma verleenen o.a. hun medewerking Boeren leider E. J. Roskam Hzn., oud-minister dr. P. E. Pos- thuma en de Directeur-Generaal van den Landbouw, de heer G. J. Ruiter, die zich in een toespraak tot den Nederlandschen boer zullen richten. Niemand ver- zuime deze uitzending. ZATERDAG 2 JANUARI: Van 12.3012.45 uur over H. II „Boerenland in Boek en Krant". Van 18.0018.10 over H. II wenscht Dirk van den Hul in de serie „Als ik het voor het zeggen hadden luisteraars ook veel heil en zegen. Van 18.10—18.30 uur H. II Landmans Lust. In dit pro gramma brengen wij een luisterspel van West-Friesche boerenhumor door Fred. Groot. De titel van het luis terspel is „Het Twintigje".

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 5