Indrukken en gedachten
Aan den arbeid in 1943
2de Jaargang No.
Vrijdag 8 Januari 1943
Uvnditanc'
EEL heil en zegen In het nieuwe jaar! Dat is de
weftsch dien we dit keer vooraf laten gaan aan onze
eerste beschouwingen in den tweeden jaargang van De
Landstand. Veel heil en zegen in uw bedrijf en in uw
gezin! In het oude jaar hebben we afscheid genomen
met een woord van Goethe: Die immer strevend zich
inspant, hem willen wy verlossen. Het is logisch dat
wy op dat inspannen den nadruk willen leggen by den
aanvang van een nieuw jaar. En we denken onwille
keurig aan een gedichtje, dat wy eenige jaren geleden
ergens lazen:
De landman zwoegt op den akker
Hy ploegt en hy egt al den dag,
Hy zaait en hy wiedt telkens weder,
In de hoop, dat hy oogsten eens mag.
Zoo gaat het ook in ons leven:
De vrucht valt ons niet in den schoot;
Slechts hy zal haar eind'lyk aanschouwen',
Die arbeid ten offer haar bood.
Zoo is het inderdaad. Zonder zwoegen, ploegen, eggen,
zaaien en wieden, telkens weer, kunnen wy niet op een
goeden oogst hopen. De vrucht valt ons niet in den
schoot, indien we de handen niet uit de mouwen
steken.
Wie dat alles overdenkt, ieder op zijn terrein, voelt dat
er veel gedaan moet worden voor voldoende resultaten
bereikt kunnen worden.
Wanneer in een buitengewoon strengen winter een deel
van de tarwe dood vriest, moet de landman opnieuw
aanvangen met eggen en zaaien. Is het in dezen tyd op
den raaatschappelyken akker niet nog vaker het geval?
Moet er niet telkens weer opnieuw gezaaid worden,
omdat het zaad niet in goede aarde, maar op een steen
rots schynt terecht te zyn gekomen? Zoo heeft ieder
mensch zijn akker te bewerken. Hy heeft met tegensla
gen te kampen en dan hangt het af van de kracht waar
mee hy het gestelde ideaal nastreeft of hy zal volhouden
dan wel bezwyken zal. Albert Schweitzer, een weldoe
ner der menschheid, heeft een juist devies uitgegeven
toen hy zei: „Groei zóó in uw idealen in, dat het leven
ze niet ontnemen kan". Wie geen idealen meer heeft,
is te beklagen. Wie meent dat juist hy het grootste
kruis te dragen heeft in deze wereld en hoevelen
meenen dat niet herinneren wy aan het woord van
den bekenden Vlaamschen strijder Wies Moens: „Wy
zyn allen timmerlieden in de werkplaats, waar de krui
sen der menschheid worden gemaakt".
Wanneer wij dat alles by den aanvang van een nieuw
jaar naar voren brengen, geschiedt zulks om ieder, hoe
hy ook politiek gericht moge zijn, er van te doordrin
gen dat hy dient voort te gaan met arbeiden, teneinde
eens te kunnen oogsten, dat hy niet moet denken dat
het kruis dat hy te dragen heeft, het zwaarst is, maar
dat integendeel zyn streven gericht dient te zyn naar
dit ideaal: zyn volksgemeenschap te dienen, gelijk
Adolf Hitler het heeft uitgedrukt: „Gy zijt niets, uw
volk is alles".
Wy weten niet wat 1943 ons brengen zal. Er zullen
ongetwijfeld nog vele offers van ons gevraagd worden
voor er in vrede gestreefd zal kunnen worden naar de
grootst mogelyke welvaart in dit Avondland. Wy kun
nen echter niet op den vrede wachten, maar moeten
hem veroveren. Rust roest immers! Reeds Camphuy-
sen heeft het gezegd in zijn gedicht:
Daar moet veel strijds gestreden zyn,
Veel kruis en leeds geleden zyn,
Daar moeten heil'ge zeden zyn,
Een nauwen weg betreden zyn,
En veel gebeds gebeden zyn,
Zal 't op deez' aarde vrede zyn.
De komende vrede zal niet alleen bevochten kunnen
worden door de soldaten die op alle fronten staan, al
byten deze helden voor Europa de spits af. De komende
vrede moet ook biyvend bevochten worden door de
boeren van alle Germaan sche landen, die zorgen dat
onder Gods zegen ons voedsel kan wassen en gedyen.
Vryheid en brood groeien immers aan één halm. Anton
Zischka heeft er in zyn bock: brood voor twee mil
liard menschen, Immers zoo bezielend over geschreven.
Er is op aarde niets duurzaam behalve de oer-elemen-
ten: zon, aarde en wateraldus is zijn slotzin.
Het is aan de menschen en inzonderheid aan de boeren
in eerste instantie gegeven van deze oer-elementen
een dusdanig gebruik te maken dat ieder kan worden
gevoed en zich verder kan ontplooien.
Voor Europa scheppen thans de Duitsche en met hen
verbonden legerscharen de mogelykheid voor de Euro-
peesche boeren om de akkers te bewerken en het vee
te verzorgen.
Hitier heeft het jaren geleden reeds duidelyk gezegd:
„Er is geen welvaart mogelijk, wanneer deze niet be
gint bij den wortel van het nationale, volksche en eco
nomische leven, by de boeren".
Wanneer dat goed wordt begrepen, zal er nog veel
moeten veranderen. Het mag echter nooit aan ons,
boeren, liggen, wanneer alles nog niet loopt zooals het
moet loopen. Onze belangrijke functie legt ons extra
verplichtingen op. Vooral in tyden als deze. Ondanks
alle moeiiykheden zullen wy er naar moeten biyven
streven ons bedryf tot in de puntjes verzorgd te hou
den en datgene voort te brengen wat de omstandig
heden ten opzichte van de voedselvoorziening van ons
volk vragen. Oók al wordt ons niet in alle opzichten
recht gedaan. Het woord van den Führer moge er
borg voor zyn dat zulks eenmaal in orde zal komen.
Nemen wij derhalve blijmoedig in het nieuwe jaar ons
juk op de schouders, blikken wy met een opgewekt
gezicht de wereld in en bezielen wy daardoor ook
andere volksgenooten, die hun Idealen bijkans hebben
verloren, wier blik is beneveld door allerlei gebeurte
nissen, die zy niet bij macht zyn te omvatten.
OO straks hadden we het over een in de puntjes
verzorgd bedryf. We hooren de opmerkingen al. Hoe
is dat mogeiyk by gebrek aan personeel, by gebrek
aan voldoenden kunstmest We kennen de moeiiykheden
en we onderschatten ze niet. Toch kunnen veel bedry-
ven en bedryfjes ondanks al deze dingen beter verzorgd
worden als de boeren de door deskundigen gegeven
wenken van allerlei aard navolgen. Gelukkig zyn dui
zenden boeren van dien geest bezield, maar toch biy-
ven er nog te veel in den sleur van vroeger werken.
Het is inzonderheid voor hen dat de voorlichting in ons
weekblad ook op landbouwtechnisch gebied zoo een
voudig mogeiyk wordt gegeven. Echter kan een opfris-
sching ook voor degenen die het meenen te weten,
nooit kwaad. In dit verband, nu de tweede jaargang
van De Landstand met dit nummer aanvangt, vragen
wy even aandacht voor ons blad, dat raadgeefster en
huisvriend tegelyk wil zyn van allen die by den Land
stand zyn ingedeeld.
In hoeverre de redactie er in geslaagd is belangstel
ling te wekken voor den inhoud van ons blad, wagen
wy hier niet uit te maken. Wel is ons in den loop der
voorbije twaalf maanden uit brieven van onze lezers
gebleken, dat de inhoud van ons blad met aandacht
gevolg wordt, terwijl waardeering en critiek elkaar
daarby hebben afgewisseld. De meeste critiek op den
inhoud hebben we waarschijnlyk zelf gehad. Het is ons
helaas nog niet altijd mogeiyk geweest datgene te bie
den wat we gaarne zouden willen. Ons streven biyft
erop gericht den inhoud nog aantrekkelijker te maken,
nog actueeler en nog meer voorlichtend op bedryfstech-
nisch gebied. De smaken loopen in de verschillende ge
westen uiteen. De opvattingen der Friezen, Saksers
en Franken zyn, al behooren allen tot de Germanen,
niet al tyd gelijk. Wij weten het. min»- MHft het cn3
streven, rekening houdende met dit verschillende karak
ter, tot een aantrekkeiyk geheel te komen. Zoo zal aan
den opmaak van ons blad nog meer zorg worden be
steed, ook al weten we dat de papiersituatie het ons
moeilyk kan maken. Wij rekenen op een nog Intensie
vere medewerking van tientallen deskundigen in alle
gewesten van ons land. Daardoor alleen zijn we in staat
het beste te brengen wat er op Landstandgebied ge
bracht kan worden. Daardoor zal ons weekblad in vele
gezinnen en dus op de bedryven een steun zyn bij den
arbeid die verricht wordt voor de voedselvoorziening
van ons volk, in den stal, op den akker, in den tuin,
maar ook in het gezin. Ook de Landvrouw heeft
immers haar rubriek in ons blad en ook zij komt daar
door beter op de hoogte met alles wat den Landstand
beroert. Het behoort by haar taak, waarvan een oud-
vaderlandsche spreuk het zoo kernachtig zegt:
„Die niet en weet den grond van haar bedryf,
Is staeg een slappe gans en noyt een handig wijf".
Zoo zal de boer met zijn gezin zich in 1943, geiyk voor
heen, maar zoo mogelijk nog beter, inzetten voor zijn
volk, daarby gesteund door den Nederlandschen Land
stand en zyn organen.
WP Nieuwjaarsmorgen heeft oud-Minister Dr. Post-
huma er nog eens op gewezen dat zoowel het goede
als het kwade tot ons komen, beide voor ons welzyn.
Zoo is het inderdaad. Wy sluiten ons gaarne aan bij
zyn bede dat de menschen In 1943 eindelyk mogen gaan
begrypen dat er veel is waarover wy ons samen kun
nen verheugen en we moeten beseffen dat het elkander
afkammen nooit tot iets goeds kan leiden.
Het was op dienzelfden morgen dat de Directeur-Gene
raal van den Landbouw met dankbaarheid gewaagde
van de door de boeren in 1943 bereikte resultaten en
evenals Boerenleider Roskam -— wees op de histo
rische taak die degenen vervullen, die zich als boer
of als soldaat in het Oosten ingezet hebben en nog
gaan Inzetten in 1943. Wy besluiten dit artikel met
den slotzin van de radiotoespraak van Boerenleider Ros
kam: Aan den arbeid in geloovig Godsvertrouwen!
TER HAAR