Het Zeeuwsche Landbouwstelsel in den loop De Landstand der jaren Pe oudste bewoners'van onze provincie, de Friezen, leefden in hoofdzaak van veehouderij. De gronden wa ren nog onbedijkt en dus ongeschikt (voor het grootste deel althans) voor akkerbouw. Het zijn deze Friezen, die ons de vluchtheuvels hebben nagelaten. Het Nationale plan en de Nederlandsche Landstand in ZEELAND INHOUD: Ir. J. A. Jacobs De Melkprijs wordt verhoogd PAG. 3 DE LANDSTAND VRIJDAG 8 JANUARI 1913 Na hen drongen volksstammen van het alpineras Zee land binnen en daar zij van huis uit landbouwers waren, gingen zij door bedijking het land voor akkerbouw geschikt maken. Zoo werd dan in den loop der tijden akkerbouw het middel van bestaan in Zeeland, terwijl veeteelt als een noodzakelijk kwaad werd beschouwd. Alleen Walcheren maakte daarop een uitzondering. In verband met de gunstige economische ligging was dè.t eiland in den loop der tijd een centrum van handel en scheepvaart geworden, waar in verband met de proviandeering der schepen groote vraag bestond naar vleesch en zuivel producten. In het laatst der 18e eeuw namen handel en scheep vaart sterk af, zoodat veehouderij minder rendabel, werd. Waar bovendien de prijzen der akkerbouwpro ducten steeds toenamen, werden heel wat weiden om geploegd. Dat niet meer werd gescheurd, lag aan de lage ligging van vele landerijen, en tevens aan clausules in een groot aantal pachtcontracten, die het scheuren van het weiland verhinderden. Volgens Abt Utrecht Dresselhuis werd op de groote boerderijen omstreeks 1819 10 weiland gehouden. In het laatst der vorige eeuw zag men in de verhouding bouw- en weiland verandering komen. Aanleg van kunstweiden, meerdere verbouw van klaver en mangels voorzagen in het gemis van de noodige uitgestrektheid vast weiland. Zoo is tot in den jongsten tijd de oppervlakte vaste weiden in Zeeland voortdurend afgenomen, ten behoeve van het bouwland. In het tijdvak 18801913 verminderde de hoeveelheid grasland in Zeeland met 2214 ha. Deze oppervlakte werd vrijwillig gescheurd! Vaak werd bij het scheuren zeer onoordeelkundig te werk gegaan, want ook zeer laag liggende gronden kwamen onder den ploeg. Merkwaardig is, dat toen het grasland in onze pro vincie sterk af begon te nemen ten bate van den akkerbouw, men in andere streken van ons land het grasland juist zag toenemen, terwijl ook de tuinbouw naar voren kwam. In het „Huisboek van den Landman in Nederland" van dr. W. C. H. Staring, verschenen in 1862, geeft hij den volgenden indruk van het Zeeuwsche Landbouw stelsel: „Het stelsel onderscheidt zich door den verbouw naast tarwe, van vlas en meekrap. Het is een korenbouwerij, die naar de vruchtwisseling overhelde, maar daarvoor te weinig veevoederverbouw heeft. Door een vlijtig wieden en hakken nadert men tot de rijehteelt. Zeer algemeen, hoewel in geringe hoeveelheden, worden bruine en witte boonen verbouwd. In 1860 was in Zeeland 10 met aardappelen bezet, in Friesland toen al 25 De landbouw zou veel intensiever kunnen zyn, als de tienden er niet waren. Vandaar dat in Zeeland de braak nog lang zpo algemeen was." De vruchtopvolging was meestal: Braak, koolzaad of win tergerst, tame, meekrap, (2 of 3 jaar) vlas, klaver, paardeboonen of braak, winter- gerst, paardeboonen, tame, klaver, aardappelen of ha ver. Zooals men ziet, weinig veevoederverbouw. Verder zegt Staring in zijn werkje: „Natuurkunde en Volksvlijt van Nederland" (1870): „Veelal worden de granen in Zeeland gewied of met een klein handbakje (schrepel) bewerkt, waardoor het stelsel zich gunstig van de andere kleibouwerijen onderscheidt. Des zomers weidt al het vee en de schapen vinden grootendeels hun voedsel op de schorren of buitendijks gelegen gras landen. De grootte der boerderijen is 3060 H.A., maar tevens is er een aantal van grooteren omvang." .Het tijdvak van 7 jaar was in Zeeland vanouds ge bruikelijk. Het landbouwstelsel had een zevenjarigen omloop, de verkaveling der dijken geschiedde eveneens om de zeven jaar, de veldboeken werden om de zeven jaar vernieuwd en volgens die veldboeken werd dan de dijkplicht voor de volgende zeven jaar vastgesteld, ter wijl tenslotte ook de pachttermijn zeven jaar was. Men noemde dit tijdvak van 7 jaar reeds in de Middeleeuwen de z.g. „heventyd". Alleen op Walcheren had de teelt van witte en briiine boonen eenigen omvang. 1825 werden deze naar Spanje uitgevoerd en brachten 1520 per mud op. Het op de Wilhelminapolder toegepaste landbouwstelsel was de rest van Zeeland ver vooruit.- Staring zegt hier over in zijn laatstgenoemde werk (1870): ,,De Wilhelminapolder wijst ons den weg aan, (Hen men met het Zeeuwsche stelsel moet inslaan, wanneer de opheffing der tienden aan de boeren gelegenheid zal geven om zich op de verbetering van den grond toe te leggen en wanneer de zich al meer en meer openbarende uitputting der eenmaal zoo verbazend vruchtbare gronden hen zal nopen om minder roofbouw te drijven dan tot dusverre is geschied. Het droog leggen der landerijen, het opvolgen van een betere, minder uitputtende vruchtopvolging, het teelen van gewassen op rijen en het schoonhouden met paarden- schoffels, het winnen van meer veevoeder, het aan houden van meer vee en van beter loonende rassen, het vervangen van paardenkracht door stoomkracht of althans het begin daarvan; dit alles kan de Zeeuwsche tarweteler in den Wilhelminapolder leeren kennen en daaruit kan hij opmaken waar het met zijn landbouw stelsel heen moet." 1865 was de toestand op de Wilhelminapolder als volgt: Braak werd niet toegepast, wel om de 21 jaar half- braak. De teelt van het koolzaad had men reeds geheel laten varen, de voederveibouw was van veel belang. Tusschen elke tarweteelt werden twee zomervruchten gezaaid. Óp de klei werd de volgende vruchtopvolging toegepast 1. Erwten; 2. Tarwe; 3. Wortelgewassen en vlas (de eerste bemest met 25 voer mest en 3 k 4 honderd kg. guano en beendermeel per ha); 4. Paardeboonen (met 30 a 40 voer mest per ha.); 5. Tarwe; 6. Haver met rood klaverzaad; 7. Klaver voor zomerstalvoedering en voor schapen; 8. Half braak (klavers eerst in Mei ge scheurd); 9. Wintergerst; 10. Meekrap met 50 voer mest per ha; 11. Tweejarige meê; 12. Driejarige meê of vlas; 13. Erwten; 14. Tarwe met rood klaverzaad; 15. Klavers voor zomerstalvoer en schapen; 16. Haver; 17. Wortelgewassen (met 25 voer mest en 300 a 400 kg. guano en beenderenmeel per ha); 18. Paardeboonen met 30 a 40 voer mest; 19. Tarwe met klaver- en gras zaden; 20. Weide; 21. Weide, welke in het najaar voor erwten getweescheurd werd. Voor lichtere gronden had men de opvolging: 1. Tarnips; 2. Chevaliergerst; 3. Wikken; 4. Rogge; 5. Aardappelen; 6. Paardeboonen; 7. Rogge, waarbij drie tot viermaal bemest werd met stalmest of kunst meststoffen. Meer en meer ging men in Zeeland echter over tot het algemeen in ons land geldende stelsel, dat in 1932 het volgende beeld gaf: verbouw in 100.000 ha. Rogge 16,4 Consumptie-aardappelen 14,8 Haver 14,1 Tarwe 11,8 Suikerbieten 4,0 Zeeland, dat op dat tijdstip 7 van het totaal aantal bedrijven in ons land telde, bracht 15 der aardappelen op. Hieruit blijkt wel, hoe belangrijk dit product steeds Redactie-adres^ GROOTE MARKT 28 GOES, TEL. 2345 (toestel 05) Uitgave: UITGEVERIJ „VOLK EN BODEM" POSTBUS 281 - DEN HAAG Advertenties: Losse plaatsing 25 et: per m.m.. in alle edities 75 ct. per m m Abonnementen: Voor oiet leden van den Nederi. Land stand f 5.- per laar ot t 1 25 per 3 maanden Alle briefwisseling betreffende exploitatie, advertenties en abonnementen, aan postbus 281, Den Haag. Telefoon 11 48 35 2de Jaargang No. 1 Vrijdag 8 Januari 1943 1. Indrukken en Gedachten XIX. 2. Wat „Land en Volk" brengt. 2. Achter den ploeg. 3. Het Zeeuwsche Landbouwstelsel in den loop der jaren. 3. Het Nationale plan en de Ned. Landstand. 4. Wijziging loonregeling Land- en Tuinbouw. 5. Het bewaren van de slacht. 5. De boer in den jorlog. 6. Beelden uit Oostland. 7. Veldsla onder glas. 7. Moderne fruitteelt. 8. Hazen in het fruitteeltbedrijf. 8. Grondonderzoek. 9. Proefveldverslagen. 10. Iets over het voeren en bewaren van pulp. 10. T.B.C.-bestrljding bij ons rundvee. 10. Pluimveeteelt. 11. Officieele Landbouwmededeelingen. voor .Zeeland is geweest. Naast graan en suikerbieten was het een hoofdproduct van den Zeeuwschen bodem. In de laatste paar jaren is het Nederlandsche en dus ook het Zeeuwsche landbouwstelsel op ingrijpende wijze veranderd Eerst vrijwillig, later verplicht, werden en worden groote oppervlakten weiland gescheurd. De verbouw van bepaalde producten wordt, door premies enz. sterk gestimuleerd, terwyl het teeltplan volgens bepaalde, door de overheid vastgestelde normen wordt opgesteld. J. F. (Slot) deze uiteenzettingen over het Nationale Plan in het algemeen zijn we thans gekomen tot de vraag: Hoe is de verhouding tusschen den Landstand en het Nationale Plan, en wat is uit de samenwerking van beiden te bereiken. Zoowel Landstand als Nationale Plan hebben, zooals wij gezien hebben, tot onderwerp den nationalen bo dem; de Landstand in één bestemming, het Nationale Plan in alle bestemmingen. Laat ons die eene bodembestemming, de bodemcultuur eens wat jiader bekijken. Het is een algemeen bekend feit, dat er in Nederland al sinds langen tijd een groot tekort is aan cultuurbodem. In de toekomst zal dit tekort nog op twee manieren toenemen. 1. door den natuurlijken groei der landbouwende be volking en den daaraan gepaard gaanden groei der grondbehoefte. 2. door de toeneming der niet-landbouwende bevol king, die beslag zal leggen op den bodem voor andere doeleinden. De kwestie zal dus in de toekomst nog scherper worden, dan op het oogenblik. Het verschijnsel doet zich overigens niet alleen in Nederland voor. Even over onze Zuidgrens kan men in den huizenbouw ten plattelande een prachtige demonstratie zien van de zuinigheid, waarmee met den bodem wordt omgegaan. Men ziet daar midden in het land, overigens architec tonisch onaanvaardbaar huizen met 1 kamer gfoot en 3 verdiepingen hoog. Een andere oplossing is in zijn architectonische schetsen wel eens aangegeven door den Zwitserschen architect Le Corbusier. Hij plaatst daarbij de huizen op betonnen stijlen, ter hoogte van een verdieping, zoodat men er vry onderdoor kan wandelen. Dit spaart tuin zegt hij. Echter meent Ir. van Raven- steyn, de architect van vele nieuwe spoorweg gebouwen, dat het voorstel wel om picturale redenen zal gedaan zijn. Dit zyn natuurlijk geen oplossingen. De natuurlyka oplossing van het boerenhuis zal moeten zijn, dat het zich in horizontalen zin over den bodem ontwikkelt, dat het groote royale ruimtes heeft, en dat zoo moge lijk het meerendeel der slaapkamers beneden gehouden kan worden. Om dit te bereiken is het weer ge- wenscht dat het boerenhuis, annex de bedryfsgebou- ^Zie vervolg pag. 4, eerste kolom). Dank zy het onvermoeid streven van den Landstand Gelyk reeds door den Boerenleider en den Di recteur-Generaal van den Landbouw op Nieuw jaarsmorgen voor de radio werd aangekondigd en eerdaags officieel zal worden gepubliceerd, zal de veehouder met ingang van 1 Januari j.I. per kg. melk l'/2 cent meer ontvangen. Dit zal geschieden in den vorm van een toeslag, zoodat de consument daardoor geen hoogeren prys behoeft te betalen. De actie van den Nederlandsehen Landstand Is dus in dezen met succes, zij het nog niet vol ledig, bekroond. In ons voigend nummer komen we op deze belangrijke aangelegenheid nader terug.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1943 | | pagina 3