w ANNEER we een nieuw fruitteeltbedrijf gaan
opzetten, dan dient men in de eerste plaats goed te
overwegen, wat voor vorm van bedrijf men denkt
aan te leggen. De mogelijkheden zijn zeer vele. Men
kan b.v. hoofdzakelijk appels of peren planten, ge
mengd planten, met of zonder ondercultuur van bes
sen, enz. De grondsoort speelt ook hierin wel eens
een rol. Men treft gronden aan waar de teelt van
peren beter resultaat geeft dan die van appels. Zoo
zijn er bedrijven, welke zich hoofdzakelijk op de teelt
van appels hebben gespecialiseerd, omgekeerd ook op
peren. Dit heeft als voordeel, dat men zich hier
dan ook speciaal op kan toeleggen en dit zal hoogst
waarschijnlijk de teelt ten goede komen.
Veldsla onder glas
Moderne fruitteelt
PAG. 7
DE LANDSTAND
VRIJDAG 8 JANUARI 1913
Een eenvoudige wintercultuur
f"^ E veldsla van den kouden grond werd in vroeger
jaren veel meer gekweekt dan tegenwoordig; voor
het grootste gedeelte is zij door andere meer winst
gevende cultures verdrongen. Maar in bepaalde stre
ken van ons land kan men haar nog altijd aantreffen
als een nacultuur van b.v. stokboonen. Daar wordt
dan ongeveer midden Augustus in de ruimte tus
schen de stokboonen veldslazaad ingeharkt. In de scha
duw van de boomen komt het zaad gemakkelijk tot
ontkieming en voor het vallen van de vorst is het
dan doorgaans al weer geoogst en vergeten.
De partijtjes veldsla, die thans aan de veiling ver
schijnen, zijn voor het meerendeel Zaaisels van den
kouden grond. Elke ietwat beschutte en behoorlijk
voedzame tuingrond leent zich voor de cultuur van
veldsla, mits hij maar niet te drassig is, want in
natte gronden kan het zaad gaan rotten en komt er
dus niets van terecht. De droge gronden daarentegen
kunnen voor de veldsla uitstekend voldoen; in jaren
als dit, met veel neerslag en lang open weer, komt
de veldsla op dergelijken grond juist hard vooruit.
Veel vraag is er overigens om dezen tijd nog niet
naar de veldsla. Er is nog voldoende andere groente.
De werkelijke veldslatijd begint eerst in het hartje
van den winter, zoodra het met de spruitjes en de
verlate andijvie gedaan is. Dan komt er plotseling
heel veel waardeering voor deze groenten, die een
uitstekende winterharde vitaminebrön is voor de maan
den Januari en Februari. Vandaar dan ook, dat bij
heel veel veldslatelers de neiging bestaat om deze
groente te laten staan tot de vraag begint toe te
nemen.
Maar zoo eenvoudig is de zaak ook weer niet Zeker,
de veldsla is winterhard en groeit zelfs onder de
sneeuw nog door, maar gelijk met de meeste pro
ducten, zoo is het ook met dit gewas: van over
staan wordt het er niet beter op. De veldsla van den
kouden grond ziet er toch al niet erg oogelijk uit,
smerig en bemodderd door de slagregens, en vol
ongerechtigheden uit de deklaag, die men over de
bedden pleegt uit te strooien, om ze in de perioden
van ruige vorst toch nog wat beschutting te geven.
Maar te vroeg gezaaide veldslag die te lang blijft staan,
heeft bovendien nog het nadeel gele blaadjes te vor
men, en hier en daar te worden aangetast door een
ziekte, die de tuinder „aanslag" noemt. Voor de
koopers is het tenslotte geen pleziertje het koude-
gronds-goed schoon te pluizen voor de consumptie.
Het is dat er dit jaar niet al te veel variatie be
schikbaar is, anders zou er nog maar heel weinig
vraag naar zijn.
Het jonge zaaisel is het best tegen de ongunstige
invloeden van het winterweer bestand en daarom heeft
het zin wat later te zaaien. Door telkens een par
tijtje te zaaien, krijgt men variatie in den oogsttijd.
Men begint in Augustus en ruimt dit zaaisel omstreeks
begin December; het volgende zaaisel vertrouwt men
in September aan de aarde toe. Krijgt men éénruiters
vrij, dan legt men die er spoedig over heen. Zoo krijgt
men een goeden pluk voor de Kerstdagen. Begin Octo
ber kan men aanstonds onder vrijkomend glas, uit
strooien. Is dat glas nog niet beschikbaar, dan zooit
men uit op bedden, met de bedoeling die toe te dek
ken, zoodra de eepruiters beschikbaar zijn. Ontegen
zeggelijk is het beter aanstonds onder glas te zaaien.
In de eerste plaats omdat men zoo een malscher
product krijgt, maar ook, omdat het minder vuil is
en minder last heeft van den zoo gevreesden aanslag.
Naar het schijnt is het vooral de structuur van den
grond, die deze ziekte beïnvloedt. Velsla houdt van
een lekkere, losse grondsoort In den regel spit men
den grond een steek om, voor men de veldsla zaait.
Door de herfstregens slaat de grond buiten echter
weer dicht, met het gevolg, dat de omstandigheden
voor de veldslag minder gunstig worden, zoodat de
ziekte in de hand wordt gewerkt. Onder glas blijft
de structuur van den grond beter. De warmte kan in
den bodem doordringen en de plant vaart daar wel bij.
Deze October-zaaisels onder glas komen enkele we
ken na Nieuwjaar gereed. Onderwijl kan men dfan
nog een paar partijtjes hebben uitgezaaid voor den
oogst in Februari en Maart. De veldslateelt hartje
winter levert een product, dat pas gereed komt als
we ons al weer klaar maken voor de eerste volle-
grondsbedrijven. Veldslazaai in December en Januari
treft het als regel niet met het weer. Het is dan
dikwijls erg koud en om het zaaisel op gang te hel
pen, zou wat warmte wel goed zijn. Wie wat verschen
mest heeft, kan het zaaisel een warmen voet geven.
Het hoeft niet veel te zijn en we kunnen ons des
noods helpen met wat stroo met beer of gier. Dat
geeft wel niet veel warmte, maar voor de veldsla
net genoeg.
De planten worden niet zoo forsch; terwijl de vroeg-
gezaaide veldsla flink uitstoelt, blijft de winter-rapun-
zel kleiner van stuk. We zaaien haar daarom dichter
en dunnen maar zelden. Meestal wordt per éénruiter
ongeveer één gram zaad genomen; d)at is voldoende.
Ingeharkt en aangedrukt in vochtigen grond komt
bijna elk zaadje tot wasdom. De plantjes rekken tegen
elkaar op en worder lekker malsch.
Meestal zaait men in vollen grond breedwerpig en
onder glas op rijen. Dit in verband met den „aanslag"
die in de donkere maanden zoo gemakkelijk ontstaat.
Droog nouden en behoorlijk luchten kan veel kwaad
voorkomen' juist in de donkere, dikwijls druilerige
dagen, waarin de lucht met waterdamp verzadigd is,
treedt de kwaal op. Eerst worden de onderste bladeren
aangetast, die pal op den grond zitten. Er ontstaan
gele plekken met een aanslag van schimmel. Allengs
breidt de kwaal zich uit tot de geheele plant is
aangetast en we de kans op de verdienste wel af
kunnen schrijven.
Het overtollige vocht kunnen we uit de bakken ver
drijven door een goede luchtcirculatie en deze bevor
deren we door rijenzaai; de lucht kan dan tusschen
de rijen doorstrijken en de planten naar behooren
afdrogen.
Daarom is het ook zoo goed in deze midwintermaan
den geen groot gewas in den bak te nebben. Het
hooge gewas houdt de vochtigheid vast en werkt dén
schimmel in de hand. Zoodra December voorbij is,
klimt de zon weer hooger en is het gevaar voor sme-
len practisch gesproken voorbij. Ook dichtgeslagen
grond is, gelijk gezegd, minder gunstig voor de plant,
terwijl een al te overvloedige stikstofbemesting de
plantjes wel in het blad kan jagen, maar ze tegelij
kertijd van hun weerstand berooft. Goede voedzame
grond is best, maar die moet dan liefst nog teren
op zijn oude kracht.
Natuurlijk is het voor deze teelt een nadeel, dat we
de bakken eerst weer in Maart disponibel krijgen.
We kunnen dat echter zoo inpikken, dat het volgende
gewas tusschen de veldsla wordt geruimd. Wij denken
daarbij in de eerste plaats aan de bloemkool. Deze
kan men in Februari tusschen de veldsla inpoten. even
voordat de veldsla kan worden geplukt. Tegen den
tijd, dat ze definitief kan worden geruimd, is de
bloemkool goed aangeslagen. Ze blijft dan staan; ze
heef? niet of tenauwernood van de veldsla geleden.
Het ligt voor de hand, dat deze onder glas gekweekte
veldsla een veel schooner product oplevert, dan de
veldsla van buiten, die met modder blaren en stokjes
verontreinigd is. In normale jaren komt dit ook in
de prijzen tot uiting; van het eerste klasse „broeivet"
hebben we altijd een zekeren uitvoer gehad tegen loo-
nende prijzen. Duitschland heeft voor dit eenvoudige
product nu een keer een mindei gunstig klimaat dan
wij hier; ook in de toekomst za) de waardeering voor
onze veldsla als exportartikel dus wel blijven bestaan.
G. D LUTKE MEYER.
n.
Opzet en inrichting van het bedrijf
Aan den anderen kant is het zoo, dat, wanneer men
een gemengd bedrijf heeft waarvan alles zoowat ver
tegenwoordigd is, men het risico meer verdeeld heeft,
wat in sommige jaren een groot voordeel is.
De beschutting
Een fruit-aanplanting stelt als eersten eisch beschut
ting. Men moet daar niet karig mee zijn, want dat
zal zich den een of anderen tijd wreken, vooral in
het noorden van ons land.
Als materiaal kan men gebruik maken van wilgen,
populieren of elzen. Vooral op het westen en het noor
den dient de beschutting goed in orde te wezen. Het
zuiden kan wel wat lichter beplant worden. Een heg
is meestal voldoende, doch aan west- en noordzijde
geef ik de voorkeur aan een dubbele bemanteling,
b.v. een rh wilgen met op een meter afstand daar
van nog een rij Italiaansche populieren. De wilg kan
zoo dicht mogelijk aan <ïen walkant gezet worden, ten
minste als de sloot breed genoeg is, want om last
met andere grondgebruikers te voorkomen, moeten
opgaande boomen 2 meter uit een scheiding staan. Hier
kan men dus rekening mee houden. De wilg kan met
een tusschenruimte van een meter geplant worden.
Dan daarvoor de populieren ook op denzelfden afstand.
In sommige gevallen wordt ook wel eens een haag
van meidoorn geplant. Deze plant men dan nauwer,
ongeveer met een tusschenruimte van 40-50 cm. Mei
doorn heeft tot voordeel, dat wanneer ze goed opgroeit,
bijna ondoordringbaar wordt en zeer vroeg in het
voorjaar reeds in blad staat.
Op het oosten kan men wel volstaan met een rij
peren. Een sterke soort is natuurlijk gewenscht. Een
goed bewerkte grond en eenige bemésting zal den groei
van de bemanteling zeer ten goede komen.
Grond en Grondbewerking
Voor het welslagen van het bedrijf, zal men de
grootste kans hebben, wanneer men over goeden
grond beschikt In het verleden is de fruitteelt ook
het meest op de goede gronden ontstaan en wel
voornamelijk op klei- en zavelgronden. Minder op
zand, hoewel ook daar, wanneer er de noodige zorg
aan besteed wordt, wel een goed resultaat te bere
ken is. De grond mag natuurlijk niet al te hoc
liggen. Vooral niet wanneer gebruik gemaakt wordt
van verschillende typen, welke over het algemeen
een vlakke beworteling hebben. In een droge periode
kan bij hooge gronden gauw gebrek aan water ont
staan.
Gewoonlijk heeft men te maken met gewoon bouw
land. Voordat men tot planten overgaat, dient dit
land omgewerkt te worden. Men kan het heel ge
makkelijk ploegen. Heeft men een dichten onder-"
grond, wat vaak het geval is, dan met den onder,
grondsploeg bewerken. Deze bewerkingen dienen zoo
vroeg mogelijk in den herfst plaats te hebben.
Heeft men een zandgrond waarin doorlatende lagen
voorkomen dan moeten deze verbroken worden.
In gewone tijden, bij een normale kunstmestpositie is
het zeer aan te bevelen een z.g. voorraadsbemesting
te geven b.v. in den vorm van Thomasslakkenmeel.
Men strooit dit dan uit bij het ondergrondploegen.
Op deze manier wordt het in de onderste lagen ge
bracht. Hier wordt mee bereikt, dat er een zekere
voorraad fosforzuur in den grond komt, waarvan de
boomen later kunnen profiteeren.
Op de goedte kleigronden heeft men dan in den regel
voldoende voorbereidingen getroffen. Kalk is meestal
in voldoende mate aanwezig. Op den zandgrond is
de kwestie meestal eenigszins anders. Een flinke
bemesting met stalmest is hier gewenscht.
De soortenkeuze
Ook op dit gebied is men direct niet klaar, aange
zien de keuze van variëteiten zeer groot is. Den
laatsten tijd gaat men er toe over om in de nieuwe
aanplantingen het aantal variëteiten sterk te beper
ken. Dit is ook volkomen juist en zal Het bedrijf ten
goede komen. Mits men er zorg voor draagt, dat
de juiste soorten bij elkaar worden geplant. Er moet
zoo geplant worden, dat de boomen onderling elkaar
voldoende kunnen bestuiven. Deze kwestie is voor
het welslagen van de latere oogsten van het grootste
belang. Het is wel voorgekomen, dat temand een
of twee ha. met Goud Reinette beplantte, zonder
andere soorten. Het gevolg was dat, wanneer de
boomen eenmaal zoo groot waren, dat een opbrengst
te verwachten was, deze uitbleef of zeer bedroe
vend was! Ze bloeiden wel goed, doch vruchtzetting
bleef achterwege of was onvoldoende. Dit was te
wjjten aan de eenzijdige beplanting. Bij een derge-