Proefveldverslagen PAG. 9 DE LANDSTAND VRIJDAG 8 JANUARI 1913 De opbrengst stijgt bij vermindering van den zuur graad, tot de grond alcalisch is (zie teekening). Hieruit blijkt, dat de grond voor elk gewas niet de meest geschikte pH kan hebben. Is deze voor aard appelen in orde, dan is de grond voor bieten te zuur, en omgekeerd, is de pH voor bieten goed, dan wordt de grond voor aardappelen te kalkrijk met het oog op de schurft. Gelukkig kunnen we op den zuurgrond inwerken door de bemesting: is de grond wat kalkrijk met het oog op den verbouw van bieten en moeten nu aardappelen volgen, dan kunnen zwavelzure am moniak en super den gewensclAen zuurgraad doen benaderen. Is de grond voor bieten te zuur en wil men niet bekalken met het oog op den aardappelver- bouw, dan geeft men bieten kalksalpeter en thomas- slakkenmeel. Zijn deze kunstmeststoffen niet te ver krijgen, dan kan ook stalmest de bezwaren van te zuren grond voorkomen. Is de pH te laag, dan is een kalkbemesting nood zakelijk. Maar hoeveel kalk moet nu gegeven worden om den gewenschten zuurgraad te bereiken? Daarvoor kan men een grondmonster opzenden naar het Be- drrjfslaboratorium voor Grondonderzoek te Groningen. Dit bepaalt dan de kalkfactor. Hieronder verstaat men de hoeveelheid koolzure kalk (CaC03), die per h.a. noodig is, óm bij een bouwvoordiepte van 10 c.m. de pH met 0.1 te doen stijgen. Dit hangt ten nauwste samen met de hoeveelheid klei en humus, die in den grond aanwezig is. Is de kalkfactor 184, dan is 184 kg. koolzure kalk noodig om de pH met 0,1 te doen stijgen, over een diepte van 10 c.m., berekend per h.a, Is de pH 4,6 en wenscht men deze te verhoogen tot 5,5, dan is noodig 9 x 184 1656 kg. koolzure kalk. Gebruikt men voor de bekalking mergel, dan moet met het gehalte aan koolzure kalk. alsmede met de fijnheid rekening gehouden worden. Als regel zal de genoemde hoeveelheid met 1% vermenigvuldigd moeten worden en komt men dus op ongeveer 2500 kg. kalkmergel. Is de bouwvoor 15 c.m. dik, dan is 1 y2 x 2500 3750 kg. mergel noodig. Met deze hoeveelheid zal men de ge- wenschte pH alleen bereiken wanneer de meststof gelijkmatig door de geheele bouwvoor gemengd wordt en niets uitspoelt. In de practijk zal men dus zeker heidshalve nog een kleinen toeslag geven. Bij kleigronden wordt de kalkfactor niet gebruikt ter bepaling van de hoeveelheid kalk. Daar deze gronden geheel verzadigd moeten zijn met kalk wordt een over schot toegediend. Kalkmergel heeft 65 koolzure kalk in het fijnmeel; kalkmagnesia-mergel moet 425 koolzure magnesia bevatten; de som van koolzure kalk en koolzure mag nesia moet minstens 63 zijn. Kalkmagnesia is een heel goede meststof op „zure" of „Hooghalensch" zieke gronden. A. Wintertarweproefveld op het Landbouwproefbedrijf te Wilhelminadorp (Z. 666) Op dit proefveld werden drie overgangstarwerassen (Bersée, Chanteclair, en Picardie) en vier zomer- tarwes (Blanka, Mansh. v. Hoek, Mansh. Witte en Carma) vergeleken met Juliana als wintertarwe. Zaaitijd: De bedoeling was aanvankelijk alles in Februari te zaaien, maar door de ongunstige weers omstandigheden kon dit niet gebeuren vóór 28 Maart. Grondsoort: Zware klei. Voorvrucht: Veldboonen. Bemesting: 200 kg. K40 en 200 kg. kas/ha. Rijenafstand24 cm. Aantal par.: 3, elk van 0.76 are. Zaaizaad: Juliana en Mansh. v. Hoek 175 kg., Carma 145 kg., Chanteclair 155 kg., Blanka en Picardie 160 kg., Bersée 180 kg. en Mansh. Witte 185 kg./ha. Opkomst: 15 April. Ontwikkeling: Kort na de opkomst stond Mansh. Witte wat weliger en Picardie wat schraler dan de andere rassen. Eind Mei stonden de vier zomertarwes aan merkelijk beter dan de rest; Picardie was nog achter lijk evenals Juliana. Dit laatste ras kroop over den grond. Carma was alle rassen voor. Midden Juni kwa men alle rassen in 't aar, uitgezonderd Juliana, die steeds maar bleef uitstoelen en pas tegen Augustus in aar kwam. In Juli werden door de vele regens alle rassen tijdelijk tegen den grond geslagen, doch Picar die bleef nog het beste overeind. Ook Carma was vrij stevig. Over 't geheel groeiden de gewassen vrij zwaar. Ziekten: In* Mansh. Witte kwam eenige stuif brand voor, terwijl alles in Juli sterk aangetast werd dooi de bruine roest. Het ergst was dit bij Juliana, doch ook Mansh. v. Hoek, Mansh Witte en Chanteclair had den er veel van te lijden. Gemaaid: 24 Augustus, doch daar Juliana toen nog in bloei stond, kon deze niet voor eind September ge oogst worden. De opbrengst was uiterst gering. Kwaliteit: Deze was over 't algemeen maar matig: Bersée was zelfs slecht. Mansh. Witte en Picardie gaven de grootste en Carma de kleinste korrels. De gemiddelde opbrengsten in kg. per are bedroeg: Ras Stroo Graan Graan Graan le srt. 2e srt. totaal Juliana Chanteclair 74.6 28.7 2.7 31.4 Picardie 69.7 32.9 2.7 35.6 Bersée 75.6 29.3 2.8 32.1 Mansh. v. Hoek 81.3 31.4 2.0 33.4 Blanka 78.6 38.0 1.5 39.5 Mansh. Witte 78.1 28.4 2.2 30.6 Carma 77.6 33.5 1.9 35.4 De hoogste gemiddelde opbrengst gaf dus Blanka. Van de overgangstarwes kwam Picardie bovenaan te staan, terwijl Bersée tegenviel. Vermoedelijk lag dit aan het late zaaien. Zomergerstproefveld op het Landbouwproefbedrijf te Wilhelminadorp (Z. 671) Rassen: Kenia, Mansh. 2-rijige. Bethges u Oelzes Vin, Saxonia, Lago, Goudgerst, Mahndorfer Victoria en I. v. P. 39/60. De Mahnd. Victoria is eigenlijk een winter- gerst, maar ze kan ook in 't voorjaar uitgezaaid wor den. Grondsoort: Zware klei. Voorvrucht: Aardappels. Bemesting: 200 kg. K40. N. kon niet gegeven worden. Aantal par.: 3, elk van 1.15 are; alleen met I. v. P. 39/60 konden maar twee veldjes bezaaid worden. Gezaaid: 31 Maart met de groote machine. Opkomst: 15 April; bij Mahn. Vict. liet ze te wen- schen over, overigens was ze bij alle rassen goed. Ontwikkeling: Eind Mei stond Saxonia het best, ter wijl Mahnd. Vict. nog steeds een te dunnen stand had. Kenia had toen een schraal aanzien. In Juni kwam meer en meer het gebrek aan stikstof voor den dag. De eerste parallel hield zich echter over 't geheel nog het best. In aar: Mahnd. en Lago op 8 en 9 Juni, Saxonia 14 Juni, B. u O. 15 Juni, Mansh. 2-rijige en Goudgerst 17 Juni en Kenia en I. v. P. 39/60: 19 Juni. Stevigheid van 't stroo: Door de vele regens in Juli legerden alle rassen, doch de meeste konden zich later weer wat oprichten. Kenia was matig gelegerd en ver toonde eenige doorwas. Mansh. 2-r. legerde weinig. Bethges u Oelzes had fijn, slap stroo en legerde. Mahnd. Vict. kort van stroo, breed blad en ongelijk rijp. Goud gerst matig gelegerd. I. v. P. 39/60 was vrij stevig en leek veel op Kenia. Lago, kort van stroo, legerde wei nig, maar rijpte onregelmatig. Saxonia, matig gele gerd. Rijpen: 25 Juli Mahnd;' 27 Juli B u Oelzes; de overige van 28 Juli tot 6 Augustus. Het laatste rijpte echter Mansh. 2-r. Gemaaid: 6 Augustu^ Gedorscht: 26 Augustus. Kwaliteit v. h. zaad: Deze was bij alle rassen vrij goed. Lago gaf de grofste en Goudgerst de kleinste korrels. Ook Mahnd. was grof van korrel. De overige rassen liepen weinig uiteen. Alleen kan nog opgemerkt worden, dat Mansh. 2-r. wat blanker en L-v. P. 39/60 wat bruiner van tint was dan Kenia. Opmerking: Door sterk afwijkende opbrengstcijfers moest de 2e par. van Kenia en de le par. van I. v. P. 39/60 voor de opbrengstvergelijking vervallen. De gemiddelde opbrengsten in kg. per are bedroegen: Ras Stroo Graan Graan Graan le srt. 2e srt. toftial Kenia 46.0 36.0 1.8 37.8 Mansh. 2-rijige 49.2 24.0 1.6 25.6 Bethges u Oelzes VIII 40.8 33,0 1.9 34.9 Saxonia 49.8 31.2 1.1 32.3 Lago 44.1 32.3 1.7 34.0 Goudgerst 44.9 32.3 1.9 34.2 Mahnd. Victoria 37.9 23.3 1.9 25.2 I. v. P. 39/60 42.9 33.0 1.5 34.5 Door gebrek aan stikstof liet de opbrengst bij alle ge wassen te wenschen over. Het best hield zich nog Kenia. Zomertarweproefveld op het Landbouwproefbedrijf te Wilhelminadorp (Z. 667) Rassen: Mansh. van Hoek, Carma, Mansh. Witte, Blanka, Bersée, Chanteclair en Burgunder. Grondsoort: Zware klei. Voorvrucht: Erwten. Bemesting: 200 kg. K40 en 200 kg. kas/ha. Aantal par.: 3, elk van 1.14 are. Gezaaid: 28 Maart op een rijenafstand van 24 cm. Zaaizaad: Mansh. v. Hoek 175 kg., Carma 140 kg., Mansh. Witte 185 kg., Blanka 150 kg., Chanteclair 155 kg., Bersée 180 kg. en Burgundei 194 kg./ha. Opkomst: Regelmatig, 15 April. Ontwikkeling: Deze was van 't begin af zeei goed. Mansh. Witte groeide het weligst. Op 't laatsi van Mei stonden Bersée en Chanteclair er schraler voor dan de echte zomertarwes. In Juli werd nogal last van de vele regens ondervonden, waardoor de rassen min of meer gingen legeren. Daardoor ontstond in Burgun der vrij veel doorwas. Lengte en stevigheid van het' stroo:" Mansh. v. Hoek 120 cm., wat slap; Carma 98 cm., zeer stevig; Mansh. Witte 112 cm., iets legerend; Blanka 115 cm., iets legerend; Bersée 105 cm., stevig stroo; Chanteclair 102 cm., wat slap; Burgunder 125 cm., zeer slap, bruin stroo. Ziekten: In Mansh. Witte kwam eenige stuif brand voor, doch in Burgunder vrij wat meer. Begin Augus tus werden alle rassen in meerdere of mindere mate door de bruine roest aangetast. Vooral Mansh. van Hoek en ook Manh. Witte en Chanteclair leden ei veel van. Minder hadden Blanka en Bersée er van te lijden, doen Carma hield zich het best. Rijpen: 18 Aug.: Burgunder; 22 Aug.: Mansh. Witte en Blanka; de overige op 24 Augustus. Gemaaid: 22 en 24 Augustus. Gedorscht: 7 September. Kwaliteit: Mansh. v. Hoek: tamelijk volle, grove, roode korrels. Carma: zeer fijne en lichtrood van kleur. Mansh. Witte: mooi vol en blank. Blanka: wat klein, doch vol en blank. Bersée: donkerrood, zeer rimpelige korrels. Chanteclair: vrij grof en lichtrood. Burgun der: grove," iets rimpelige, roode korrels. Proeven met 4tamboonen Op het stamboonenproefveld van den heer W. M. Klompe te Kortgene werden in 1942 vergeleken de volgende rassen: Ceka, Tol's br. boon, N.-Hollandsch landras, B.K. Centr. Bureau. Stroogele, Witte stamboon Centr. Bureau en Bruna (kweeker v. d. Have). De grondsoort was lichte kleigrond, voor-vrucht tarwe met klaver voor groenbemesting. Aanta partijen 3, elk van een halve are. Bemest werd met ongeveer 40.000 kg. stalmest, 350 kg. Super (17 en 250 kg. K 40 per Hectare. Gezaaid werd op 21 Mei, alleen Bruna werd enkele dagen vroeger gezaaid. Met de houwer werden kuiltjes gemaakt op afstanden van 40 x 40 cm. In elk kuiltje kwamen drie boonen te liggen. Opkomst: 1 Juni: Ceka, Tol's br. boon, N.-Holl. landras en Stroogele; iets later Beka en het laatst Witte stam boon C.B. Bij de stroogele bleven nogal enkele planten achter. Ontwikkeling: Bruna is een forsche groeier en draagt grove bladeren. Ceka stond aanvankelijk vrij goed doch vertoonde wat planten met ranken. Ditzelfde was ook het geval bij Tol's bruine. N.-Holl. landras en Beka groeiden ook vrij goed, doch de laatste heeft meer dan de andere rassen van windschade te lijden gehad. Bij de Stroogele liet de bodembedekking te wenschen over, maar in nog meerdere mate was dit het geval bij de Witte Stamboon C.B. Bloei: 't Eerst Bruna, vervolgens N.-Holl. landras en Tol's br., vervolgens de rest. De Stroogele droeg weinig bloemen en de Witte Stamboon C.B. nog minder. Ziekten en beschadigingenBij de opkomst hadden alle rassen eenige schade ondervonden van de larve van de boonenvlieg, Voorts werden alle rassen in meer dere of mindere mate aangetast door de Vetvlekken ziekte. Ceka had hier zeer veel van te lijden, maar nog meer Witte stamboon C.B die er totaal door mis lukte. Beka, Tol's bruine en de Stroogele werden later ook flink aangetast, doch N.-Holl. landras had ei het minst van te lijden. Bruna hield zich aanvankelijk ook goed, maar later had de ziekte haar ook leelijk te pakken. Rijpen: 't eerst Tol's bruine en 't laatst Ceka. Opgetrokken: 21 September. Binnengehaald: 12 October en gedorscht in de laatste week van October. Kwaliteit van het zaad: Ceka was zeer slecht, doch de overige rassen waren vrij goed tot goed. De gemid delde opbrengsten in kg. per are bedroegen Ceka 16.6; Tol's bruine boon 23.N.-Holl. landras 25.6; Beka C.B. 21.4; Stroogele 22.— Bruna 27. De opbrengsten vielen niet mee; het hoogste beschot gaf nog Bruna, op den voet gevolgd door N.-Holl. landras. Proeven met blauwmaanzaad Op het landbouwproefbedrijf te Wilhelminadorp werd dezen zomer een vergelijkende rassenproef van drie bekende Blauwmaanzaadrassen gehouden, waarvan de uitslag, hoewel deze proef nog maar eenvoudig is en er dus niet al te zekere conclusies uit getrokken konden worden, zeker onze oliezaadverbouwers zal in teresseeren. Vergeleken werden op zwaren kleigrond de rassen: Mansholt, Emmabloem en Peragls. Beide eerstgenoemde rassen zijn opgenomen in de rassenlijst 1942, waarbij Mansholts Blauwmaanzaad is aange merkt met een A, de Emmabloem een selectie uit Mansholt met een B. De voorvrucht was voor alle rassen gelijk, nl. winter tarwe, alzoo ook de bemesting: 200 kg. K40 h. a. s. per ha. Aantal partijen 7, elk van 1.07 are. Gezaaid werd

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1943 | | pagina 9