w anneer een boer 's morgens zijn eersten rondgang
maakt en hij treft een paard aan, dat nog ligt, dan
is zulks een uitzondering. En wanneer na eenige
pogingen hem blgkt, dat het paard niet overeind kan,
dan slaat hem de schrik om het hart. Vooral thans
nu er zooveel werk te verzetten valt en de paarden
zoo duur en bijna niet te koop zijn. Burenraad en
hunne hulp wordt erbij gehaald en meestal schiet hij
daar niets mee op, omdat deze menschen eveneens de
handigheid missen om het dier overeind te helpen. Op
het oogenblik, dat een paard opstaat, schijnt er zeer
veel spierarbeid, vooral van de achterhand, gevraagd
te worden. En nu is het juiste moment, om hier hulp
te verleenen, het oogenblik, dat het paard zijn beschik
bare kracht maximaal inspant, niet eerder en ook niet
later.
Paarden die niet overeind
kunnen komen
Proefveldverslag
Het losdekken der
Hyacinthen
PAG. 9
DE LANDSTAND
VRIJDAG 22 JANUARI 1943
op de plaats waar wortels en koolrapen komen. 25 kg.
kalkammon: Boonen en erwten weinig kalkammon.
kool en andijvie en sla méér. 25 kg. patentkali: Liefst
geen kali 40, nooit kali 20, omdat de groenten gevoelig
zijn voor chloor; 25 kg. mergel; (25 kg. super of slak).
Deze kunstmeststoffen kan men ook vervangen door
50 kg. ASF-korrels 12 x 20 x 18.
Het is gewenscht den tuin eenmaal in de 7 jaar diep
te spitten (60 cm). Dit moet geschieden vóór den
winter. Men zorge den ondergrond onder te laten en
men spitte geen sneeuw of bevroren grond onder. Dan
kan ook zoo noodig gekalkt worden. Een week
of vier voor het zaaien of poten spitte men gewoon.
Dan kan men ook den stalmest onder brengen en kan
men de kali en het fosforzuur geven. De stikstof geven
we voor of bjj het zaaien, gedeeltelijk als overbemesting.
Het is van belang, dat men goed zaaizaad bestelt in
den bonafiden handel. Men beware het droog, koel en
vorstvrrj.
Het teeltplan
Reeds in de wintermaanden maakt men voor zijn
volkstuin of moestuin voor het komende seizoen een
teeltplan. Onmiddellijk komt dan de vraag naar voren
„Welke gewassen zal ik verbouwen?" In de eerste
plaats komen hiervoor de aardappelen in aanmerking.
Deze mogen in geen enkelen tuin ontbreken. Uit een
oogpunt van voeding verdienen ook de bruine boonen
bijzondere aanbeveling. Naar gelang van de beschik
bare ruimte kan men bovendien nog sla- en snijboonen,
kroten, peen, koolrapen, uien, koolgewassen, prei,
spinazie, andijvie en kropsla verbouwen.
„Welke oppervlakte zal ik van ieder gewas verbou
wen?" is de tweede vraag, die naar voren komt. Dit
hangt vanzelfsprekend af van de oppervlakte van den
tuin. Laten wij veronderstellen, dat deze zooals van
de meeste volkstuinen ongeveer 200 vierkante meter
is, dan zal men het volgende plan in toepassing kun
nen brengen: de helft van de oppervlakte (100 vier
kante meter) wordt bestemd voor aardappelen. Hier
voor kan men uitsluitend late aardappelen nemen,
doch desgewenscht ook de helft vroege en de helft
late. Een vierde deel van den tuin (50 vierkante meter)
wordt bestemd voor bruine boonen; een achtste (dus
25 vierkante meter) voor stamslaboonen (of snijboo
nen) en de nog resteerende 25 vierkante meter voor
diverse groenten. Van de laatste oppervlakte zal men
de helft (12% vierkante meter) kunnen reserveeren
voor doperwten of tuinboonen en de andere helft naar
keuze voor zomerkroten, tomaten, uien, peen, radijs,
sla of spinazie. Bij verschillende dezer gewassen, welke
in den zomer worden geoogst, is bovendien nog een
nateelt in de gedaante van andijvie, koolrapen, prei,
spruitkool of boerenkool mogelijk. Dit wordt ook in
het teeltplan aangegeven. Natuurlijk speelt de ge
schiktheid van den bodem voor zulk een plan ook een
rol. Voor zooveel noodig, raadplege men dienaangaande
een vakman.
(Dir. v. d. Landbouw).
Op het landbouwproefveld van den heer P. S. Vis te
Zonnemaire werden in 1942 de volgende peulvruchten-
proefvelden vergeleken:
Rassen: Unica, Mansh G. E. K., Zelka Schokker, Hala
capucijner, Gruno rozijn erwt, Ceka br. boon en Witte
stam boon C. B.
Grondsoort: Lichte klei.
Voorvrucht: Suikerbieten.
Bemesting: 250 kg. super (20 en 250 kg. K 50.
Aantal par.: 3, elk van 1 are.
Gezaaid: Erwten 15 April; boonen 22 Mei. Rijenaf-
stand 35 cm.
Zaaizaad: Unica en Mansh G. E. K. 200 kg/ha; Zelka
180 kg., Hala cap en Gruno rozijnerwt 190 kg. Bij
Ceka kwamen 2 3 en bij Witte stamboon C. B.
3 4 zaden bij elkaar in een putje te liggen.
Opkomst: Vrij regelmatig; 't eerst Mansh G. E. K.
en 't laatst Gruno rozijn-erwt.
Ontwikkeling: Over 't algemeen vrij goed.-
Bloeien: 13/6 Unica, 16/6 Mansh G. E. K., Zelka IJ/6,
Hala cap 10/6 en Gruno rozijn-erwt 14/6, Ceka in de
2e helft van Juli en Witte stamboon ongeveer een week
later. 7
Ziekten: In Zelka kwamen eenige planten met meel
dauw voor. Ceka vertoonde vrij veel primaire vet
vlekkenziekte, terwijl Witte stamboon C. B. in zeer
ernstige mate door de secundaire vetvlekkenziekte was
Het is misschien wel erg vroeg om over losdekken te
schrijven, maar in de maand December is het bijzonder
zacht weer geweest en er zal reeds veel gebeurd zijn
in den grond.
Nu is er wel over het algemeen dit jaar laat geplant,
maar een goed kweeker heeft toch eerst in de helft
van 'October zijn hyacinthen geplant, vooral als hij
nog formaline gebruikt heeft. En de kweekers, die
niet voldoende hebben kunnen stoken, zullen zeer
zeker acht moeten gaan geven, of het niet noodig is
om los te gaan dekken. In het jaar 1938-1939 waren
er ook omstreeks 20 Januari al hyacinthen losgedekt.
De tijd, waarin we hyacinthen los moeten dekken is
altijd van groot gewicht. We zijn in dien tijd erg af
hankelijk van het weer. Vooral met een zachten winter
is er veel kans op vorstschade, daar we dan reeds
vroeg moeten beginnen met losdekken, terwijl er nog
veel kans is op strenge vorst. Daarom dan ook heeft,
nog afgezien van deze factoren, het stoken van de
bolgewassen om deze te verlaten in het algemeen zijn
groote nut. We dekken de hyacinthen los, pmdat er,
als ze boven den grond komen, met de dikke winter-
laag rietdek nog op- hun kop, de kans bestaat, dat zij
geel zullen blijven en dan weinig weerstand kunnen
bieden aan de weersomstandigheden.
Ook wordt, en vroeger zeer zeker, toen er nog vrijwel
geen nawarmte aan de hyacinthen gegeven werd, er
wel losgedekt om den groei te remmen. Dit doen we
dan in het begin van Januari.
De partijen, die te laat losgedekt zijn, hebben meesten
tijds veel last van vuur. Met het losdekken moeten
we beginnen, zoodra de bollen zoover zijn, dat ze met
den neus bijna boven den grond komen; als ze reeds
boven den grond z\jn is het te laat.
We moeten dus na half Januari de bollen
voortdurend controleeren om te zien hoever
Slechts één persoon heeft hier de ruimte en de gelegen
heid om achter het liggende paard aan den staart de
aangetast. Vrijwel geen enkele plant bleef gezond.
Rijpen: 21/7 Unica, 26/7 Mansh G. E. K., 24/7 Zelka
28/7 Hala en Gruno, 18/9 Ceka en eind September
Witte stamboon C. B.
Gedorscht: De erwten op 26 September en de boonen
op 4 December.
Kwaliteit: Unica klein van stuk en bovendien veei
„wormstekige" erwten. Mansh G. E. K. wat grootei
van zaad, doch eveneens veel aangevreten. Zelka vrij
mooi, doch te veel kleine, onuitgegroeide zaden. Hala
capucijner eveneens vrij mooi. Gruno gaf veel te vee)
kleine zaden. Ceka was goed van kleur, maar ook niet
voldoende uitgegroeid. Witte stamboon C. B. was door
het sterke optreden der vetvlekkenziekte en het lange
buitenstaan van zeer slechte kwaliteit.
De gemiddelde opbrengsten in kg. per are waren al>
volgt:
Ras Stroo Zaae
Unica 25.8 213
Mansh G. E. K. 36.9 26.1
Zelka 32.3 34.5
Hala capucijner 37.7 28.4
Gruno rozijn-erwt 34.8 23.2
Ceka br. boon 33.9 24.-
Witte stamboon C. B. 18.6 9.5
Van de erwten voldeed de Zelka-schokker het best.
ofschoon de opbrengst ook hier nog te wenschen over
liet. Het beschot van de boonen was slecht, vooral
die van de Witte stamboon C. B. Dit ras kan hier wel
als mislukt worden beschouwd.
ze reeds gevorderd zijn. Hierbij letten wij ten
eerste vooral op de vroegste soorten, ten
tweede op die, welke de minste nawarmte heb
ben gehad en ten derde op die, welke het
eerste geplant zijn.
Er is al reeds veel gedolven in de bollenstreek, dit
geeft weer eens een ouderwetsch gezicht gedolven
land en werkende menschen in den winterdag.
Dat er nu reeds veel land gedolven is zal voor de
werkzaamheden in het voorjaar vee) gemak geven,
vooral nu het met de arbeidskrachten zoo schraal is.
Er zijn vele factoren, die de bollenkweekers nopen in
het kortst van de dagen hun arbeiders aan het werk
te houden. Maai welke factoren het >ok mogen zijn,
het is beter zoo, dan een jaar of wat terug in de
bollenstreek de gewoonte was: een massa werkloozen
met de onafscheidelijke stempellokalen en dan in het
voorjaar bij de gratie van ambtenaar en bollenkweeker
mochten de menschen weer aa-n het werk wel te
verstaan beneden het loon, want het was (toeslag)
rijkswerk, dus geen loonen van het vrije bedrijt.
Dit kankersysteem had tot gevolg, dat de Patroon
geen baas op zijn eigen erf was en dat de arbeider
geen beschikking had over zijn eigen persoon. Maar
enfin, dat is geweest en naar we hopen is het e«i
goede les geweest, zullen we maar denken.
Mochten er onverhoopt een paar weken winter komen,
laten we dan het gladiolen-plantgoed eens netjes na
laten kijken. Dit is noodig, zoowel voor de dikkere als
voor de jutten en waar maar iets aan mankeert moet
er uit geschoten worden.
Door een zieke gladiool te planten kunnen we moeilijk
verwachten, een gezonden knol te zullen oogsten. En
elke zieke knol, dien we planten, neemt de plaats weg
voor een gezonden knol. En bovendien: door zieke
gladiolen te planten kunnen we ook het land nog be
smetten.
Wordt het geen winter, dan nog zijn we genoodzaakt
om het plantgoed netjes na te zien om al de boven
genoemde rq$enen.
noodige kracht te verleenen. Hij moet het juiste oogen
blik kunnen opmerken, zelf groot en zwaar gebouwd
zijn en over de noodige spierkracht beschikken. Geluk
kig had ik als veearts steeds een dergelijk persoon
in mijn naaste omgeving. De handeling moet bij ver
rassing geschieden, zoodat het dier schrikt en zijn
uiterste best doet. Veel publiek en veel gepraat mag
hier niet bij tegenwoordig zijn; ik had het liefst één
persoon, die bij gebrek aan een electrische prikkelaar
de noodige slagen uitdeelde. Gelukt de „opstand zóó
niet, dan is veeartsenij kundige hulp aan de orde. De
dierenarts is, evenals de eigenaar, niet erg ingenomen
met de boodschap daar het wel steeds een veel tijd
roovende en veel inspanning vragende opdracht is,
welke ook vaak nog niet tot het gewenschte resultaat
leidt Hem is nu als taak opgedragen het paard over
eind te helpen en als hem dit gelukt, en ook als het
hem niet gelukt, moet hij vaststellen, wat de oorzaak
van de stoornis is en tevens het verloop en den
eventueelen afloop van den patiënt.
De ooi-zaken kunnen verschillende zijn: een of ander
ziekteproces, verval van krachten door ziekte of on
voldoende voeding, of dooi hoogen ouderdom. Verder
kan de ruimte in den stal, ik bedoel de bodemopper
vlakte, een nadeelige factor zjjn. Want wij zien deze
stoornis zelden of nooit in de weide, ook niet als het
heel erg koud is. Eveneens brengt een boei zijn oude
paard, dat op de boerderij sterven zal, als de winter
hem te bar wordt, niet van de weide in den stal,
maar in een lèdig hooivak of ruime bijschuur. Daar
is- het ook wel frisch of koud, maar er is ruimte en
zij doen den opstand veel beter of zonder bezwaar.
Er zijn eenige ziekten, zooals ziekten in het spier
weefsel, van het zenuwstelsel en ook van het skelet
of geraamte, die een paard tijdelijk of blijvend de
kracht tot opstaan kunnen ontnemen: verder onder
voeding en hooge ouderdom.
De dierenarts, als practicus geroepen, zal hebben uit
te maken, welke oorzaak zich hier voordoet. In som
mige gevallen is dit aan het liggende paard waar te
nemen maar vaak zal hij moeten trachten het* dier
in staande houding te brengen. Dit is en blijft een
moeilijk probleem, vooral als men de noodige hulp
middelen niet heeft of deze niet weet te gebruiken.
Van Utrecht komende is men zwaar beladen met heel
wat kennis Maai een practicus zal goed doen met
zich zelf duidelijk te maken, dat hij niet alles weet
en dat hij goed zal doen een handigen boer iets af
te kijken. Te Utrecht studeerende, treft men stallen
en inrichtingen alle - model in orde, ook werd er in
mijn trjd althans, alleen met takels gewerkt. Maar in
die dagen is men niet zóó geïnteresseerd en gaan er
veel nadeelen aan de opmerking voorbij. In de praktijk