Bij het spruiten der vroege
Tuinbouw in het kleine boeren- en
plui mveehoude rsbed rijf
VRIJDAG 29 JANUARI 194S
DE LANDSTAND
PAG. 6
Rykstiiinbouwconsiileiit Ir. D. Bloemsma:
Q E roode biet komt in rechten vorm, zoowel als
ln ronden vorm voor. De eerste is de meest bekende
en wordt in het groot verbouwd; de tweede wordt al3
een bij teelt, veelal in combinatie met andere groenten
gedreven.
Roode bieten, kroten noemt de tuinder ze, zyn
bovenal een wintergroente, al komen ze ook in den
herfst reeds aan de markt, terwijl ze in Augustus
al wel eens per bos worden verkocht, als de tuinder
zich daarop toelegt. De ronde roode biet kan zelfs
ln Juni al worden aangeboden, als ze vroeg in het
voorjaar onder glas wordt uitgezaaid en daarna buiten
wordt uitgeplant, niet te diep vooral en vast inge
plant. Hier willen wij echter alleen den verbouw van
de rechte winterbiet behandelen.
Er zijn verschillende rassen in" den handel, zooals
Donkerroode Bleekblad, Bovengrondsche Non plus
ultra en de halflange Granaat e.a. Van de ronde is de
Egyptische Ronde nog steeds de meest geteelde.
De een geeft de voorkeur aan de teelt van een forsche
biet, de ander aan een biet, zooals de Non plu$ ultra
met rood blad en donkerrood vleesch; vooral als ze bij
bewaring in den vóórwinter aan den kop met ietwat
rood blad uitloopen. hetgeen de verbruikers gaarne
zien.
Er zyn dan ook nog meerdere eigen selecties, waarbij
een of andere eigenschap meer tot uitdrukking komt
De roode biet wordt op verschillende wijze verbouwd
Voor wintergebruik kan men ze in Mei zaaien, of ook
iets eerder. De beste methode is de rechte biet op
rijen te zaaien op 30 k 35 cm. afstand tusschen de
rijen. In de rijen worden de opkomende plantjes gedund
tot op ongeveer 12 15 cm. afstand. Men bespaart
aldus zaad en het schoonhouden of wieden wordt er
door vereenvoudigd. Ook wordt de biet eenvoudigweg
breedwerpig gezaaid in MaartApril, vrij dicht. Ze
wordt niet wijd gedund om er in Augustus reeds de
dikste uit op te trekken en op te bossen.
Hiermede gaat men geregeld door tot in den herfst
De kleinere plantjes groeien op deze wijze ook uit
Toch zal in het boerenbedrijf de eerstgenoemde rijen-
teelt den beginner beter liggen, terwijl de aflevering
veel gemakkelijker wordt.
By het optrekken of oplichten van de biet, wordt deze
met een mes van de aarde ontdaan. Bost men ook in
den zomer, dan worden de bieten met het loof meestal
in bossen van drie stuks vereenigd. Voor bewaren in
den winter wordt het loof ei afgesneden. De bewaring
geschiedt in hoopjes op het land of in zand in kelders
en schuren. Drogen bieten toch uit, dan worden ze
spoedig vezelig en droog van binnen.
Het gebruik van ontsmet zaad is aan te bevelen, daar
de kans op wortelbrand, veroorzaakt door een schim
mel, dan gering is.
Van de verschillende tot nu toe besproken groenten
kan men ook eigen zaad winnen. Steeds kiest men
dan de beste planten daarvoor uit en voorkome krui
sing met ongewenschte aanverwante rassen. Hierover
kan men bij zijn consulent echter steeds nader advies
vragen, daar het ingaan op deze aangelegenheid buiten
den opzet dezer artikelen zou vallen.
Andere groenten.
Er zijn nog andere groenten, die voor het bedrijf i.e.
in aanmerking komen, zooals spinazie, pootuien, prei
en tomaten buiten, maar zij vragen reeds méér vak
kennis.
Spinazie eischt een zware bemesting als vóórgewas
en goed land, zooveel mogelijk onkruidvrij, daar dit
anders mede gesneden of gemaaid wordt. Het dient
vroeg gezaaid, b.v. Februari, wil men er tydig een
gewas als de roode biet op laten volgen, of we:
stam- of stokboonen
Men gebruikt voor spinazie van 53 kg. zaad per are
en veelal het ras Breedblad Scherpzaad zomer en
verder het wat later opkomende rondzaadras, zooals
Breedblad rondzaad laat doorschieten, vroeg Reuzen
blad e.a. Het rondzaad sch'.et minder vlug in het zaad
en wordt dunner gezaaid dan het scherpe zaad.
Over de najaarsteelt van spinazie kan hier beter niet
gesproken worden. Daardoor leent de andijvie zich wee»
beter, vooral de no. 6, die weinig schiet mits ook
goede jonge planten van 3 k 4 weken die zonder
stoornis worden opgekweekt, liever niet later dan half
Augustus worden uitgepoot op zwaar bemest land of
land, dat prima in den mest zit. Na vroege wortels,
koolrabi, spitskool en min of meer vroege aardappelen
kan men nog een goeden andijvie-oogst verkrijgen. Op
de lichte gronden zal aardappelgrond echter vaak te
„zuur" zijn, d.w.z. een te lagen zuurgraad bezitten, om
er goede andijvie op te telen. Wel kan mesten met
stalmest daaraan veel tegemoet komen.
Pootuien kunnen als plantjes uitgezet op het land,
gelijk dit voor spitskool en koolrabi is beschreven.
Men koopt ze van een zeer betrouwbaar leverancier
en zet ze uit op 12 X 25 cm. tusschen de rijen, in
Maart of begin April. De oogsttijd valt in Juli
Augustus.
Slagen uien op zandgrond in het algenieen niet best;
pootuien doen dit wel. Een goed ras js de Zwijndrecht-
sche gele pootui, die algemeen verbouwd wordt. Hierin
heeft men peervormige en platronde typen. Het is
een loonende cultuur, vooral indien deze nog door b.v.
andijvie gevolgd kan worden.
Voor de teelt van de eigen plantjes is het noodig
reeds einde Augustus te zaaien b.v. op bedden van 1
meter breedte. Men zaait dicht en gebruikt 1 kg. zaad
per are. Hiermede kan men l/7e deel van 1 ha. be
planten. Komen de plantjes goed op en blyven ze den
winter op de akkertjes goed over, dan verloopt de
teelt als aangegeven. Wenschelijk is echter dan op
de akkertjes rijshout te leggen als het hard vriest,
en om de scherpe Oost- en Noord-winden te keeren,
door aan die zijden ook wat rijshout rechtop langs
de akkers te plaatsen. Verder moeten de plantjes el
kaar beschutten door den dichten stand. Vallen er toch
een massa weg, dan moet men in Februari onder glas
nazaaien, zooals eerder beschreven voor vrijsterplan-
ten of anders bijkoopen.
Men oogst de eerste uien vroeg, trekt ze groen op en
verkoopt ze in bossen van 3 4 stuks. Zijn de uien
afgestorven en goed droog, dan verkoopt men ze per
50 kg. De opbrengst kan een 30.000 kg. per ha. be
dragen.
In het algemeen is het gewas gezond en lijdt veel
minder aan kwalen dan de gewone zaaiui. Prei kan
men in MaartApril ter plaatse in rijen en breedwer
pig zaaien, als voor de roode biet aangegeven. Mooier
winterprei krijgt men echter door ze als planten uit
te poten na vroege wortelen, aardappelen, spinazie of
vroege andijvie. Men zet de planten dan diep in den
grond op 12 X 25 cm. of iets wyder. Voor de planten
teelt zaait men dan vooraf op een zaaibed 150 gr.
zaad' per are waarmede 12 are land kan worden
bepoot, b.v. einde Junihalf Juli. Olifant en Winter-
-reus zijn goede rassen; het eerste is, wat vroeger dan
het laatste, dat een winterprei is. De prei wordt
schoongewassen, na uit den grond gelicht te zijn, en
in bossen van 3 4 st. gebonden en verkocht. Het
vroege ras is als regel geruimd, vóór de strenge
winter intreedt; het late ras, al naar den prijs, gelijk
tijdig daarmede of ook in den winter, als men het
risico wil nemen, de prei op het land laten. Prei kan
zeer lijden van de preivlieg en verdraagt geen verschea
mest.
Tomaten teelt mesn buiten met succes aan stokken
in hokken geplaatst, gelijk bij stokboonen is beschreven.
Alleen zijn de stokken niet langer dan 1% meter, die
gedeeltelijk in den grond komen te staan. Men zou
moeten uitgaan van planten, die men aankoopt, daar
de eigen teelt hier veel bezwaar zou opleveren, en
men toch prima planten moet hebben, wil men slagen.
De stokken worden op 45 50 cm. in het vierkant
geplaatst en daarna neemt men 60 cm. voor het pad.
Bovenaan worden de stokken, 4 aan 4, naar elkaar
toegebonden.
De planten poot men aan de buitenzijde van de stok
ken, wat het opbinden met touw vergemakkelijkt, ter
wijl het touw spaart. Eerst zet men de planten rond
15 Mei uit en daarna omstreeks 10 Juni de stokken,
zonder de planten te beschadigen. Groeien de planten
flink op, dan nypt men met duim en vinger de
scheutjes uit de oksels van het blad weg (dit heet
dieven) en nijpt ook de top .van de plant af, als er
4 goede vruchttrossen zijn gezet. Men moet niet te
strak binden; want de stengel wordt dik. Het gewicht
van de trossen is zwaar en zopdoende moet vooral het
eerste en tweede touwtje goed zijn; het derde kan
van minder kwaliteit zijn.
Zijn de vruchten rood, dan wordt geoogst. Dit gaat
regelmatig door tot in den herfst, al naar het weer.
De vruchten moeten gesorteerd worden in verschillen
de kwaliteiten volgens voorschrift van de veiling.
De tomaat lijdt veel van de aardappelziekte en moet
daarom een paar maal bespoten worden met Bor-
deauxsche pap, terwijl de stokken liefst telken jare
ontsmet moeten worden met formaline, daar zy eenige
jaren mede kunnen gaan.
Het is een mooie cultuur, die echter groote toewijding
vraagt, maar dan ook loont. Ze vraagt een zware be
mesting met stalmest en wat kalksalpeter in het begin
van den groei.
Goede soorten voor buiten zijn: Market King Kwee-
kerstrots, Vahle Leader e.a., die ook wel in de koude
kas gekweekt worden, zooals Radio.
Ik zou door kunnen gaan met de teelt van knolselderij
e.a. groenten, maar de laatste vijf gewassen heb ik
slechts kortelings behandeld, omdat ze niet in de
eerste plaats in aanmerking komen! Zoo licht leidt dit
tot mislukking, zaad verknoeien en teleurstelling. Maar
voor enkelen kan er reden zijn ook deze teelten te
overwegen b.v. voor iemand met veel stokken in de
bossen in zijn directe omgeving kan de tomatenteelt
bijzondere beteekenis hebben, zoowel als de stokboo-
nenteelt, terwijl voor een ander met een mooi vochtig
humusrijk stuk grond, de teelt van bladgewassen als
spinazie, prei, andijvie e.d. en ook van pootuien aan
trekkingskracht kan hebben.
Vóór alles schatte men echter eigen vakkennis en
[^E aardappelteelt kan slechts dan van beteekenis
zijn voor den tuinder, als hij in staat is door bijzondere
cultuur-zorgen met een extra vroeg product aan de
markt te komen. Kan hij dat niet, dan doet hij
beter deze weinig intensieve teelt over te laten aan
den landbouwer.
Een der methoden, waardoor hij zich een geweldigen
voorsprong verschaft boven den landbouwer, is het
uitplanten van poters, die al een flinken uitlooper
hebben gevormd, en om nu de aardappels zoover te
krygen, moet hij al vroeg in den tijd zijn maatre
gelen nemen.
Gewoonlyk begint nij daarmee al in het najaar. Dan
geeft hij zijn pootgoed een onderdompeling in een
jplossing van aretan of een sublimaat-bad met de
bedoeling om het te zuiveren van alle lakschurft-
kiemen, zoodat hij zeker is, d^t het pootgoed, dat
hy wil laten spruiten, niet met de Rhizoctonia besmet
is en dus zyn extra zorgen niet te schande maakt.
De ontsmette poters worden dan gelegd in de be
kende pootjesbakjes, die in groote stapels op elkaar
worden gezet. De houten pootjes dezer kistjes zorgen
er voor. dat er tusschen de aardappels voldoende tus
schen ruimten blijven, waardoor het licht naar bin
nen kan vallen. Aldus staan de aardappels nooit ge
heel in het donker; daardoor worden, zooals bekend,
de spruiten lang en slap en dat moet zooveel
mogelijk worden vermeden.
Het gevaar van lange slappe spruiten doet zich ook
voor, wanneer de aardappels te vroeg beginnen met
het kiemen. Daarom wordten de poters liefst tot mid
den Januari in een koele luchtige ruimte bewaard.
Als er zich voordien slappe scheuten hebben gevormd,
waarvan men niet veel heil verwacht, dan worden deze
er af gebroken. Na het afspruiten vormen zich van zelf
weer nieuwe kiemen, en meestal in grooter aantal
dan voorheen. Toch heeft het afspruiten der te vroeg
gekiemde poters zijn bezwaren: het leidt onvermijde
lijk tot verlies van vocht. De knol heeft maar een
beperkte hoeveelheid levenssappen in zich en wordt
het verlies te groot, dan kan dat leiden tot een alge-
heele verzwakking van den poter en dientengevolge
tot de vorming van de bekende onderzeeërs.
Daarbij komt, dat, naar de ervaring heeft geleerd,
een klein aantal spruiten knollen levert, wel klein
in aantal, maar groot van stuk, en bovendien nog
spoedig rijp. Dat wil dus zeggen, een vroege opbrengst
van consumptie-aardappelen met weinig kriel er tus
schen. Poters met veel uitloopers leveren wel meer
knollen, maar ze zijn kleiner van stuk en niet zoo
vroeg rijp.
Om deze redenen moeten wij het vermijden, de poters
meer dan een keer af te spruiten. Bij vroeggerooide
poters van de minder sterke soorten, heeft het zelfs
zin om door bijzondere voorzorgen naar het behoud
van de eerste kiemen te streven. Deze zwakke poters
houdt men daartoe zooveel mogelijk in het licht; er
ontstaan- dan sterke groene spruiten, zoogenaamde
lichtkiemen, die een stootje kunnen verdragen.
In ieder opicht moet onze zorg er op gericht zijn,
poters te telen met een korte, stevige, dikke spruit.
Met dat doel voor oogen laten we de temperatuur
van 60 k 65 gr. F., die wij in het begin van de
spruitingsperiode geven, na verloop van enkele weken
tot 50 gr. F. dalen. Een te hooge temperatuur ver
oorzaakt de vorming van te lange en te slappe sprui
ten. Daartoe is het ook noodig, dat de pootjes bak
ken regelmatig worden omgezet. Wat onder is en
wellicht wat donker heeft gestaan, cïat halen we
naar boven, en dat gebeurt niet een keer, maar tel
kens. Het is eigenlijk een der voornaamste zorgen
in deze maanden. Een keer in de twee weken kunnen
de bakjes worden omgezet, zoodat tenslotte alle