Vezelgewassen in dezen tijd De voeding van ons vee in dezen winter De grasdrogerijen in 1942 VRIJDAG 29 JANUARI 1943 DE LANDSTAND PAG. 8 N „Aus dem Reichsnahrstand" wijdt Dr. Ernst Schneider een artikel aan beschouwingen over de tegen woordige vezelkuituur en bepaalt zich daarbij hoofd zakelijk tot de voor ons klimaat het meest belangrijke gewassen als vlas en hennep. We ontleenen aan dit artikel het volgende: De Duitsche vezelcultuur was mèt de teelt van olie zaden en de schapenfokkerij, aan de liberalen land bouw- en handelspolitiek ten offer gevallen. Omdat ten onzent overeenkomstige toestanden heerschten, willen wij in 't kort nagaan wat hiervan de gevolgen waren en wat de Duitsche regeering hiertegen gedaan heeft De vlascultuur omvatte in 1873 nog meer dan 130.000 ha en die van hennep 20.000 ha. Deze getallen liepen terug tot resp 4900 en 200 ha De oorzaken dezer terug gang waren voornamelijk de onjuiste prijspolitiek der regeering en de onbeperkte invoer van grondstoffen voor de textielindustrie uit alle landen der wereld Slechts enkele onbekende boeren hielden uit traditie en liefde voor de planten aan de oude teelt vast Gelijk alle andere gebieden der cultuur volgde ook hier in 1933 een grondige ommekeer. Reeds de eerste slag woorden voor de eerste productieslagen drongen aan op uitbreiding der vezelcultuur. Allereerst werd gezorgd voor een beteren prijs: verder werd afname en de ver werking zeker gesteld. De uitbreiding der teelt stuitte echtei op velerlei moei lijkhecien. Zoo hadden de meeste landbouwers natuur- lyk geen ervaringen met de oude en nieuwe teelt, zoo dat mislukking nogal eens voorkwam. Ook de afname werkte niet altijd onmiddellijk volmaakt. Nadat echter een geheel nieuwe industrie was opge bouwd en voldoende ervaringen waren opgedaan, steeg de bebouwde oppervlakte verbazingwekkend. De vlas cultuur vertienvoudigde, de hennepteelt verzestigvou- digde zelfs. Ongetwyfeld zou de teelt van vezeiplanten in de laatste jaren voor den oorlog nog veel meer uitgebreid zijn. wanneer üiet het gebrek aan arbeidskrachten in den landbouw steeds ernstiger ware geworden. Daar vlas een plant is, die veel arbeid eischt, vooral in den oogst, moest het tekort aan arbeidskrachten sterk remmend werken op de uitbreiding der teelt. Echter is ook hiei de oplossing gevonden door de uitvinding der vlastrek- machine, die kort voor het uitbreken van den oorlog in gebruik genomen werd. Deze opent nieuwe moge lijkheden voor de vlasteelt. Met het uitbreken van den oorlog steeg ook de be hoefte aan textielgoederen, met name aan linnen. Oin deze behoefte te kunnen dekken moest de verbouw nog maals aanmerkelijk uitgebreid worden. Als eisch werd gesteld, dat 100.000 ha vlas en 30.000 ha hennep zouden worden verbouwd. Dit getal is voor vlas in 't afgeloopen jaar inderdaad ook bereikt; by hennep helaas nog niet geheel. Ook in 1943 moeten weer 100.000 ha vlas en 30.000 ha hennep worden verbouwd. Ofschoon In de be zette Oostelijke gebieden, vooral In het midden en Oosten veel vlas verbouwd wordt, blijft, evenals by alle andere gewassen, datgene wat in het Rijk wordt verbouwd, de grondslag van alles. Om de teelt nog verder aan te moedigen zijn reeds voor enkele jaren nog andere maatregelen genomen; men heeft den teler bepaalde voordeelen geschonken. Zoo heeft de teler van vlas bepaalde rechten op de levering van linnengoed boven den boer die dit gewas niet verbouwt. Bovendien krijgt hii voor het geleverde zaad lijnzaadkoeken terug. Wat dit voor den melkvee houdenden boei in dezen tijd beteekent laat zich den ken! Ten slotte heeft men voor enkele weken bepaald, dat de levering van linnengoed, die bij contract vast gelegd wordt, voortaan met 50% verhoogd wordt Tot nogtoe werd voor 500 kg afgeleverd vlas een bon ver strekt voor linnengoed ter waarde van R.M. 5. Thans krijgt men een bon voor R.M. 7,5. Dit alles nog boven hetgeen men op zyn textielkaart kan krijgen. En dan is daar nog de levering van spijsolie aan den teler, ook alweer boven hetgeen men op zijn vetkaart krygen kan. Nadat de prijs voor vezeiplanten voorjaar 1942 nog maals met R.M. 2 per 100 kg is verhoogd, is de ver bouw zeer zeker loonend en komt in geldelijke opbrengst overeen met die van suikerbieten. Men moet deze teelt echter niet opvatten als eene, die men wel op een of andere, voor andere gewassen onbruikbaar stuk grond kan opzetten. Beide teelten geven dan alleen goede resultaten, wanneer er ook werkelijk de noodige aan dacht aan wordt besteed. 4 Volgens de Duitsche ervaringen moet de hennep vooral op laagveengronden groeien, mits niet al te nat in den zomer. Dit opent ook voor ons land goede vooruitzich ten, vooral voor die streken, die door hun lage ligging anders niet voor scheuren in aanmerking komen. Welis waar heeft men ook ten onzent weinig ervaring met de teelt, doch dat is toch geen onoverkomelijk bezwaar: dat had men met de teelt van korrelmais ook niet en des ondanks is deze er gekomen. Door den inzet van vlastrekraachines en hennepbinders zijn de zoo zeer gevreesde oogstmoeilykheden voor het grootste deel overwonnen. De eerste vlastrekmachines hadden slechts een geringe breedte, zoodat de eerste prestaties niet al te groot waren. De laatste machines hebben echter een behoorlijke werkbreedte, zoodat in vakkringen de oogstmoeilykheden als grootendeels over wonnen worden beschouwd. De vlasteelt staat trouwens ook ten onzent In het middelpunt der belangstelling. Hoe de teelt van hennep zich verder ontwikkelen zal dient te worden afgewacht. Van dit gewas is in ons land nog maar weinig bekend. et ligt voor de hand, dat er heden ten dage belangstelling bestaat voor procédé's, waardoor het ontbreken van krachtvoer in zekere mate kan worden gecompenseerd. Wy meenen daarom goed te doen hier het een en ander naa. voren te brengen uit een verslag van de bedrijfsresultaten der bij de V.C.G. aangesloten grasdrogerijen over seizoen 1942. Hoewel de onvoldoende grasgroei in den voorzomer bewerkte, dat verschillende drogerijen tijdelijk moesten worden stilgelegd, kon er uiteindelijk toch een flinke hoeveelheid gras verwerkt worden. Een en ander vooral dank zij het voor den grasgroei gunstige na zomer-weer. De totale jaarproductie der 30 bij de V.C.G. aangesloten installaties bedroeg in 1942 ruim 7.970 ton gedroogd product, d.w.z. gemiddeld per instal latie ruim 265 ton. Ter vergelijking zij hier vermeld, dat er in 1941 efen hoeveelheid van ruim 5.957 ton werd verkregen door 31 installaties. Dit beteekent dus van 1941 op 1942 een stijging van de productie met ca. 34 zeer zeker een bevredigend resultaat. Opval lend is overigens, hoe sterk de verwerkte hoeveelheden per installatie uiteen kunnen loopen. De hoogste presta tie leverde de drogei te Loënga met 413 ton gedroogd product, waartegenover Blankenham staat met slechts 201 ton. Ter verklaring der geconstateerde verschillen worden in het verslag genoemd het uiteenloopend totaal aantal draaiuren en de verschillende uurcapaciteit. Het aantal draaiuren varieert afhankelijk van den duur van de draaiperiode, van de meer of mindere regelmaat bij den aanvoer en van de bedrijfszekerheid der instal latie. De cijfers voor het brandstoffenverbruik blijken even eens vrij sterk te wisselen. De droger met de hoogste droogprestatie, n.l. die te Loënga, komt bij het brand stoffenverbruik eveneens bovenaan en wel met een cijfer van 82,5 kg. per uur. Het laagste brandstoffen- verbruik vermeldt de installatie te Oudeschoot, n.l. ^^NDER dezen titel schrijft Dr. J. Grashuis in het mededeelingenblad van het Centraal Bureau zijn be schouwingen over dit voor iederen veehouder in dezen tijd zoo moeilijke probleem. Vooral de kleine kippenhouders met hun 10 tot 15 kippen hebben het niet gemakkelijk, omdat er voor deze dieren geen toewijzing is. Gewoonlijk wordt ge zegd, dat deze kippen „van afval" leven, doch dit ant woord bevredigt schryver niet. Want er is in dezen tijd niet veel ..afval" ep waar deze dieren gewoonlijk losloopen, daar hebben zij in de eerste plaats behoefte aan graan. Wanneer wij aannemen dat de kippen niet clandestien" eten, blijven er slechts enkele mogelijk heden open, o.a. de havertoewijzing voor paarden. In tijden dat niet veel arbeid van de paarden gevergd wordt, is dit inderdaad de beste oplossing, omdat men altijd een deel van het haverrantsoen voor paarden kan vervangen door bieten, wortelen, suikerbietenkoppen, voeraardappelen e.d. Wanneer de paarden de haver werkelijk noodig hebben, zou men den voorraad korrel mais kunnen aanspreken. Verder zou een toewyzing gedroogde garnalen voor vele kippenhouders een uit komst zyn. Gelijk bekend, ontvangen de mestvarkens alleen een toewijzing van kernvoeder; deze heeft niet veel te be- teekenen, omdat zij alleen gegeven wordt voor dieren van 3040 kg. levend gewicht. De mestvarkens worden op 40 kg. l.g. geslacht, tenzij een mestcontract Is afge sloten. Hiervoor wordt dan 20C kg. grintzemelen en bruineboonenpiksel beschikbaar gesteld. Tevens fnag men dan een varken voor huissiachting aanhouden, doch dit moet dan weer leven van het bekende afval. Nu kan men met weinig moeite wel voeder voor deze dieren verzamelen, b.v. aardappelschillen, eikels, kastanjes, gestoomde aardappelen, voederbieten 18% e.d. en hier moet steeds weer op worden aangedrongen, maar met deze voedermiddelen alleen zijn toch geen varkens vet te mesten. Dit dient dus te worden aan gevuld met het kern voeder. Dit bestaat thans uit 60% 55,2 kg. per uur. In dit verband zij erop gewezen, dat het totale brandstoffenverbruik der drogers niet gering is: over 1942 verbruikten de 30 werkende installaties te zamen 4.429 ton brandstof. In het verslag wordt de opmerking gemaakt, dat er ten. aanzien van het brandstoffenverbruik nog heel wat te verbeteren valt. Een economischer1 verbruik in dit opzicht zal niet slechts brandstoftechnisch van waarde zijn, doch zal uiteraard tevens de droogkosten in gunstigen zin be ïnvloeden. Zeer belangryk voor de beantwoording van de vraag in hoeverre het grasdrogen aan de verwachtingen heeft beantwoord, is de kwaliteit van het verkregen eind product. Een gehalte van 20 en meer ruw eiwit in de droge stof geeft aanleiding tot tevredenheid, waar tegenover een ruweiwitgehalte lager dan 16 onvol doende is. Een byzonder gunstig figuur maakt in dit opzicht de drogerij te Akmarijp, waar slechts 7 der onderzochte monsters een eiwitgehalte beneden 16 had. Hiertegen steken scherp af de drogers te Oldeber- koop en te Roden, alwaar resp. 49 en 42 der onderzochte monsters bovengenoemd onvoldoend ge halte bleek te bezitten. De binnengekomen monsters met een lage analyse zfln in hoofdzaak genomen in het laatst van Juni en Juli. Ook in voorgaande jaren daalde het gehalte omstreeks dezen tijd niet onaan zienlijk; het schijnt, dat er vrijwel iedere droogcam- pagne gerekend moet worden met een periode waarin niet beschikt kan worden over een hoogwaardig pro- duet. Ook de kwaliteit van den grond, de beschikbare watervoorraad en de samenstelling van de gr&smat oefenen uiteraard hun invloed uit. Voor de grasdrogende boeren blijft het zaak om door vroegtijdig maaien te streven naar een eiwitrijk pro duct, hetwelk krachtvoer kan vervangen. In het verslag wordt berekend, dat 2 kg. droog gras van gemiddelde samenstelling in voederwaarde ongeveer overeenkomt met 1 kg. hooi van gemiddelde Samenstelling kg. goed krachtvoer. Voor den afzonderlijken boer wisselt de vervangingswaarde vafi zijn gedroogd gras uiteraard naar het gehalte van zijn partij. De exploitatiekosten der grasdrogeryen zyn in het byzonder tegenwoordig, niet gering. De financieele gegevens over 1942 zyn nog in bewerking, de ver- wachting wordt echter uitgesproken, dat de droog kosten voor het meërendeel der bedrijven niet hooger zullen komen dan 6.per 100 kg. droog product. Ook bij deze kosten is de animo voor het gedroogd gras bij de betrokken boeren thans groot; de gebrui kers blijken over de rentabiliteitsvraag gunstige ver wachtingen te hebben. Hoe deze rentabiliteitsvraag overigens op den duur ook zal worden beantwoord, een feit is dat de beschikking over een zekere hoeveelheid gedroogd gras, naast voldoende hooi en kuil, den boer thans in staat stelt tot de samenstelling van een doelmatiger winterrantsoen. dierlijk eiwit, 22*£% grintzemelen, 7*4% meel van ge droogd gras of lucerne en 10% mineralen. Het is dus niet anders dan eiwit, vitaminen en mineralen en uiter mate geschikt om ons eigen voer aan te vullen. Zoo doende kan men inderdaad tot een zwaar gewicht mes ten, doch erg langzaam. Ook het voederverbruik per kg. gewichtstoename is dan hoog. De beste resultaten kan men bereiken, als men een deel van het rantsoen uit granen kan laten bestaan, b.v. kg. per dier per dag. Zij die geen kippen houden kunnen dit bereiken door den verbouw van korrelmais. De minste moeite heeft men dus met varkens waarvoor een mestcontract is aangegaan, omdat deze wel vet zijn te krijgen met grintzemelvoer en de voedermiddelen uit eigen bedrijf. Graan kan natuurlijk ook vervangen wor den door graanafval. Voor de zeugen acht Dr. Grashuis het grintzemelvoer eveneens voldoende, mits aangevuld met ruw voeder en wei of ondermelk. Ook raadt schrijver aan gebruik te maken van Finsch kuilvoeder, b.v. in de laatste maand der drachtigheid, wanneer geen gras of vitaminenrijk groenvoeder ter beschikking staat. Schapen. De voeding der schapen geeft nog de minste moeilijk heden. Wanneer geen ziekten optreden, kan men deze best zonder krachtvoer door den winter heen krijgen. Een goed voer is b.v. kanthooi, dat in den zomer ver zameld kan worden. Ook erwten- of boonenstroo is goed. Een^maand voor het lammeren moet men echter krachtiger gaan voeren, wil men sterke lammeren en een voldoende melkontwikkeling hebben. In plaats van *4 kg. krachtvoer kan men kg. gedroogd gras geven; ook kuilvoer, wortelen, voederbieten of koolrapen zyn geschikt. Mineralentoevoer is dan echter noodig en ook de vitamine A dient niet vergeten te worden. Een en ander hangt natuurlijk ook af van de weide. De geitenhouders hebben meer moeilijkheden. Het beste is den werptyd naar April of Mei te verschuiven; dit is ook beter voor de lammeren. In den winter kan men volstaan met goed hoöi- en knol- en wortelgewassen te

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1943 | | pagina 8