Het Nieuws
van den Dag
Het verband tussehen aantal en gewicht
der eieren
Europeesche roggeteelt
De(ourant
Officieele mededeelingen
Officieele Landbouw-
mededeelingfen
VRIJDAG 5 FEBRUARI 1913
DE LANDSTAND
PAG. 10
Hooge 'prijzen in bijna
alle lafiden
In de jaren 1932'36 is op het vasteland van Europa,
zonder de Sovjet-Unie, 23,4 millioen ton rogge gepro
duceerd, in 1938'39 gemiddeld 25,6 millioen ton. Deze
eigen productie werd slechts door een kleinen invoer
aangevuld, welke in de jaren 1932'36 gemiddeld 0,26
millioen en in 1938'39 gemiddeld 0.34 millioen ton
bedroeg, zoodat de zelfvoorziening van Europa op dit
gebied op 99 pet. kon worden berekend. Naar Wirt-
schaft und Statistiek vaststelt, kan de zelfvoorziening
van Europé., voor wat betreft rogge, practisch als ver
zekerd worden beschouwd. Dit neemt niet weg dat ver
schillende Europeesche landen streefden naaf een ver
dere productieverhooging. In Portugal,Zweden, Italië
en Slowakije werden algemeen, in Zwitserland voor
de hooger gelegen teeltgebieden en in Hongarije bij uit
breiding van het areaal premies betaald. In Bulgarije
werd aan bepaalde boeren ter verbetering van de' bin-
nenlandsche soorten, geselecteerde zaairogge tegen
goedkoope prijzen verstrekt. De voornaamste rogge-
gebieden van Europa worden gevormd door het Noord
en Oost-Europeesche laagland. Behalve de Sovjet-
Unie zijn de belangrijkste rogge verbouwende landen
Duitschland, het Protectoraat, het Generaal Gouverne
ment, de Baltische landen, Finland, Nederland en Bul
garije. In verband met de tijdens den oorlog gestegen
productiekosten, werden de roggeprijzen overal ver
hoogd. De prijsveranderingen in den tijd van Augustus
1939 tot Septembef 1942 vertoonen echter, bij omreke-
ning in RM een zeer verschillend beeld. In Estland
b.v. waar de roggeprijs vóór den oorlog met RM 11,25
per 100 kg. aanzienlijk hooger was dan in Letland
(RM 9,15, Polen (RM 6,45) en Litauen (RM 2,81), be-
teekent de door den Rijkscommissaris voor het Oost-
land vastgestelde roggeprijs van RM 9,50 per 100 kg.,
ten opzichte van Augustus 1939, een daling van 16
pet. Terwijl deze vastgestelde prijs voor Letland een
prijsverhooging beteekent van 4 pet., is dit nog in veel
sterker mate het geval voor Litauen (238 pet.), welk
land voor den oorlog een opvallend lagen roggeprijs
had. Het Generaal Gouvernement, dat evenals Litauen
een belangrijk overschotgebied is, zag zijn prijs met
116 pet. tot RM 14 per 100 kg. verhoogd. In Duitsch
land stegen de roggeprijzen met ongeveer 10 pet., in
het Protectoraat met ruim 20 pet., in Bulgarije met
meer dan 60 pet., in Finland met ruim 70 pet en in
Nederland met bijna 90 pet. Met uitzondering van
Portugal, waar de roggeprijs amper veranderd is, is
in landen met een min of meer uitgebreide roggeteelt
meestal een belangrijke prijsstijging te constateeren.
In Zuid-Oost-Europa zijn de prijzen met uitzondering
van Slowakije 23 pet.) en Hongarije 93 pet.)
met ruim het dubbele, in Turkije en Griekenland tot
meer dan het drievoud en in Roemenië tot meer dan
het viervoud gestegen. Ook in Frankrijk, Zwitserland
en Denemarken zijn de prijzen meer dan tweemaal zoo
hoog.Minder sterke prijsstijgingen kwamen voor in
Spanje, Italië, Noorwegen en Zweden. In de meeste
Europeesche landen gelden vaste prijzen voor de pro
ducenten, in de meeste gevallen verhoogd met sei
zoen- of productiepremies. In Finland wordt niet inge
leverde rogge in beslag genomen tegen een prijs, welke
25 FM per 100 kg. lager is dan de vastgestelde prijs.
Omgekeerd wordt een prijstoeslag van 25 FM verleend
voor alle partijen rogge, welke boven het verplichte
quotum worden ingeleverd. In enkele landen worden
ook toeslagen voor berging en transportpremies be
taald.
Pluimveeteelt
„Menigeen staart zich blind op een groot aantal eieren
en let minder op de grootte, anderen doen weer om
gekeerd en men vergeet daarbjj, dat tussehen aantal
en grootte een zeker evenwicht bestaat, dat verbroken
wordt zoodra een van die twee dingen te veel wordt
belast".
Dat waren de inleidende woorden van een in 1917 in
het orgaan der toenmalige V.P.N. door mij geschreven
artikel. Ook toen hadden wij 3 jaren oorlog in Europa
achter den rug en was onze pluimveestapel eveneens
ingekrompen en wel tot minder dan 10 procent van den
tegenwoordigen omvang en het voer dat men kreeg toe
gewezen was ojeer dop en afval dan dat het op den
naam van voeder aanspraak mocht maken. Maar dat
nam niet weg, dat we ook toen aan een wederopbouw
moesten denken en we ons dus gereed hadden te maken.
Ook was er in dien tijd heel wat meer werk te ver
richten dan thans het gevaf is. Valnestcontröle was
slechts aan zéét enkelen en dan nog maar alleen bij
name bekend. In dien trjd maakte ik een stevige propa
ganda voor het invoeren van het legwedstrijdsysteem
in ons land, omdat ik daar het middel in zag om onze
pluimveehouderij op een hooger plan te brengen. De
huisvesting was zeer onvoldoende, de voeding eveneens
maar zoo, zoo. Het aantal eieren kon beduidend worden
opgevoerd, dit was althans mijn overtuiging, welke
later volkomen juist bleek te zjjn en als men nu naar
zoo'n legwedstrijd zijn beste dieren zond, die daar wél
behoorlijk gehuisvest en verzorgd zouden worden, dan
kon het naar mijn meening niet uitblijven, of daar
moest een opvoedende kracht van uit gaan, vandaar
mijn toenmalig propagandistisch werk in deze.
Echter zat er ook nog een andere zijde aan vast en
wel deze, dat men door die publicaties een schat van
gegevens tot zijn beschikking verkreeg, waarmede we
ons voordeel zouden .kunnen doen en om dat duidelijk
te maken, publiceerde ik een artikel naar aanleiding
van een jaarverslag van de Harper-Adams legwedstrij.
den, den best ingerichten Engelschen legwedstrijd van
die dagen, waarin tal van overtuigend cijfermateriaal.
In den loop der jaren ben ik dat cijfermateriaal blijven
bijhouden, hetgeen des te gemakkelijker viel, doordat
ik er in vrij korten tijd in was geslaagd ook in ons
land het legwedstrijdsysteem ingang te doen vinden,
waar het zjjn baanbrekend werk inderdaad heeft kun
nen verrichten en nagenoeg automatisch ook weer kon
verdwijnen, toen het gestelde doel was bereikt, namelijk
den pluimveehouders duidelijk maken, hoe ver men met
de eierproductie kon komen.
En thans ligt er een zeer uitgebreid cijfermateriaal
voor me, waarin ik me al eenige uren heb zitten ver.
diepen, met het resultaat, dat ik geen moed heb het
ter publicatie op te zenden, aangezien het veel te veel
ruimte zou vragen.
Ik wil me dan ook alleen tot deze uiteindelijke con
clusie bepalen, dat er in het algemeen gesproken
een vast verband bestaat tussehen het aantal eieren,
dat door een bepaalde hen wordt gelegd en het gewicht
1
(Ingezonden mededeeling)
rechtspraak verhoogde deze straf in hooger beroep tot
1000.—.
Te Wijk en Aalburg (N.B.) kon een boterhandelaar b(J
controle, de bonnen en andere bescheiden, betrekking heb
bende op een groote hoeveelheid boter, niet toonen, zoodat
het vermoeden rees, dat de man gedurende geruimen tijH
boter had afgeleverd zonder bonnen e.d. daarvoor in ont
vangst te nemen. H(j had bovendien getracht, door- het
boeken van onjuiste gegevens, zijn bonnentekorten te
camoufleeren. Deze feiten kostten hem een boete van
1000.De tuchtrechter te Alkmaar veroordeelde een
landbouwer te Nieuw-Vennep, gem. Haarlemmermeer, tot
1000.boete, daar de man een hoeveelheid op zijn land
geteelde tarwe, in strijd met zyn verplichtingen, niet ter
beschikking van de P.I.C.A. had gesteld. Bovendien had
de man, zonder ontheffing van de betreffende verbods
bepalingen, tarwe en aardappelen afgeleverd. In hooger
beroep verhoogde het Centraal College voor de Tucht
rechtspraak de boete tot 1500.
per ei. De ondervinding heeft voorts geleerd, dat beide
dingen zijn op te voeren, totdat men de uiterste grens
daarvan heeft; bereikt, hetwelk voor elk dier afzonder
lijk kan zijn en welke grens alleen door de practijk
kan worden aangegeven. Het kan ook zóó worden ge
zegd, dat een hen onder bepaalde omstandigheden een
bepaald aantal kilogrammen eieren per jaar kan leg
gen. Dat bepaalde aantal kilogrammen kan over een
groot of een kleiner aantal eieren worden verdeeld.
Stel dus het geval, dat een hen 10 kilo's eieren per jaar
kan leggen, dan kan ze dit doen door 172 eieren van 58
gram te geven of 166 eieren van 60 gram. Hoe hooger
dus het aantal eieren, hoe meer kans op een lager
eigewicht.
Wanneer er iemand mocht zijn, die me kwam ver
tellen, dat er ook uitzonderingen op dien regel zijn, dan
geef ik hem bij voorbaat gelijk, want ook dit wordt
door het mij ter beschikking staande cijfermateriaal
uitgewezen. Echter neemt dit niet weg, dat de alge-
meene regel zijn bestaansrecht door en in de praktijk
voldoende heeft bewezen en die uitzonderingen daar
feitelijk bevestigingen van zijn. HOLSTEYN.
Opgaveplicht gebruikte botervaatjes
Blijkens een publicatie in de Staatscourant van 26-l-'43
moet ieder:
1. in wiens bedrijf gebruikte botervaatjes, al dan niet in
den vorm van waaiers, beschikbaar komen
2. die gebruikte botervaatjes, al dan niet in den vorm
van waaiers, verhandelt
3. die gebruikte botervaatjes, al dan niet in den vorm
van waaiers, opkuipt tot pen nieuw verpakkingsmiddel;
4. die van gebruikte botervaatjes, al dan niet in den vorm
van waaiers, andere producten vervaardigt;
5. die opgekuipte, gebruikte botervaatjes als verpakkings
middel voor zijn product(en) bezigt,
nadere gegevens daaromtrent verstrekken op formulieren
welke bij het Rijksbureau voor Hout, Driekoningenstraat
4, Amsterdam C, verkrijgbaar zyn. Bij het aanvragen van
de formulieren dient men op te geven tot welke van de
hierboven vermelde categorieën men behoort. De eerste
opgave moet geschieden naar den toestand op 27 Januari
1943 en dient uiterlijk op 6 Februari 1943 in het bezit te
zijn van het Rijksbureau voor Hout te Amsterdam.
Veeboekje voor schapenhouders
Met de inwerkingtreding van de Veeregistratieverorde-
ning 1942 is het houden van schapen slechts dan geoor
loofd, indien de houder in het bezit is van een veeboekje.
Dengenen, die thans één of meer schapen houden en niet
een veeboekje bezitten, wordt in hun eigen belang aan
geraden, dit uiterlijk 3 Februari 1943 ter. kennis tè bren
gen van den Provincialen Voedselcommi3saris voor da
provincie, waar hun bedrijf is gevestigd. De Provinciale
Voedselcommissaris draagt zorg, dat de betrokkenen, die
daarop aanspraak kunnen doen gelden, in het bezit van
een veeboekje worden gesteld. Bij verzuim een en ander
tijdig te doen, kan geen uitreiking plaats vinden en is
de betrokkene in overtreding met alle gevolgen van dien.
Men wende zich dus onverwijld tot den Provincialen
Voedselcommissaris.
De tuchtrechter straft
Wederom hebben eenige landbouwers en veehouders er
varen, dat met de overheidsvoorschriften ten behoeve van
onze voedselvoorziening niet gespot kan worden. Voor
de tuchtrechters hebben zich weèr eenige overtreders te
verantwoorden gehad. Twee landbouwers, te Helmond en
Achtmaal (gem. Zundert), kregen 2500.— boete, daar zij
in strijd met de voorschriften niet alle op hun bedryf
gewonnen en daarvoor in aanmerking komend© melk aan
een melkverwerkend of standaardisatiebedrijf hadden
geleverd. Voor hetzelfde feit werd een landbouwer, tevens
melksiyter, te Nieuwkuyck, gem. Vlijmen, tot 1000.
boete veroordeeld.
Een veehouder te Delft, die niet alle melk had afgeleverd
en bovendien yolle melk aan zijn varkens had gevoederd,
kreeg van den tuchtrechter te 's-Gravenhage >n boete
van 750.doch het Centraal College voor de Tucht-
Weest ook zuinig met de kolen-
voorraden, die U niet ziet!
Nu reeds zoo vaak op de noodzakelijkheid is gewezen,
dat verspilling van gas en electriciteit tot eiken prijs
moet worden voorkomen, zal wel algemeen de overtuiging
hebben postgevat, dat tegen onnoodig verbruik van deze
beide energievormen met evenveel kracht moet worden
gewaakt als tegen verspilling van grondstoffen. De moei
lijkheid is echter, dat de gevolgen van het verbruik van
gas en electriciteit niet dagelijks zichtbaar kunnen wor
den gemaakt. Indien grondstoffen of materialen in een
bedryf worden verbruikt, worden zij afeenomen van een
zichtbaren voorraad en als bijvoorbeeld voor een centrale
verwarming in een fabrieks- of kantoorgebouw dagelijks
van een voorraad kolen wordt verbruikt, dan slinkt die
zichtbare voorraad, al is het niet direct na één dag
te bemerken.
Geheel anders is het bi) het gebruik van de beide ver
edelde energie-vormengas en electriciteit. Hier is geen
sprake van een afnemen van een voor den verbruiker
zichtbaren voorraad. Elke arbeider dient er echter toch
van doordrongen te zijn, dat, als hij een gasoven een uur
te vroeg aansteekt, of een electromotor onbelast laat
loopen, het bedrijf voor alle consequenties kan worden
geplaatst, welke verbonden zijn aan een overschrijding
van het toegestane rantsoeti, terwijl h\j van de gemeen
schap onnoodig kolen opgeslagen bij gasfabriek of
electrlsche centrale verbruikt.
•Van overheidswege zijn strafbepalingen tegen overschrij
ding van de toegestane rantsoenen in het leven geroepen*
Degenen, die aan een bedrijf zyn verbonden, gullen moe
ten medewerken, dit bedrijf voor boete of afsluiting te
behoeden. Het algemeen belang, zoowel als hun eigen
belang is er mede gemoeid. Het is de taak van den ener
gie-controleur iedereen hiervan te doordringen. Op welke
wijze dit geschiedt, z&\ van velerlei factoren afhangen,
maar in elk geval moet uiteindelijk de' energie-
controleur de bevoegdheid hebben deze medewerking, zoo
noodig af te dwingen.
Scheurplicht oogst 1943
Zij, wien scheurplicht is opgelegd, hebben allen een dub
bele briefkaart ontvangen met de mededeeling, dat zij,
onmiddellijk na het scheuren, hiervan bericht moeten
doen. Bedoelde kaarten zyn wegens het niet voorradig
zyn van het daarvoor benoodigde karton, te laat in het
bezit van de telers gekomen. Het is vooral daarom van
zoo groot belang, dat zij, die vóór 15 Januari gescheurd
hebben, de berichtkaart onmiddellijk retourneeren. Doen
ze dit niet, dan loopen ze gevaar slechts voor de halve
scheurpremie in aanmerking te komen, daar niet meer
aannemelijk kan worden gemaakt, dat zij vóór 15 Januari
gescheurd hebben.
Ook zij echter, die door omstandigheden, door de vorst
veroorzaakt, niet meer vóór 15 Januari hebben kunnen
scheuren, doch dit wel zoo spoedig mogelijk na dien datum
hebben gedaan, doen verstandig onmiddellijk na het scheu
ren, bedoeld bericht in te zenden, daar het waarschijnlijk
is, dat bij het vaststellen van de scheurpremie, met de
belemmering door de vorst rekening moet worden ge
houden.