Smakelijk eten
Opclat onze kinderen het weten!
De slacht
VRIJDAG 5 FEBRUARI 1943
DE LANDSTAND
PAG. 2
zeggen als men iets verkeerds heeft gedaan inzake
den verbouw van gewassen: ik wist het niet.
Teleurstellend is helaas* dat behoudens bij suikerbie
ten, de telerspryzen voor akkerbouwproducten onge
wijzigd blijven. De Landstand treft in dezen geen schuld
en dezerzijds wordt nog steeds gehoopt dat vóór de
gewassen worden geoogst, ook de bevoegde autoritei
ten zullen inzien dat de Nederlandsche boer voor be
paalde gewassen recht heeft op een höogeren prijs.
Intusschen dien?n wjj als goede vaderlanders onzen
plicht te kennen, straks weer aan den arbeid te gaan
op den akker om het volks voedsel met Gods zegen te
laten gedijen en daarna te oogsten, óók al wordt ons
nog niet volledig recht gedaan.
TER HAAR
Voor de Landvrouwen -
„Iedere vrouw kan toch eten koken", wordt er wel
eens beweerd.
Zeker, wanneer we onder eten koken verstaan, het
gaar koken van spijzen, dan is de kunst niet groot,
maar smakelijk eten koken, juist in dit woord smake
lijk, daar zit 'm de kneep. In de jaren, dat we de
benoodigdheden maar voor het grijpen hadden, werd er,
wanneer we hoorden, wat er al zoo in het eten-ver
werkt was, weieens gezegd: „Geen wonder, dat het
zoo heerlijk smaakt, zoo kun je keisteenen óók nog
wel lekk?r klaarmaken".
Juist in dezen tijd is het veel waard om met de
weinige middelen, die ons ten dienste staan, smakelijk
te koken en daarbij biedt de natuur ons toch nog vele
mogelijkheden.
Ieder, die over een stukje tuingrond beschikt, kan
kruiden kweeken. Tot dusverre werden als regel alleen
selderie en peterselie en af en toe ook boonenkruid
verbouwd. LfLten we toch vooral niet verzuimen ook
eens Marjolein te zaaien. De officieele naam luidt:
Origanum Majorana.
Kruiden en planten hebben in de verschillende streken
andere namen, wat soms zeer verwarrend werkt. Om
nu zekerheid te hebben, dat we de goede zaadsoort
krijgen, geven we bij de bestelling altijd den officieelen
naam op.
De marjolein komt in het wild voor en is dan een
vaste plant, d.w.z. een plant, die ieder jaar weer op
komt. Doch als keukenkruid gebruiken we liever de
éénjarige marjolein, de Origanum Majorana, omdat'
de smaak daarvan véél geuriger is en ze bij het drogen
haar lekkeren, geurigen smaak behoudt.
Ook kan marjolein meegekookt worden zonder haar
smaak te verliezen, tets dat bij vele kruiden, o.a. bij
peterselie, niet het geval is. Peterselie verliest bij mee
koken en ook brj drogen haar smaak. Marjolein kan
goed gedroogd worden; daarna tot poeder gewreven
en in een goed gesloten fleschje of busje bewaard
worden. Het is een veel gebruikt kruid voor het
kruiden van worst, vleesch, visch, soep, salade en saus.
Vooral de Landvrouwen, die zoo gelukkig zijn een
varken te mogen slachten, iaden we aan eens lever^
worst te maken met marjolein.
Marjolein houdt van een warm. beschut plaatsje in
den tuin; eind Mei wordt ze buiten gezaaid en. zoowat
15 cm. uit elkaar gezet. Het is een echte bijen plant,
wat weer zijn voordeel heeft. We zien immers graag
bijen in den tuin; we hebben ze noodig voor de be
stuiving van onze vruchtboomen. Een oude naam voor
de plant is „dost". Een andere oude naam is „wel-
ghemoet", die de plant te danken heeft aan de haar
toegedachte eigenschap om menschen vroolijk te ma
ken. De maaiers en hooiers aten het tijdens den oogst
door hun eten, dan bleven ze opgewekt bij hun zwaar
werk. Of het waar is? In den volksmond liggen zooveel
verhalen over wondere eigenschappen van plant en
kruid. Wel is bekend, dat er nog olie uit het kruid
gewonnen wordt en dat deze olie een bestanddeel is
van een bekend maagmiddel, dat in drogisterijen te
koop is. Dit bewijst dus, dat in ieder gevaJ het kruid
bevorderlik is voor de spijsvertering en zoodoende
weer voor onze gezondheid. Het voorjaar staat voor
de deur. Voor de Landvrouwen komen in verschillende
dorpen voorlichtingslezingen over den kruidentuin. We
raden iedere Landvrouw en in het bijzonder de vrouwe
lijke Landjeugd aan ,deze lezingen bij te wonen en
wat keukenkruiden te gaan kweeken.
C. N. UILENBERG-RUPP.
Sinaasappelschillen
Voor kinderen zijn onlangs mandarijnen ter beschik
king gesteld.
Hebben de moeders er wel om gedacht de schillen
te bewaren? Met een scherp mesje moet het witte
vleesch zooveel mogelijk van de schil gehaald worden,
daarna wordt de schil in smalle reepjes gesneden, of
nog beter, geknipt. Deze reepjes worden in een goed
gesloten fleschje gelegd, flink met suiker bestrooid en
zoo weggezet. Ze worden dan vanzelf „geconfijt" en
leveren de zoo geurige snippers. Tegenwoordig zijn er
middelen in den handel om van regeeringsbloem, zonder
eieren en zonder boter, toch een smakelijke cake te
bakken. Wat gehakte, geconfijte sinaasappelschilletjes
erdoor en 't resultaat is bijzonder lekker.
C. N. UILENBERG-RUPP.
Ji K las dezer dagen een merkwaardig verhaal
Ergens in Oost-Duitschland kwamen kinderen uit de
Westelijke stedenuit h'et industrie-gebied als land-
huig naar de boeren. Het was in den tijd van den
korenoogst en er moest druk gemaaid worden. Een
van de jongens stond het aan te zien, hoe de boeren
de zichten zwaaiden en hij wou het ook leeren.
Maar zijn boer had den tyd niet om er een spelletje
van te makenWeet je watzei hij tenslottegaat
naar den ouden Klaas, dat is in zyn tijd onze beste
maaier geweest', hij werkt eigenlijk niet meer, maar
als je hem zegt: toe Klaas, geen mensch kan me
zoo gauw en zoo goed leeren maaien als jij, dan
doet ie het wel.
Onze knaap deed alzoo en oude Klaas liet zich over
halen. Samen trokken ze tiaar een mageren akker
met licht gewas en de oude maaide voor. Dan gaf
hij den vreemden knaap het gereedschap en
verwonderde zich zeer. Hij keek den knaap aan en
zag 't bewegen van handen en lichaam, want het
was, als hadden die nooit anders gedaan dan koren
maaien. In den jongen was een hartstocht gevaren
voor dit werk, dat hem heelemaal niet vreemd aan
kwam. De schrijver van het verhaal vertelde het in
boeiende woorden, welk een spanning daar was
tusschen dien ouden man en den vreemden knaap
totdat, als zij samen orood eten in de schaduw
van een garst, de jongen blijkt te wezen een klein
zoon van den besten jeugdvriend van den ouden
Klaas. Die vriend verdween op een kwaden dag uit
het dorp, omdat de wereld van de vaderlijke hoeve
hem te klein was. Nooit
hoorde het dorp weer iets van
hem en Klaas had begrepen,
dat het hem niet te best ge
gaan zou wezen. Hijzelf had
niet kunnen besluiten mee
heen te gaan. ,Jch %liev", dat
was hem opgelegd als een onontkoombare wet en
hij had geweten: het zou den aan zijn bodem on
trouwen makker niet goedgaanf wijl hij ging, ter
wijl de hoeve hem noodig had.
Maar kort en goed: hier hoorde hij nu, dat deze
knaap er een was uit het tot 'den sobersten fabrieks
arbeidersstand vervallen boerengeslacht, welks hoeve
braak lag, met vervallen gebouwen. En deze knaap
was een geboren boer met hart en handen van
den boer.
„Tch bliev", dat werd het levensgebod voor den jon
gen. Ik blijf en zal de voorvaderlijke erve weer
maken tot wat zij verdient te zijn: de trots vat* het
geslacht!
Natuurlijk is dit verhaal niet zoomaar eens opge
schreven.
De schrijver heeft er iets mee te zeggen.
Dit: deze jongen, die m een zoo bewogen tijd door
het lot teruggevoerd wordt naar zijn wezenlijke
vaderland en terug van de stad en de moordende
groot-industrie naar het oerbedryf van den boer, deze
jongen is het zinnebeeld van Germanje, dat zyn erve
hervindt op den grond van den boer, ook op ouden
Germaanschen grond, die eens verlaten werd door
misleiden, wien een ander leven lokte. Wat zou het
een zegen wezen, als iedereen, die met den boer en
den grond iets van doen heeft, gegrepen kon worden
door de bedoeling van zulk een geschiedenis!
Want dan zou er voor gezorgd worden, dat zeker
de kinderen het kwametw te weten, hoe het gaat,
als het oude, eigen erf veracht wordt voor de ver
lokkingen van het onbekende en dan zou tn hen het
heimwee naar verlaten grond gewekt en daaraan
voldaan worden, op nog grooter schaal dan nu al
het geval is.
En, Nederlandsche boeren, daar gaat het eigenlijk
vandaag aan den dag om, niet dat de vaders, maar
dat de kinderen weten en verstaan. Want zij moeten
leven als wij het onze gehad hebben, zij moeten
gelukkig kunnen werken op een eigen steeals onze
behoeften gestild zijn.
In de werkelijkheid gaat het niet zoo 'gemakkelijk
als in het verhaal van dien boer-geworden jongen.
In de werkelijkheid zal straksals de groote strijd
gestreden is en het levensrecht van de Germaansche
volken zal beschikken over den noodigen grond, een
gansche horde van boerenvreemde jongeren hunke
ren naar 9bn plaats en velen van hen zullen boeren
moeten worden.
En het is voor een groot deel de boerenjeugd van
nu, die hen daarbij zal hebben voor te gaan. Dat
is een geweldige opgave, een opgave, grooter dan
ooit ons boerenvolk heeft moeten volbrengen. Welke
gezichten of vader en moedér er op het oogenblik
ook nog tegen mogen trekken, de kinderen staan
voor de feiten van hun tijd en daar moeten ze klaar
voor wezen.
Daarom is juist in onze dagen het niet geoorloofd,
de jeugd van het land aan haar lot over te laten,
daafóm is het zgn. jeugdwerk belangrijker dan wan
neer ook in vroegeren tyd. En ontzaggelijk zwaar
weegt de verantwoordelijkheid van ouders, die niet
zorgen, dat hun kinderen weten, om welke waarden
er nu gestreden wordt. Want die nu verre gehouden
kinderen zullen in heel hun verdere leven achter-
aankomers blijven.
Het is toch duidelijk, dat als gebieden, grooter, véle
malen grooter dan ons land, grooter dan Duitsch-
Idnd, tot nieuw Germaansch boerenland gemaakt
moeten worden, de jeugd dit
in hoofdzaak doen zal en dat
daarbij „wie het eerst komt,
het eerst maalt". Het is ook
duidelijk, dat zulk een kar
wei enkel in de kracht van
de eensgezindheid kan wor
den volbracht.
Hierom nog dringender dan om eenige andere reden
is het zoo noodig, dat wij onze meisjes en onze
jongens inschakelen by den arbeid van den nieuu&n
tijd, nu die nog nieuw is en in zijn eindomvang niet
te overzien.
Opdat onze kinderen het weten, moeten wij ouderen
doen, wat we kunnen om hetzelf te weten en er
hen niet buiten houden.
Zet daarom de radio niet af als er over de dingen
der toekonlst gesproken wordt, weerhoudt de kin
deren niet van opgewekt meedoen aan het nieuwe
jeugdleven, jaagt ze niet den verkeerden kant op
bij eiken windzucht uit den kwaden hoek.
En als in hen de lust brandt om nu al aan den slag
te gaan, nu ,Jiet er nog om gaat", laat ze dan
gaan, want het is niet te doen om uw, maar hun
toekomstig welzijn, het gaat er om, of zij-nog boer
kunnen wezen naar den lust van hun hart en of zij
het ruimer kunnen zijn dan zooveel tienduizenden
slecht bedeelde keuters op een veel en veel te klein
nest.
Neen, eigenlijk gaat 't om nog veel meer, het gaat
er om, of er in Europa nog plaats en taak zal wezen
voor een rechtschapen, stoeren boer op eigen grond,
of dat die zal worden opgeruimd, zooals zijn vak-
genooten in het Oosten voor 25 jaar toen de roode
geesel voor het eerst door het millioenenrijk ge
zwaaid werd en duizenden boeren eenvoudig dood
ranselde.
Zullen zij kolchoseknechten zyn of vrye boeren en
tuindersde kinderen van üf En weten zij, dat
daarom tegenwoordig zoo mateloos fel gestred§n
wordt 7 Vaderhet is tijd, dat zij het weten.
D. v. d. B.
Bloedworst.
2 liter bloed, 1 kg. spek (of spèk kaantjes), 1 kg.
roggemeel (ook tarwemeel of boek wei tebloem kan),
6 afgestreken lepels zotit, 1 afgestreken lepel peper,
1 afgestreken lepel nagelgruis of gemalen thym. Zeef
het bloed, dat desnoods verdund kan worden met water
en roer hierdoor het meel, dat eerst vermengd is met
het zout en de kruiden. Snijd het rauwe spek in
dobbelsteentjes en roer deze door de breiïge massa,
die als een dik lint langzaam van den lepel moet loopen.
Vul hiermede den goed schoongemaakten dikken darm
2/3 en naai deze met een katoenen draad overhands
dicht. Zet de bloedworst op met brjna kokend water
en houd ze plm. 2 uur tegen de kook aan. ï^rik hier
en daar in de worst wanneer ze den darm geheel vult
om barsten te voorkomen. Als de worst gaar is, komt
er bij prikken geen bloed meer uit. De bloedworst kan
bij normale temperatuur plm. 8 dagen goed blijven.
Ze wordt in plakken gesneden en gebakken bij de
boterham gegeten.
In plaats van den dikken darm kunnen ook katoenen
zakjes genaaid worden en vrjj slap gevuld met de
bloedworst in plm. 2 uur tegen de kook aan gaar
gemaakt worden. Voor het bakken wordt het zakje
verwijderd.
Tongenworst.
Halve liter bloed, half pond roggemeel, half pond spek,
4 afgestreken lepels zout, 1 afgestreken theelepel
nagelgruis, 1 afgestreken theelepel peper, 1 afgestreken
theelepel thym.
Bereid eerst bloedworst als in 't vorige recept. Kook
het varkenstongetje in water en zout (1 lepel op 1
liter water) gaar en stop dit in den darm met de
bloedworst Desnoods kunnen er nog een paar stukjes
gaar varkensvleesch bij gestopt worden. Vul en kook
de darm dan gaar op de bovenomschreven wijze.
J. DEKKER