Teeltplan Akkerbouw 1943 Mergkool als stoppelgewas H* VRIJDAG 5 FEBRUARI 1943 DE LANDSTAND PAG. 4 Evenals in voorgaande jaren zullen ook dit jaar maat regelen noodig zijn om de teelt van de akkerbouwge- wassen zoo te regelen, dat daar door de voor de voeding van mensch en dier nuttige resultaten worden geboekt. Er is getracht zoo weinig mogelijk in te grypen in de bestaande bedrijfsverhoudingen, ter-wijl ook niet verder wordt gegaan met teeltdwang. De oppervlakte bouwland moet zoo groot mogelijk blij ven. Daarom mag geen bouwland, dat voor oogst 1942 als zoodanig gebruikt werd, voor 1943 bestemd worden voor blijvend grasland. De gewassen, welke op het bouwland verbouwd kunnen worden, zijn te onderscheiden in drie groepen: 1. gewassen, waarvan de teelt onbeperkt is toegestaan; 2. gewassen, waarvan de teelt beperkt is; 3. verboden gewassen. Hierbij zij opgemerkt, dat hier _&]echts sprake is van hoofdgewasen. Stoppelgewassen zgn geheel vrij. 1. Gewasen, waarvan de teelt onbeperkt is toegestaan. Deze zyn: tarwe, gerst, rogge, korrelmais, boekweit, koolzaad, raapzaad, blauwmaanzaad, vlas, aardappelen (fabrieks- en consumptieaardappelen), suikerbieten, cichorei en kanariezaad. Het spreekt vanzelf, dat de broodgranen en de aardappelen hierbij een voor-name rol spelen. Wij verwachten dan ook, dat de totale oppervlakte broodgranen en aardappelen zich nog zal uitbreiden. Afmaaien van onrijpe granen en oliezaden, met uitzondering van groene mais en snijrogge. is verboden. De snijrogge moet echter vóór 10 Mei ge maaid zijn. Reeds nu kan worden medegedeeld, dat al het mogelijke zal worden gedaan om die boeren, die moeilijkheden zouden hebben met het rooien van aardappelen te hulp te komen. Het gewenschte areaal koolzaad is vrijwel bereikt. Afgewacht zal moeten worden, wat er door den winter komt. Voor degenen, die niet aan hun ver plichting om koolzaad te verbouwen hebben voldaan, bl\jft het gepubliceerde, betreffende oliehoudende zaden, van kracht. Verdere bijzondere maatregelen kunnen eerst worden overwogen, nadat blijkt, in hoeverre het koolzaad is uitgevroren. De teelt van suikerbieten moet uitgebreid worden. Om dit te bereiken, wordt een verhooging van den suiker- bietenprijs in het vooruitzicht gesteld, terwijl tevens een premie in deij vorm van suiker zal worden gege ven aan die boeren, die minstens 10.000 kg. bieten aan de fabriek hebben afgeleverd. Deze suiker komt niet alleen ten goede aan den boer. doch ook aan die arbeiders, die medehelpen bij den suikerbietenoogst. Nadere mededeelingen hierover zullen nog volgen Ook de teelt van cichorei zal zich moeten uitbreiden. Evenals vorige jaren zullen ook voor 1943 de telers van korrelmais een bepaald gedeelte voor eigen gebruik mogen behouden. De uitzaai van karwij is vrij Echter kan niet de garantie worden gegeven, dat de nog uit te zaaien karwij ook in zijn geheel mag blijven staan. De oppervlakte peulvruchten (Wailsche boonen niet geen aanspraak kan maken op schadeloosstelling, wanneer het noodig zou blijken, dat een gedeelte van de karwij (uitzaai 1943) omgeploegd moest "worden. 2. Gewassen, waarvan de teelt, beperkt is. Hiertoe behooren: haver peulvruchten, gele en bruine mosterd, land- en tuinbouwzaden en groenvoederge- wassen. Haver. De oppervlakte haver mag per bedrijf ten hoogste bedragen voor klei- en zwavelgrond 10 voor den overigen grond 15 van het voor oogst 1943 in ge bruik zijnde bouwland, waarbij inbegrepen is het voor oogst 1943 gescheurde grasland. Voor zand- en veengronden mag deze oppervlakte nog verbpogd worden met ten hoogste een vierde gedeelte van de oppervlakte grasland, welke voor oogst 1943 gescheurd wordt. Peulvruchten. De oppervlakte peulvruchten (Waalsche boonen niet inbegrepen) mag per bedrijf bedragen 6 van het bouwland. Bedrijven echter, die het vorige jaar meer verbouwden mogen dit jaai evenveel verbouwen als het vorige jaar, mits deze oppervlakte niet meer be draagt dan 15 van het bouwland. In bijzonQere gevallen zal de Productiecommissaris, gehoord de Landstand, vergunning geven meer dan 15 te verbouwen. EJiervoor is echter een teeltver gunning noodig. Geeji vergunning vïtn den Productie- commissaris is noodig. wanneer het bedrijven betreft met niet meer dan 5 ha. bouwland; deze mogen uiter aard evenmin meer verbouwen dan het vorige jaar. Waalsche boonen. Verbouw zal slechts toegestaan worden, wanneer een contract wordt afgesloten met een daartoe bevoegden handelaar en de teler in het bezit is van een teelt vergunning. Hierover zullen nog nadere gegevens wor den gepubliceerd. Mosterdzaad. Een bepaalde oppervlakte gele en bruine mosterd zal op contract met de Ondervakgroep voor Mosterd en Azijn mogen worden verbouwd. Genoemde Ondervak groep zal hierover t.z.t. nadere gegevens publiceeren. De teelt van mosterdzaad is gebonden aan een teelt vergunning. La n d bou wzaden. Deze zijn toegestaan op een door of namens het Hoofd bedrijfschap voor Akkerbouwproducten uit te reiken teeltvergunning. Dit geldt niet alleen voor de landbouwzaden van oogst 1943, doch eveneens voor de tweejarige gewassen, welke voor zaadteelt in 1944 reeds in 1943 worden uit gezaaid (steklingen van suiker- en voederbieten en verder koolrapen, stoppelknollen, merg- en voederkool). Voor wat betreft suikerbieten, voederbieten, koolrapen, stoppelknollen, Westerwoldsch raaigras voor zaadwin ning is de teelt voor eigen rekening en risico verboden. Deze gewassen mogen slechts op contract met een kweekerhandelaar worden verbouwd. De teeltvergun ning wordt aangevraagd door den kweeker-handelaar. Van de andere hier niet genoemde zaden, n.l. spurrie, serradella, gele peen, lupinen, wikken, graszaden (be halve Westerwoldsch raaigras) en klaverzaden, kan de teelt voor eigen rekening en risico onder bepaalde voorwaarden worden toegestaan. Aanvragen hiervoor moeten met vermelding van gewas, ras en juiste opper vlakte, naam, volledig adres en organisatienummer van den aanvrager vóór 15 Februari 1943 bg het Hoofd bedrijfschap voor Akkerbouwproducten, Wassenaarsche- weg 80, Den Haag worden ingediend. Het zal echter eiken landbouwer toegestaan zijn ten hoogste 5 Aren te bestemmen voor de teelt van landbouwzaden voor eigen gebruik, zonder dat hiervoor een teeltvergunning aangevraagd behoeft te worden. Knol-, wortel- en Groen voedergewassen De totale oppervlakte voederbieten,' koolrapen, landi bouwpeen, groen te oogsten mais, voedermengkool, klaver, lucerne, kunstweidte en eventueel andere groen te oogsten gewassen als hoofdgewas op bouwland, is per bedrijf beperkt tot de oppervlakte, welke in 1942 beteeld was. De landbouwer is vrjj in de keue van zijn- groenvoedergewassen. v Het is echter eiken .teler toegestaan boven boven genoemde oppervlaktemeer groenvoedergewassen te verbouwen, wanneer daarvoor boven de opgelégde ver plichting grasland wordt gescheurd. Daar voor den eerstvolgenden oogst er niet qp gere kend kan worden, dat aanvoer van elders van voeder bieten en dergelijke volumineuze artikelen mogelijk zal zijn, worden alle veehouders, speciaal zij, die een uitgesproken weidebedtijf hebben, er op gewezen, dat zij verstandig zullen doen, zelf de benoodigde voeder bieten te verbouwen en daarvoor grasland te scheuren. 3. Verboden gewassen. Deze zijn spelt en evene. 4. Aanvragen c*n afwijkingen van het teeltplan. In bepaalde gevallen kan de Productieteommissaris, ge hoord de Randstand, afwijkingen van bovengenoemde bepalingen toestaan. Deze worden echter slechts ver leend; wanneer de bedrijfsomstandigheden dit drin gend noodzakelijk maken of wanneer door,uitwinteren 'of mislukken van een gewas noodzakelijk van dit teelt plan moet worden afgeweken. Voor elke afwijking van het teeltplan is een teelt vergunning vereischt. Aanvragen voor afwijking van het teeltplan moeten zoo spoedig mógelijk aangevraagd worden bij het Provinciaal Administratiekantoor van het Hoofdbedrijfschap (vroeger Landbouw-Crisis-Orga- nisatie), af deeling Bodemproductie en wel: 1. voor afwijkingen ten aanzien van de zomergewas sen, in elk geval vóór 15 Februari 1943; (dit is tevens de datum, waarvóór de teeltvergunningen voor land bouwzaden moeten worden aangevraagd) 2. voor afwijkingen, tengevolge van het mislukken van wintergewassen vóór 1 April 1943; 3. voor afwijkingen, tengevolge van het mislukken van zomergewassen vóór 1 Juli 1943. Er wordt uitdrukkelijk op gewezen, dat de aanvragen in elk geval zoo spoedig mogelijk moeten wordten inge diend. Dit bevordert een vlugge en vlotte afwerking ten zeerste. De telersprijzen voor akkerbouwproducten blijven, be houdens de Hierboven genoemde uitzondering, onge wijzigd. OEWEL de bouw- en gemengde boer in deze weken nog wel niet veel op hun land zullen gedaan hebben, is het toch een goede gewoonte, om in dtezen tijd eens na te gaan, wat wij in het komende seizoen nog kunnen doen om de voedselpositie van ons vee te verbeteren. Daartoe kunnen wij met goed gevolg gebruik maken van mergstamkool. Wij zullen zien, dat dit gewas enkele mogelijkheden opent, die wij tevergeefsch bij andere gewassen zoeken. Tevens wil len wij in het kort de voor- en nadeelen dezer teelt bespreken Toen in de jaren 1935-1938 de mergkool opkwam en op vele bedrijven verbouwd werd, zagen zeer velen hieiin een modeverschijnsel. En inderdaad zijn vele kweekers, die eerst de mergkool in hun bouwplan opnamen, er later toe overgegaan deze weer achter wege te laten, eenerzijds omdat de opbrengsten niet dan met zware bemestingen konden worden bereikt en anderzijds omdat het poten nogal werkzaam was en viel in een tijd, dat men wel meer te doen had. Voor bedrijven met weinig personeel gaf dit te veel moeilijkheden. Bovendien geeft mergkool mager land, hetgeen bij het volgende gewas danig te merken Is. Ook de achterblijvende wortels zijn lastig bij de grond bewerking. Natuurlijk gelden deze bezwaren thans nog (vooral dat van het werk bij het uitpoten), maar men moet deze niet overdreven voorstellen. Bij een tienurigen werkdag kunnen twee personen in drie dagen een H.A. met de spade beplanten en achter den ploeg gaat het vanzelfsprekend nog veel vlugger Verder zijn de ach terblijvende wortels niet lastig, mits men er onder door ploegt en ze later bovenegt en verzamelt. Ge droogd vormen zij een geschikte brandstof. Wat de bemesting betreft: mergkool vraagt inderdaad een goeden grond, zoowel kalktoestand als kaligetal dienen vrij hoog te zijn. Maar mergkool bezit ook een krachtig wortelgestel en kan het plantenvoedsel zeer goed uit den bodem halen. Het is ook waar, dat mergkool den grond arm achterlaat en hiermede zal men rekening moeten houden bij de bemesting van het volgende gewas. Maar daar tegenover st^an toch ook de volgende voordeelen: 1. Mergkool geeft ons de beschikking over eiwitrijk groenvoer in een tjjd, dat er geen andere voedergewassen meer op het veld staan (uitgezonderd dan andere koolsoorten) -en juist in den tijd, dat wij dit het meeste noodig hebben, n.l. in den tijd waarin de meesten onzer melkkoeien afkal ven. 2. Wanneer wij den gemiddeldten opbrengst aan stengels en eetbare bladeren op 45000 kg. stellen, be- teekent dit een eitwitopbrengst van 900 kg. per ha. Een opbrengst, dien wij met een ander stoppelgewas moeilijk zullen bereiken. 3. Wanneer de mergkoolteelt uitgebreid wordt, zou de verbouw van voederbieten ingekrompen kunnen worden. Bieten eischen het beste land, de zwaarste bemesting en dten meesten arbeid! 4. Mergkool laat het land onkruidvrij en in goeden structuur achter. Andere voordeelen zijn natuurlijk het weerstandsvermogen tegen vorst, al is deze in de drie achter ons liggènde winters toch te kort. ge schoten, de eenvoudige wijze van^ventueele bewaring en die zekerheid van aanslaan in tijden van droogte doch deze eigenschappen vindt men in meerdere of mindere mate ook bij andere gewassen. De Winter- vastheid moet men niet over het hoofd zien, dat blijkt wel in dezen winter. Degenen, die in den vorigen zomer mergkool hebben gepoot voeren er op dit oogenblik nog van. Wij willen in het kort de teelt nagaan. Wij stellen voorop, dat de mergkool hoofdzakelijk als stoppelgewas wordt geteeld; als hoófdgewas heeft zij ook wel voldaan, vooral in combinatie met het rogge-wikkemengsel en zeker zal deze teelt in normale tijden weer op den voorgrond treden, thans moeten wij ons bepalen tot mergkool als stoppelgewas. Merg kool is voor alles het stoppelgewas voor het ge mengde bedrijf. Ze kan geteeld worden na alle granen, de vroegrijpe zgn natuurlijk de beste. Erwten en vroeg gerooide aardappelen zijn de beste voorvruchten, rogge en zwarte haver kunnen ook nog en op de klei is wintergerst ook zeer geschikt. Witte haver, zomer- gerst en tarwe ruimen eigenlijk te laat het veld. Hier kan men beter een ander voedergewas telen, bijv. boterzaad. Wil men in deze stoppel nog mergkool telen, zoo neme men flink ontwikkelde planten en poote deze dicht op elkaar. Zoodoende kan men nog een behoorlijke opbrengst krijgen. Men dient echter bij de keuze van het perceel rekening te houdten met de voorvrucht van vroeger jaren. Merg kool is n.l. een kruisbloemige en dus vatbaar voor knol voet. Zijn dus in de voorgaande jaren knollen, kool rapen, boterzaad of koolzaad op het stuk geteeld.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1943 | | pagina 4