Ontsmetting van het zaaizaad van voor jaarsgewassen Boekbespreking PAG. 5 DE LANDSTAND VRIJDAG 5 FEBRUARI 1943 zoo zoeke men tyj voorkeur een ander perceel. Over dreven angst voor knolvoet dient men echter niet te koesteren, want de opbrengst wordt door de ziekte vrijwel niet beïnvloed; van alle cruciferen is de merg. kool het meest resistent tegen een knolvoetzwam en bovendien is de eene soort er nog weer beter tegen bestand dan de andere. Alleen moet men er rekening mee houden, dat de zwam wel in den grond blijft leven, doch dit is met knollen, enz. eveneens het geval. Na eenige jaren ervaring, heeft men de methode van In den stoppel te zaaien, laten varen. Uitpoten bleek ten allen tijde betere resultaten te geven, hetgeen hiet verwonderlijk is aangezien de planten dan een flinken voorsprong hebben en het gaat bij mergkool evenals by alle andere koolsoorten ona de lengte der groei periode. Beter kan men flink ontwikkelde planten uitpoten. Mergkooiplan ten zijn niet licht te groot Wij zaaien dus uit op een bed en wij nemen dit zoo ri^im dat de planten hier 8 a 10 weken op kunnen blijven staan. Einde Mei of begin Juni moet worden uitge zaaid niet eerder, aangezien dan de kans groot is, dat de made der koolvlieg ernstige verwoestingen aanricht in ons gewas. Dit insect vliegt niet langer dan tot begin Juni en dus kunnen wij de schade geheel voorkomen. Per ons zaad nemen wij 1 a 5 are plant- bed, terwijl men 5 ons zaad per ha. noodig heeft. Het zaaibed nemen velen wat nauwer, maar dit is toch nietaan te raden. Daardoor krrjgt men n.l. lange, dunne, spichtige planten, die op het veld omvallen. Dit is op zichzelf nog niet zoo'if groot bezwaar, want de planten groeien er wel door heen. Maar het gevolg is, dat de stengel gaat verhouten en voor het vee onverteerbaar wordt en dit dient men te voorkomen. Dit is opk vaak het geval als men de planten scheef plant, bijv. door achter den ploeg in te leggen. Het best is dus ze rechtstandig te planten, bijv. met de spade. Men kan planten op verschillende wjjdte. Dit hangt natuurlijk af van den tijd, waarin men plant (hoe vroeger hoe wijder) en van de vruchtbaarheid \'an den grond. Als uitersten kan men wel aannemen: 60 bij 50 en 40 bij 40 cm. Wanneer men mergkool als hoofdgewas verbouwt, neemt men op goeden grond natuurlijk meer. Er zijn reeds verschillende rassen in de rassenlijst vermeld. Aangezien de verschillende soorten in pro ductiviteit niet gelijk zijn, dient men wel aandacht te besteden aan het ras, hetwelk men koopt. Wat de bemesting betreft, mergkool heeft groote behoefte aan stikstof en kali. Ook wel aan fosforzuur, maar wanneer men gewoon is (of was) per jaar 600 kg. slakkenmeel per H.A. te geven, behoeft men zich over het fosforzuur geen zorgen te maken. Moeilijk is de kali- en stikstofvoorziening. In dezen tijd zou men het beste wat gier in den kelder kunnen laten zitten en hiervan byv. 10000 L. per ha. van geven. Hiermede is de behoefte vryewl gedekt. Met kunstmest moet men rekenen op 200 kg. kalizout en 300 kg. kalksal- peter (minimaal). Wat de opbrengst betreft: een goed gewas kan, gelijk gezegd 45000 kg. aan blad en stengsels opbrengen en dit bevat 900 kg. eiwit. Wanneer men echter wat laat poot, zal deze opbrengst niet gemakkelijk bereikt worden. Wat minder is echter ook nog goed. Het ge- halte aan voedende stoffen is verschillend voor blad en stengel. Het blad is het voedzaamst en bevat gem. 2.2 pet. eiwitachtige stoffen en een zetmeelwaarde van 9.7. Men kan per dag en per koe 30 40 kg. geven. Liever niet meer, aangezien het dan tegen be gint te staan. Bij de berekening van voederrantsoen kan men veilig aannemen, dat, wanneer mem 40 kg. bieten vervangt door 40 kg. mergkool, men IY2 kg. eiwitrijk krachtvoer gespaard. Bovendien is het een gezond voer. Het aschgehalte is hoog, vooral het kalk- gehalte. Een goed rantsoen voor een koe van gemid delde grootte en een melkgift van 10 L. melk is bijv. 20 kg. voederbieten, 25 kg. mergkool, 10 kg. goed hooi. Men moet by de teelt vooral streven naar een goede bladopbrengst, aangezien de harde stengels vaak niet anders dan via een hakselmachine of door kapot- slaan met den hamer voor de dieren eetbaar kunnen worden gemaakt. Een verhouding tusschen blad en stengel 60 40 is goed; bij oudere planten is het al gauw 50 50. Het beste kan men ze zoo van het land voeren. Eerst het blad, later de stengels. Deze kan men desgewenscht naast den stal opstapelen, als men het land leeg hebben wil. Met inkuilen heeft men nooit veel resultaat gehad bij mergkool (tenzij met andere gewassen vermengd) en dat is eigenlijk maar goed ook. Het groote voor deel van mergkool is n.l. dit, dat zij ons een eiwitrijk groenvoeder levert in een tijd, <ïat wij dit het meeste noodig hebben, n.l. In den winter. Wel was de winter- vastheid in de drie achter ons liggende winters onvol doende, dit neemt toch niet weg, dat in normale winters, zooals thans, de mergkool cüen geheelen stal tijd door kan worden gevoerd. Q, Deze ontsmetting heeft ten doel de opkomst van het zaad te bevorderen en het optreden van verschillende plantenziekten te voorkomen. De gezondheidstoestand van het zaaizaad is dit jaar over het algemeen vrij slecht, zoodat ontsmetting nog meer dan anders ge- wenscht is. Zij kan op twee manieren geschieden, n.l. nat en droog. Natontsmetting Hierbij wordt het zaad op den dorschvloer of op een zeil, onder toevoeging van de ontsmettingsvloeistof, zoolang omgeschept, dat men er verzekerd van kan zijn, dat alle korrels voldoende bevochtigd zijn ge worden (zg. omschepmethode). Ook kan de natontsmetting uitgevoerd worden in voor droogontsmetting bestemde trommels. Noodzakelijk is dan echter, dat een trommel gebruikt wordt, waarbij de toevoer van de vloeistof automatisch plaats heeft, daar anders het zaad samenkoekt en de verdeeling van de vloeistof niet regelmatig geschiedt. Bij toepassing van deze „machinale omschepmethode" kan y2 k 1 liter vloeistof per hl. zaad minder gebruikt worden dan bij de gewone omschepmethode. Men ga met deze vermindering echter niet te ver. Zoo gebruike men voor zaad, bestemd woor bezaaiing van perceelen, die ter keuring worden opgegeven, de gewone hoeveelheid of hoogstens *4 liter oplossing minder. Er moet voor gezorgd worden, dat het nat-ontsmette zaad niet opnieuw besmet wordt. Daarom mag het alleen dan uitgespreid worden op een dorschvloer, indien deze vooraf met een oplossing van de ont- smettingsstof is schoongemaakt. Het mag niet ge stort worden in dezelfde zakken als waaruit het ge komen is, terwijl ook de zaaimachine ontsmet dient te worden. Droogontsmetting %- Zy mag wegens de giftigheid der middelen alleen plaats hebben in hiervoor goed ingerichte apparaten en wel in trommels of in continu-werkende machines. Hoewel de thans in gebruik zijnde middelen weinig stuiven, moeten toch steeds voorzorgsmaatregelen ge nomen worden om het inademen van de ontsmettings- stof te voorkomen. Hiervoor kan een stofmasker ge bruikt worden of men kan een doek voor neus en mond binden. Bij de opgave van de aan te wenden hoeveelheden zal in enkele gevallen onderscheid gemaakt worden tusschen de zaden, die een gewas moeten opleveren, dat voor de veldkeuring zal worden opgegeven en die, waarbij dit niet het geval is. In het laatste geval kan, zonder dat er gevaar bestaat voor het optreden van veel zieke planten, een geringere hoeveelheid ontsmet- tingsstof gebruikl worden met zwak zaad. Ontsmetting van zaaizaad met kopersulfaat wordt ont raden, daar dit in vele gevallen onvoldoende werkt en meermalen ernstige kiembeschadiging veroorzaakt. De middelen, waarmede ontsmet kan worden, worden hier in alphabetische volgorde genoemd. Natontsmetting. Bij de natontsmetting te gebruiken middelen zynj Abavit-natontsmetter, Ceresan-natontsmetter, Fusariol- natontsmetter of Germisan-natontsmetter. Tarwe en gerst. Tegen steenbrand, kiemschimmels en by gerst ook tegen strepenziektevoor keuring ta velde 3 liter van een 3 oplossing; voor gewoon zaad 3 liter van een 1*42% oplossing en voor zwak zaad 22% liter van een 2 oplossing per hl. graan. Stuifbrand kan alleen worden bestreden door toe passing van de warmwaterbehandeling. Haver. Tegen stuifbrand, strepenziekte en kiem schimmels: 4 liter van een 11*4 oplossing per hl. haver. Voor bestrijding van kiemschimmels alleen en voor zwak zaad neme men een 1% oplossing, waarvan 22% liter per hl. wordt aangewend. Voor keuring te velde verdient droogontsmetting de voor keur, daar hierdoor de stuifbrand beter wordt be streden. Rogge, kanariezaad en mais. Tegen kiemschimmels: 3 liter van een oplossing per hl. Voor zwak zaad gebruike men niet meer dan 2 2*4 liter van een op lossing ter sterkte van 1*4 Erwten, boonen en wikken: Tegen voetziekte, vlek- kenziekte en kiemschimmels: 2 liter van een 2 oplossing per hl. Zaad van vlinderbloemige gewassen, dat met bacteriën wordt geënt, mag niet worden ont smet. Spinaziezaad. Tegen kiejnschimmels: 23 liter van een 1 1% oplossing per hl. Droogontsmetting. Te gebruiken middelen: Abavit-nieuw, Ceresan-nieuw, Fusariol-droogontsmetter en i^ermisan-droogontsmet- ter. Dit laatste middel echter niet voor haver. Tarwe, rogge, kanariezaad, mais: 2 gram per kg, zaad. Gerst: bij keuring te velde 3 gram en voor gewoon zaad 2 gram per kg. zaad. Haver: 3 gram per kg. zaad. Erwten, boonen, wikken, lupinen, lucerne en klaver: 2 gram per kg. zaad. Met bacteriën geënt zaad mag niet ontsmet worden. Uien-, spinazie-, radys-, karwy-, wortelen-, maan-, kool-, mosterd- en^raszaadsoorten: 23 gram per kg* zaad. Vlaszaad. Tegen het wegvallen van jonge vlasplantjes tengevolge van Botrytis, Colletotrichum Gloeospo- rium) en andere schimmels: 3 gram per kg. zaad. Om het verstuiven tijdens het zaaien zooveel mogelijk te voorkomen, Ao%t men goed het zaad eenigen tijd van te voren 14 dagen of langer) te ontsmetten. Nadere inlichtingen worden verstrekt door den Planten- ziektenkundigen Dienst te Wageningen, door de bij dezen Dienst werkzame ambtenaren, alsmede door de Rijkslandbou wcon sulen ten. Centraal Instituut Landbouwkundig onderzoek Kortgeleden verscheen het laatste jaarverslag van het Centraal Instituut voor Landbouwkundig onderzoek te Wageningen. Hieruit blijkt, dat de ontwikkeling van het instituut geleidelijk voortgang vond, terwijl het aantal afdee- lingen werd uitgebreid. Reeds in het begin van het jaar kwam de afdeeling Entomologie tot stand, die vooral steun heeft ver leend aan de afdeelingen Vlas en Peulvruchten. Verder worden in dit verslag voor het eerst afzonderlijk ver meld de afdeelingen Aardappelen, Granen en Kook- proeven; de gegevens werden tot nu toe zij het ook in zeer beknopten vorm verstrekt bij het verslag der afdeeling Proefvelden. De naam der laatstgenoemde afdeeling is gewijzigd in: Administratie en registratie van proefvelden. x De afdeeling Scheikundig Onderzoek met het „Bedrijfs- laboratorium voor Gewasonderzoek" neemt in het Centraal Instituut een voorname plaats in. Zij ver leent diensten bij het werk van welhaast alle afdee lingen en kan daarnaast door het onderzoek van mon sters uit de practijk belangrijke gegevens aanbrengen. De vermeerdering van de werkzaamheden dezer afdee ling kan daaruit blijken, dat in het tydvak van 1 Mei 1940 t.m. 30 April 1941 55919 bepalingen werden ver richt tegen 18400 in het overeenkomstige daaraan voor afgaande tijdvak. Een sterke uitbreiding ondergingen de proefvelden en de werkzaamheden bfl de exploitatie daarvan. De weersomstandigheden waren niet zoodanig, dat van deze werkzaamheden de vruchten volledig konden wor den verkregen. In het bijzonder hebben de proefvelden met mais, aardappelen en stoppelgewassen nadeelen ondervonden van de koude in het voorjaar, de droogte in den voorzomer en de hevige slagregens daarna; daarentegen heeft de beregeningsproef op grasland door de droogte in den zomer juist bijzonder spre kende resultaten geleverd. Naast het onderzoek hebben eenige afdeelingen ook bemoeiingen met de verdere uitwerking in de practijk van de door het onderzoek verkregen resultaten. Dit is o.m. het geval met werkzaamheden, die de afdee ling Grasland verricht ten behoeve van de grasdroge rijen, waarvan er in dit jaar vijf en zeventig in bedrijf waren, en met die van de afdeeling Vlasteelt op het gebied van de standaardisatie van stroovlas ,en van da vezelproducten. Het derde levensjaar van het Centraal Instituut heeft weer een verdere uitbreiding gebracht van de moge lijkheden tot het verrichten van nauwkeurige onder zoekingen op het gebied van de teelt der landbouw gewassen. Het contact met de organen, die belast zyh met de voorlichting en het landbouwonderwijs, heeft regelmatig plaats, zoodat de verkregen resultaten spoe dig bij de landbouwers bekend zyn en medewerken om de bodemproductie zoo juist mogelijk te doen plaats vinden. t Vele melkers maken hun handen voor of tijdens het rneli ken graag nat. Dit is echter niets dan gewoonte. Droog melken is in alle opzichten het beste. Nog al te vaak komt het voor, dat tijdens het melken de vuile druppels van de handen ln de melk vallen. Voor het melken in de handen spuwen, komt toch wel niet meer voor? Behandel ook een koe niet ruw. Proeven hebben uitge* wezen, dat de hoeveelheid melk óók afhangt van dea gemoedstoestand der koe tijdens het melken, m.a.w. met zachtheid bereikt men meer dan met hardheid.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1943 | | pagina 5