Tuinbouw in het kleine boeren- en pluimvee- houdersbedrijf M EN plant in den laten herfst als regel tweejarige struiken, zoo noodig tot tegen het voorjaar en snoeit na het planten in Februari/Maart vrij kort in, onge veer tot een lengte van 20 30 cm, al naar de dikte en lengte van het lot op de aangekochte struiken. Het fijne hout is bijzaak, waarom goede struiken liefst tenminste drie stevige loten moeten dragen. Deze gaan door het snoeien vertakken en geven opnieuw een ste vig lot, waaruit de struiken worden opgebouwd. Een jaar na het planten snoeit men opnieuw een aantal loten terug tot op omstreeks de halve lengte; nu nog meest alle loten, die forsch gegroeid zijn; de dunste wat langer, de dikkere wat korter. Weer een jaar later kiest men er omstreeks een tiental, goed verdeeld over den omtrek, uit, welke men weer inkort en laat de overige loten ongesnoeid, voor zoover zij niet te dicht staan. Die geven dan vrucht. WITLOF Snoeien en bespuiten van de zwarte bes De boomkleurstoffen VRIJDAG 19 FEBRUARI 1943 DE LANDSTAND PAG. 8 .borwconsulent Ir. D BJoemsma: Te dichi staande scheuten neemt men zoo noodig bij den grond weg, vooral de zoogenaamde grondscheuten, die uit den grond komen, daar men nooit struiken op stammetjes moet telen, hetgeen ook kan ontstaan door te hoog poten. In de volgende jaren snoeit men de sterkste scheuten terug, dunt uit, wat te dicht staat, bevordert hier en daar het vertakken door insnoeien, maar bewaart eenige grondloten of "loten, die onderaan uit de dikste takken Komen. Dit worden toch de opvolgers van de oudere takken, die gedragen hebben. Na het derde of vierde jaar vervangt men dan ook geregeld een aantal oudere takken door sterke loten van onder uit de struiken Het verjongen van den zwarten bessenstniik toch is onmisbaar. Deze vervangers snoeit men, als er ruimte is, ook één jaar in, om vertakking te kra gen en gaten op te vullen. Hebben de struiken een paar maal zwaar gedragen, dan moeten nu en dan ook de onderste takken, die op den grond liggen, worden verwijderd. Het plukken daar van is dan bijna onmogelijk en het wegnemen ervan verhoogt de gemiddelde kwaliteit van de bes (de onder ste zyn niet de mooiste!) en ook Het uitloopen van slapende knoppen onder in de struiken, waardoor ver vangers ontstaan. Het derde of vierde jaar kan men op een normalen oogst rekenen. Ziekten van de Bes. De zwarte bes heeft veel last van de bladluis, die 's winters in den eitjesvorm op het hout overblijft. Nor maal wordt daartegen in JanuariyFebruari gespoten met een 7% oplossing van vruchtboomcarbolineum. Thans spuit men met kleurstoffen, waarover nader advies is te vragen. Ook kan ze in den luis-vorm met een nlcotine-oplossing van 1 op 1000 worden bestreden, dus In het voorjaar. De bereiding hiervan is echter vrij gevaarlijk, Jaar zuivere nicotine een zwaar vergift ls. De rondknop (dikke ronde knoppen ontstaan er dan!) wordt veroorzaakt door een mijt. Hiertegen moet ge spoten met een Californische papoplossing van 1 op 15 (bij de Goliath van 1 op 20), als de- blaadjes ongeveer de grootte van een cent hebben, of de knoppen open zijn, maar de oloémen nog niet. Het tydstip is van veel belang, daar anders licht bladverbranding optreedt bij zonnig weer. De brandnetelbladziekte of het „peterselieblad" bestrijdt men het best door ernstig aangetaste struiken te verwilderen en te vervangenMen herkent ze in den pluktijd het gemakkelijkst, (Vervolg van pag. 7) Dit geldt ook voor Nipton 1 pCt., dat wat al te ge makkelijk uitkristalliseerde, zoodat tenslotte in de op lossing, waarmee gespoten werd een te zwakke ver dunning van de gifstof werd verkregen. Ook hiermee is bij de vervaardiging van het product dit jaar rekening gehouden. W. U. 117 6 pCt. is een aerbinding van minerale olie en een der nitro-orthocresolen. Daaruit volgt dat het kan worden gebruikt zoowel ter bestriding van luizen als tegen spint. Het is een zoogenaamd universeel be- spuitingsmiddel, dat zoowel vruchtboomcarbolineum als minerale olie kan vervangen. Naar uit het gepubli ceerde lijstje blijkt, is ook dit middel nog verkrijg baar en kan het wel door den Plantenziektenkundlgen Dienst worden aanbevolen. In een volgend nummer hopen wij een man uit de praktijk aan het woord te kuhnen laten, om eens weer te geven, wat zijn ervaringen met de dinitro- orthocresolen zijn. doordat het blad smalletjes aandoet en de tros sen uit kleine en weinige besjes bestaan. Tij dens den oogst merkt men die struiken en trapt ze na den tfluk direct in elkaar, om ze later te herkennen. Zij oonen de zorgen niet en door ze te laten staan kosten ze jaarlijks mest en sproei- en snoeikosten, afgezien van den grond zelf, die niets levert. Men koope daarom ook struikjes, N.A.K.-gekeurd, met certificaat. In een jóngen aanplant kan men, evenals by fram bozen en andere bessen, allerlei akkerbouwgewassen tusschen telen. Men passé zich hierbij aan bij zijn ondervinding. Zjjn stamboonen al een goed gewas, vooral bij frambozen; bij bessen kan men ook aardappelen, winterwortelen, witlof e.d. tusschentelen, maar liever geen kool, althans niet in de nabijheid der struiken. Bij bessen heeft men toch nog een paar jaren over maat van ruimte en men kan de ondervrucht niet missen. Mededeeling van den proeftuin Zuid- Hollandsch Glasdistrict te Naaldwijk Worteldikte en krop. D EZE groente, die 's winters op de markt kqmt, is van groote beteekenis en geniet een steeds toene mende belangstelling. Voor den kweeker is het daarom van belang, zich die rassen te verschaffen, welke het meest geschikt s^jn om te forceeren. In ieder geval moet de kweeker er zich van overtuigen hoe groot het percentage goede en slechte kroppen is, dat door een bepaald ras b(J het trekken wordt gele verd. Ondanks het forceeren zijn de wortels toch voor de zaad teelt te gebruiken. Er kan door het uitzoeken en het zaadwinnen van die wortels, die de beste krop geven, witlof verkregen worden, dat beter geschikt is voor het trekken. In het belang van de witlofteelt mag van deze methode, ondanks de geringere zaadopbrengst, niet worden afge zien. Tegelijkertijd bezitten we in het selecteeren van de wortels, direct na het rooien op het veld, een goede mogelijkheid om de geschiktheid voor het trekken van het witlof te verbeteren. Meting van wortel en lof. Bij proeven werd de grootte van den wortel in de krop gemeten om vast te stellen, welke maat zich het beste leent voor het trekken. In de practijk wordt, bij het inkuilen van wortels, die te lang zijn, eenvoudig een stuk afgebroken. Ondanks dat, leveren zulke wortels toch een heele krop. In de eerste plaats schijnt de worteldikte van beteekenis te zijn. Daarom werd van alle wortels uit één trek de worteldikte en de kropdikte gemeten. Ver der werden wortels vergeleken, die op verschillende gronden gegroeid waren, n.l. zandgrond en veengrond. Uit de metingen bleek, dat er een belangrijk verband bestond tusschen de worteldikte en de kropdikte. Bij grootere worteldikte nam ook de kropdikte toe. Die Geforceerde witlof Foto's: Proeftuin Z.Hr Glasdistrict te Naaldwtfk Veldje witlof toename werd echter steeds geringer en vanaf een bepaalde worteldikte werd geen toename van de krop dikte meer verkregen. Van beide grondsoorten is deze tendenz, zooals ver wacht kon worden, dezelfde. Men kan dus bij het rooien van de wortels de selectie daarop richten, dat men zooveel mogelgk wortels van eenzelfde dikte be stemt voor het trekken. De zwakke, dunne wortels, maar ook de te dikke worden uitgeschakeld. Een ander nadeel van sommige witlof rassen is, dat er een aantal wortels in voorkomen, die by het trekken niet één maar meerdere, natuurlijk zeer dunne kropjes van slechte kwaliteit leveren. Wortels met meer dan één krop. Ook bij deze wortels werd de dikte gemeten, om te zien, of dit verschijnsel aan een bepaalde worteldikte gebonden was. De wortels werden daartoe in groepen van bepaalde dikte verdeeld en het percentage wor tels met meerdere kroppen berekend. Deze metingen werden slechts in één jaar gedaan, maar zgn zoo interessant, dat ze hier toch vermeld worden. Het aantal wortels met meerdere kroppen bedroeg bij een worteldikte in cm. in 2.7—3.4 7.0 3.5—3.8 3.7 3.9—4.2 11.5 4.3—4.7 27.7 4.8—5.1 21.7 5.2—6.5 59.7 boven 6.5 100.0 We zien met een toenemende worteldikte ook een toe neming van het percentage wortels met meerdere krop pen. Bij een worteldikte boven 6.5 cm. gaven alle wor tels meerdere kroppen. Een worteldikte van 45 cm. leverde de beste opbrengst n.l. de dikste kroppen met een betrekkelijk laag percentage afwijkende kroppen. De heel dikke wortels zijn dus minder geschikt voor het trekken. Bij de selectie met het doel witlof te verkrijgen, dat het beste resultaat geeft bij het trekken, moeten voor de zaadteelt geen wortels "genomen worden, die dik ker zijn dan 5 cm. doorsnede. Het is mogelijk en waar schijnlijk, dat breedkoppige wortels bij het trekken met meerdere kroppen te voorschijn komen. Voor de zaadwinning opgeplant, leveren zulke exem plaren doorgaans meer zaad dan de middelmatig ont wikkelde. Deze manier is echter onverantwoordelijk en nadeelig voor de witlofteelt. Om de kwaliteit van den witlofoogst te verbeteren, is het gewenscht, dat de zaadkweeker zelf zrjn wortels trekt, om te icontrolee- ren, in hoeverre ze daartoe geschikt zgn. Om daarbij niet te veel uitval te hebben, is het doelmatig de wor tels „voor het inkuilen te sorteeren en die met een dikte boven de 5 cm. er uit te houden. Voor de trek kers van witlof is deze sorteericg, waarbij ook de te dunne wortels uitgeschakeld worden, aan te bevelen, om een zoo gelgkmatig mogelgk product te kunnen oogsten. Dit onderzoek heeft dus geleerd, dat de beste kwa liteit lof wordt verkregen bij een wórteldikte van 4 tot 5 Cm. Dunne wortels leveren dunne kroppen en heel dikke wortels kunnen een hooger percentage met meerdere kropjes van minderwaardige kwaliteit geven. Van belang is, dat, ondanks den grooteren uitval, voor de zaadwinning die wortels worden gebruikt, die b(j het trekken goede hoedanigheden hebben te zien ge geven. De Rijkstuinbouwconsulentf IR. J. M. RIEMENS

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1943 | | pagina 8