Groei van den Landstand en dringende kwesties Staatsslciafrenteknecht of vrije boer IF/ VRIJDAG 26 FEBRUARI 1943 DE LANDSTAND PAG. 2 Indrukken en gedachten (XXVI) nget wijfeld is er geen provincie in ons land, waar de druk tegen de doorvoering van den Landstand van bepaalde zijde sterker is dan in Limburg. Zij die zich niet van den rechten weg laten afbrengen en ongestoord bouwer zijn aan het publiekrechtelijk lichaam, dat Nedcrlandsche Landstand is gedoopt, be zitten het goede soort ruggegraat, dat wij in dezen tyd noodig hebben om ons volk voor te gaan naar een betere toekomst. Dat geldt inzonderheid voor de Lim- burgsche medewerkers in het Landstandapparaat, die het wel bijzonder moeilyk hebben. Ondanks alle tegen werking gaan steeds meerderen de oogen open en ondanks de terreur marcheert de Landstand steeds beter, ook in dit gewest. Het natuurlijke instinct van den boer die aanvoelt dat nu iets geschapen wordt dat past bij zyn eenvoudigen boerenaard, dat hem inderdaad steunt in zyn arbeid en hem richtlijnen geeft in zijn bedrijf, wint het van de onwaarachtigheid, die hem van andere zijde wordt voorgezet. Het was vorige week in Maastricht voor degenen die met onverwoestbaar geloof en met ijzeren doorzettings vermogen vanaf de oprichting van den Landstand in Limburg hebben gewerkt, een schoone dag. In een bijeenkomst van ruim honderd getrouwen kon Boeren leider Quaedvlieg de Buurtboerenraden officieel instal- leeren, alsmede een aantal commissies op het gebied van akkerbouw, veehouderij, tuinbouw enz. Dit geschiedde in tegenwoordigheid van Limburgs eersten magistraat, commissaris Graaf Marchant et d'Ansembourgh, als mede van Boerenleider Roskam, de Landelijke Leidster der Landvrouwen, Mevr. Zwiers-Luth en tal van andere persoonlijkheden. Mogen de thans officieel aangestelde gezagsdragers in Limburgs dreven de kracht kunnen ontplooien, noodig om het gezag van den Landstand en dus van den Boerenstand in het gewest, te kunnen doorzetten tegen alle bedreigingen en wat dies meer zij, in. Het goede voorbeeld zal het ook hier winnen! en vraagstuk dat dringend om oplossing schreeuwt, is ongetwijfeld de klompenkwestie. Natuurlijk zijn er ook in de stad menschen die bij gebrek aan schoeisel gebruik moeten maken van klompen. Dat mag echter niet ten koste gaan van al degenen die bij hun arbeid altijd klompen hebben gedragen, omdat ze daarzonder hun werk niet kunnen doen. Een boer en klompen worden dikwijls ook wel eens spottend tegelijk genoemd. Een boer zonder klompen is in vele gevallen ondenkbaar en boerenkinderen evenmin. Thans zitten velen inderdaad zonder dit onmisbaar schoeisel en is overal schreeuwende behoefte hieraan. Vroeger was hier veel invoer uit België, wat thans niet meer het geval is. Daarenboven is de vraag enorm gestegen. Dat neemt niet weg dat er in ons land nog hout is en nog voldoende klompenmakers zyn. Ergens hapert; het dus en wel aan een juiste distri butie. iiet is ons bekend dat van de zijde van den Landstand tydig en herhaaldelijk bij bevoegde instanties is aangedrongen op een afdoende oplossing in het klompen vraagstuk. Het is ook voor onze voedselvoor ziening te hopen dat in deze kwestie eindelyk de ge- wenschte snelheid wordt betracht en de klompen weer in de eerste plaats kunnen klepperen op de plaatsen waar ze altijd geklepperd hebben. f hans een nog ernstiger kwestie. Nu Europa den totalen oorlog is ingegaan, moet ook hier alles worden aangevat dat by kan dragen tot het bereiken van de overwinning. Dr. Göbbels heeft in zyn groote rede te Berlyn vorige week duidelijk gezegd waar het op staat. Typeerend was zijn uit spraak: „Wjj willen liever een paar jaar verstelde kleeren dragen dan dat wjj een toestand oproepen, waarin ons volk een paar eeuwen in lompen zou moeten loopen." Nu alle krachten worden gemobiliseerd, nu ook in ons land ieder, die werken kan, daartoe wordt verplicht, rust op ónze boerenbevolking nog meer dan voorheen de plicht, ondanks een zee van moeiiykheden en on danks hier en daar te lage pryzen der producten, het uiterste te geven, teneinde daardoor de voeding van ons volk in dezen tijd veilig te stellen. Duizenden boeren en tuinders met hun arbeiders geven inderdaad het uiterste, ook al klagen ze af en toe terecht. De spreuk die we lazen in het Hunehuis te Havelte, daar waar dezen winter tal van veertien- daagsche cursussen zyn gehouden vanwege de Jonge Landstand, bevat een groote kern van waarheid. Iedere keer als we daar komen, vallen ons de woorden op: „De boer is zoo graag boer, óók al mag hij nog zooveel klagen". Is het niet zoo? De boer geeft zyn roeping niet gemakkelijk op. Dat hebben ze ook in de crisisjaren getoond. En is daardoor ook het gedicht van Weremeus Buning „de boer ploegt voort", niet zoo treffend juist? DE BOER DOET ZIJN PLICHT ONDER ALLE OM STANDIGHEDEN. Hy mokt over het scheuren van zyn grasland, maar hij scheurt. Hij ziet groote bezwaren in den verbouw van nog meer aardappelen, maar hij zal ze verbouwen gaan, omdat ons volk deze vruchten van den akker noodig heeft. De groote massa der boeren heeft al jaren in verstelde kleeren geloopen, maar ook zij wenschen niet in lompen te loopen, ook zij wenschen geen slaven van StaÜn te worden en zij bebouwen hun- akker en verzorgen hun vee,1 zooals het behoort, onder alle omstandigheden. De een met meer, de ander met minder overtuiging. Er zijn uitzonderingen. Er zyn enkelingen die uit kop pigheid hun akker braak laten liggen, er zyn enkelingen die weigeren te scheuren, óók al kunnen ze het om de weers- en bodemgesteldheid, er zijn anderen die hun producten clandestien en duur verkoopen Maar zij worden door de meesten met den vinger na gewezen en al worden ze dan niet verraden, toch wordt het hun kwalyk genomen dat ze aldus de volksgemeen schap benadeelen om eigen zak te spekken. De doorsnee-boer doet zijn best en verbouwt wat ge vraagd wordt, verzorgt zijn akkers en zijn vee zoo goed hem dat mogelijk is. Al zal de een meer tot zich nemen van de landbouwtcchnische adviezen die hem, ook door middel van ons orgaan, gegeven worden, dan de ander. [3 zÜn anderen. Daar zyn bewoners van groote villa's in prachtige parken, die het niet zoo nauw nemen. Wat kan hun de voedselvoorziening scheien Zij koopen allicht voldoende clandestien. In midden- Nederland vooral, in Utrecht en in het Gooi schijnt het zelfs voor te komen dat verschillende parken niet, gelyk opdracht is, worden omgespit, maar op de oude manier worden de grasperken gehandhaafd. Maar dat niet alleen! Terwyl menige boer onvoldoende mest heeft voor zijn akkers, al wordt op deze zelfde akkers voedsel voortgebracht voor ons volk, bemest men deze gras perken nog met goeden stalmest, zoo luiden onze be richten, alleen om het den bewoners tot een lusthof in den zomer te doen worden. Dat moet veranderen! Als deze bewoners begrepen wat hun plicht was, zouden zy uit vrjjen wil hun parken zelf gaan omspitten en er straks aardappels en andere gewassen op verbou wen. Misschien zouden zij dan een keer arbeidsvreugde beleven als ze in den zomer door de op deze wyze verkregen lusthoven gingen wandelen, om hun vruchten te aanschouwen. En dan kon de stalmest dienst doen voor gronden die reeds min of meer uitgemergeld zyn doordat er jaren achtereen met te weinig mest pro ducten op zijn geteeld voor onze volksvoeding. Maar nu de bewoners dezer villa's, de eigenaars der parken, hun plicht jegens het vaderland niet begrypen, dient hier snel te worden ingegrepen en het hun on gezouten te worden ingepeperd. Juist deze menschen voelen nog niets voor de lompen, waarover dr. Göbbels het had, maar in hun verblindheid werken ze er aan mee om zelf een keer daarin te moeten loopen als de bolsjewisten in Europa het voor het zeggen zouden krijgen. Dan zullen zij de eersten zijn die met de wel daden van Siberië worden gezegend en dat is nog erger dan lompen dragen. TER HAAR. ff'E hebben in de laatste nummers de aandacht gevraagd voor de boerenjeugd en gewezen op de taakwelke haar wacht in de samenleving. De taak om 't leven der volken een inhoud te gevenwelke beantwoordt aan de wetten van de Schepping, die een gezonde levensvreugde verlangen als grondslag van de culttiur. Of onze jongeren die taak kunnen vervullen, dat hangt af, natuurlijk in de eerste plaats van hun kennen en kunnen. Maar daarmee is zeker niet alles gezegd op een oogenblik van ontzettende wereldworsteling, zooals wij dat moeten doormaken. Immers, de afloop van deze wereldworsteling is van beslissende beteekenis. v Daar zijn drie mogelijkheden: 1. Duitschland en zyn bondgenooten winnen en Europa zal zich een nieuwe toekomst bouwen op de oude wetten van de natuur lijke orde der dingen, die aan den boer een voor name plaats geven. 2. Het bolsjewisme wint, loopt heel Europa onder den voet en stort onze beschaving van de ramp van den oorlog in de ramp van de inwendige roode revolutie, die geen menschelyke vrijheid en zeker geen boerenvrijheid erkent, maar alleen weet heeft van staatsslavernij. 3. het Amerikaansche vrijmet selaar skapitalïsme werpt zich na een nederlaag van de As op 't verzwakte Rusland en sticht de wereldheerschappij van het bankkapitaal, dat dan van den grond een eeuwig vloeiende rentebron zal maken en van den boer den renteknecht van beursgokkers. Om deze drie mogelijkheden gaat het vandaag aan den dag, wélke mooie leuzen men ook moge uit strooien om het anders voor te stellen. Boeren heete'n nuchtere menschen te zyn. En in den dagelijkschen arbeid geven zy daarvan ook als regel blijk. Hoe afhankelijk zij zijn van weer en wind, zij laten niets over aan het toeval, als zy goede boeren zyn. Er kan gebeuren, wat wil, vóór alle dingen gaat hun het werk op het bedrijf en pas als dat voor elkaar is, willen zij zich nog wei eens met andere dingen bezighouden. Dat is waarschijnlijk de voornaamste oorzaak van het gemis aan politiek begrip, waaraan zoovelen lijden. En dat is dan ook de oorzaak van hun ge ringen politieleen invloed in den loop der tijden Weleer was dit het allerergste niet, omdat de poli tieke vraagstukken in een dunner bevolkte wereld van eenvoudiger constructie bleven. Maar met het ingewikkelder worden der verhoudingen kreeg de afzijdigheid der boeren het karakter van een nood lot der volken, want deze werden daardoor uitge leverd aan volkomen van den bodem en de natuur vervreejtide machten, die een wreed spel speelden met hun lot. Hoever dat spél gaan kon, heeft het jongste verleden ons geleerd en leert ons de oorlog eiken dag opnieuw. Hadden gezonde, eerlijke boerenleiders de koorden van het bestuur der volken in handen gehouden, het zou nooit zulk een wanorde geworden zijn. Het heeft geen zin om deze stelling in bijzonderheden te gaan uitspinnen. Wat gebeurd is, dat is gebeurd en daaraan valt niets meer te veranderen. Maar onze jeugd, die voor een eigen toekomst staat, moet zich toch wél terdege spiegelen aan dat ge beurde. Zij moeten weten, dat zoowél de ontwikkeling van het ongebreidelde bodemvervreemde kapitalisme als die van het, op joodsche theorieën steunende bolsje wisme zich voltrokken als gevolg van vernietiging van het oorspronkelijke boerenwezen. Zij moeten weten, dat bij geen dezer beide, naar de wereldmacht dingende, stelsels plaats is voor een fieren, eerlijk werkenden, op eigen grond en bedrijf aanspraak makenden boerenstand, zooats Germaansche volken die altijd gekend hebben en altijd zullen behoeven om gezond en levensblij te kunnen zijn. Niet voor niets werd Duitschland tweemaal achter elkaar in den oorlog gedreven om zijn kracht als boerenvolk te breken. En niet voor niets is de haat tegen Adolf Hitler in de beide kampen even groot, wijl hij zijn werk begon met de eenvoudige waar heid: wij zullen boerenvolken moeten zijn, willen wij sterke volken wezen, tot inzet van zijn politiek te maken. Hij bond daarmee bewust den strijd aan tegen élke wereldheerschappij, want boerengeest is vrijheidslieven de geest en vrijheid om te leven tiaar eigen aard, op eigen bodem laat zich niet verbinden met wereldmacht, die altijd onderdruk king moet zyn. Meer hoeft een boer eigenlijk van wereldpolitiek niet te weten om zijn plaats te kunnen bepalen, maar van dit weinige moet hij dan door en door drongen zijn. En de boerenjeugd vooral dient dit als punt één van alle wijsheid tot richtsnoer te kiezen. Daarom is het de naargeestige bezigheid van het graven van eigen graf als boerenjeugd heden ten dage domweg stelling neemt tegen het nationaal- socialisme, terwijl dat bezig is, den eenigen weg naar een mooie toekomst voor den op vrijheid inge- stelden boer te banen met den inzet van goed en bloed. En daarom is het verantwoord, het jonge boeren volk aan te raden, desnoods tegen het begrip van verstarde ouderen in, den weg van het zelfbehoud te gaan met ons, die de machten van behoud en de machten van verderf onderscheiden hebben. Er is maar één antwoord op de vraag: staatsslaaf, renteknecht of vrije boerf Dat antwoord moet de jeugd geven, nu, voor véle geslachten. En zy moet als boerenjeugd sterk genoeg zyn om door te zetten, ook daar, waar zich in het pak van stryders voor boerenrecht soms nog kwaadwillen den mochten verschuileti. Daar is groot werk te doen, werk, dat niet mis lukken mag door eigen nalatigheid! D. v. d. B.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1943 | | pagina 2