Duitsche Landvrouwenleidsters
bezoeken ons land
VOOR DE LANDVROUWEN
PAO. 5
DE LANDSTAND
VRUDAG 26 FEBRUARI 1912
AN oudsher reisden we graag in Nederland. Niet
alleen, omdat de geschiedenis van dit land ons reeds
in onze jeugd aantrok, omdat we de prachtige Ne
derlandsche schilder- en teekenkunst van de gebroe
ders Van Eyck of langs de groote meesters van de
17e eeuw tot aan Van Gogh toe wilden nasporen,
of omdat, in het bijzonder voor degenen, die aan
plat-Duitsch gewend zijn, het elkaar verstaan gemak
kelijker is dan gewoonlijk in het buitenland, maar
vooral, omdat de landbouw in Nederland ons interes
seerde en wij bij de veiling en op de veefokkerijen
en de groote groente-, fruit- en bloemkweekerijen
zooveel nieuws leerden.
Ditmaal gold ons bezoek den Nederlandschen Land-
stsend, welks Landvrouwenleiding in November op
studiereis in Westfalen was. In vredestijd was Neder
land met zijn bontgekleurde bloembollenvelden, de hel
dergroene weilanden, de verzorgde tuintjes en keurige
huizen een vreugde voor iederen reiziger. En ook nu,
ofschoon de weiden voor een groot gedeelte gescheurd
zijn en een deel van de velden en kassen, inplaats
van voor bloemen voor de teelt van groenten gebruikt
worden, is toch overal de orde en zindelijkheid, de
landbouwtechnische bekwaamheid en bij de vrouwen
de liefdevolle zorg voor huis en gezin dezelfde geble
ven.
Wanneer er vroeger op internationale congressen ge
sproken werd over de met werk overbelaste landvrou-
wen en er maatregelen besproken werden om dezen
arbeid te verlichten, dan waren dit vraagstukken
die de Nederlandsche deelneemsters maar zijdelings
interesseerden. Boerderij- en stalwerk werd overwegend
door mannelijke arbeidskrachten verricht; het mede
werken van de landvrouw op de akkers kwam, op
enkele gevallen na, zelden voor.
De boerderijen verschillen zeer van de onze en ook nu
kregen we op de grootere bedrijven geheel ep al den
indruk van een stadshuishouding op het platteland.
Terwijl in Duitschland bij bezichtigingen, de kelders
en voorraadskamers een groot gedeelte van den tijd
in beslag nemen en de flinkheid der landvrouw te
zien is aan de wijze, waarop zij haar voorraden be
waart, zijn hier grootere voorraadskelders met honder
den zelfingemaakte glazen, flesschen en blikken, eigen
gemaakte vruchtenwijnen en eigengebakken brooden
niet te vinden.
Door dit leven van wat men „koopt", hebben de
Nederlandsche Landvrouwen meer tijd om zich te
wijden aan het verfraaien van haar woningen en zoo
was het èen ware vreugde niet alleen op de grootere
In de maand December bezochten twee mede
werksters van den Reichsnahrstand Rijks-
voedingsstand), Dr. Aenne Sprengel, Landwirt-
schaftsratin (Landbouwkundig Adviseuse geeft
het beste de bet eekenis weer) en Frau Keuss-
nerGerhardt v. d. afd. Buitenland, uit Berlijn
ons land.
Voor onze landvrouwen laten we hieronder een
verslag volgen van hun reis, dat zij ons toe
zonden.
boerderijen in Friesland, maar ook op de middel-
groote en kleinbedrijven die we in de provincies Over
ijssel en Noord-Brabant bezoeken mochten, de mooie
planten in de vensterbanken, de glanzende vloeren
en het blankgepoetste tin- en koperwerk te zien.
Wij waren onzen begeleidsters bijzonder dankbaar, dat
zij ons met de Provinciale Landvrouwenleidsters en
de Dorpsleidsters tezamen brachten, bij wie we allen
gastvrij en hartelijk aan huis ontvangen werden, en
dat zij ons bovendien in de gelegenheid stelden juist
in kleine, kinderrijke bedrijven in Noord-Brabant een
kijkje té nemen, zonder dat wij van te voren aan
gekondigd waren.
Ofschoon hier de vrouwen ook in de stallen meehiel
pen ook een boerin op een 30 ha. groot bedrijf
in Friesland had haar aandeel in het werk en molk
zelf, zonder hulp van kinderen en zonder inwonend
personeel toch waren reeds 's morgens de woon
kamers opgeruimd en schoon. De kamers met hun
groote ramen, waardoor op deze zonnige December
dagen veel licht binnenviel en de vele bloeiende plan
ten toonden hoeveel zorg ook nu onder zooveel moei
lijker omstandigheden, de landvrouwen aan haar huis
wijden.
Bijzonder interessant voor ons was het „Stelp"-
type boerderij, dat voor kleine bedrijven arbeids-tech-
nisch ideaal is, omdat alle ruimten zoo dicht moge
lijk bij elkaar onder één dak vereenigd zijn. Ook in
de grootere bedrijven, waar het woongedeelte meest
voor het groote hoofdgebouw gelegen is, ligt de ver
binding tusschen woonruimte, stal en schuur onder
één dak, zooals wij dat van Duitsch-Friesche en Ne-
dersaksische boerderijen kennen. De vrouw behoeft
geen stap naar buiten te doen om in de stal of
schuur te komen. Hierheen moet men de tegenstanders
van den „gesloten" boerderijbouw, de Oost-Duitschers
brengen, die woonhuis en stallen los van elkaar wen-
schen en de Noren, die het liefste voor iedere dier
soort een afzonderlijk gebouw en natuurlijk de voor-
raads- of provisiekamer geheel apart gebouwd willen
hebben.
Vooropgesteld dient te worden, dat voor de „Stelp",
zoowel als voor alle onder één dak gebouwde boer
derijen, de stallen zoo frisch en schoon, het vee zoo
verzorgd en gezond, kortom de geheele stalinrichting
zoo voorbeeldig is, ais wij het in Nederland gevonden
hebben. Een bijzondere gebeurtenis, was het bezoek
aan Giethoorn, het Nederlandsche Venetië.
Het lijkt met zijn huizen op eilandjes en net punter-
verkeer gedurende net grootste gedeelte van het jaar,
en bij vorst het verkeer op sleden en schaatsen, veel
op onze dorpen in het Spreewald, alleen de bosschen
ontbreken. De burgemeester van Giethoorn gaf ons
een interessant verslag van de ontwikkeling van dit
dorp sedert de 12e eeuw. Een aantal boerinnen waren
ons komen begroeten; vcrscheidenen van oen hadden
een tijdlang in Duitschland gewerkt of gewoond, zoo
doende konden we elkaar goed begrijpen en verstaan.
In Friesland bezochten we o.a. een technisch zeer
modem ingericht veebedrijf met uiterst dpelmatig inge
richte woon- en slaapkamers. Hier zag men op geluk
kige wijze de moderne gemakken vereenigd met het
beste van oude familie-traditie en boerenkultuur; prach
tig famihezilver, oude wapens, een antieke beschil
derde wieg, mooi gevormd tinnen en koperen vaatwerk.
Daarna trof ons zeer het dorp Staphorst, waar de
tijd scheen te hebben stilgestaan, waar volwassenen
en kinderen tot op den huidigen dag loopen in hun
onveranderde kleederdracht; de meisjes met de me-
taalbanden langs het hoofd, de kleinen met hun dikke
„valhoedjes", waaronder roodwangige gezichtjes de
wereld in kijken. De keukenmuren, die van onder tot
boven uit bonte tegeltjes Instaan, waartusschen de
beschilderde roode deuren oplichten, waarachter de
oude, onhygiënische bedsteden zoowaar nog in gebruik
zijn. Overal was de ontvangst hartelijk. Zooals we
altijd ondervonden hebben, vinden Landvrouwen door
hun gelijke liefde voor den bodem en den daarmee
verbonden arbeid voor nuis en gezin elkaar over de
landgrenzen heen gemakkelijk.
Veel vreemder is ons het Nederlandsche Landbouw-
huishoudonderwijs, dat veel meer met theoretisch-
wetenschappelrjke vakken belast is en waarvan d«
scholen meer het karakter hebben van"*zeer modernf
stadshuishoudscholen.
Vooral het tuinbouwonderwijs verschilt zeer van wat
wg onder opleiding van de vrouwelijke landjeugd voor
het aanleggen en benutten van een boerenmoestuin
verstaan. Door de veranderde wereldverhoudingen en
den daaruit voortvloeienden ombouw van 't Nederland
sche boerderijwezen, zal niet alleen de arbeid van de
Landvrouwen, doch vooral de opleiding van de vrou
welijke landjeugd in de toekomst sterk beïnvloed
worden. Een groot deel van bet Nederlandsche land
volk erkent deze noodzakelijkheid nog niet.
Diegenen echter, die zich bewust zijn van de lots
verbondenheid der Eurofceesche volkeren en die mee
werken willen aan den opbouw van het nieuwe Europa,
vinden elkaar in den Nederlandschen Landstand. Het
is ons streven, de vrouwen in den Landstand met
onze ondervinding van 10 jaar opbouwwerk te helpen
en te steunen. Wederzijdsche uitwisseling van gedach
ten en besprekingen over wat men opmerkte tijdens
bezichtigingen, zooals door de reis van d<e Landvrou
wenleiding naar Westfalen en ons tegenbezoek aan 3
Nederlandsche provincies, is het beste middel elkaar
te leeren kennen en de mogelijkheid na te gaan, in
hoeverre maatregelen, die in het eene land beproefd
zijn, ook voor het andere van nut kunnen zijn.
Na afloop van deze beide reizen, gelooven wij, dat
de grondslag voor een openhartige samenwerking is
gelegd, die in 1943 door verdere bezoeken en studie
verblijf op landbouwhuishoudscholen in het Duitsche
rijk, zoowel als dooi wederzijdsche uitwisseling van
landjeugd verdiept zal worden.
DE ZUID-BEVELANDSCHE LANDVROUWEN'
BIJEEN'
Dinsdag 16 Februari hielden de landvrouwen uit Zuid-
Beveland een vergadering in „De Prins van Oranje"
te Goes.
Het openingswoord weid uitgesproken door de Land
vrouwenleidster in Zuid-Beveland, Mej. L. Welleman.
Deze gaf daarna een korte uiteenzetting over het
doel en de organisatie der afd. Landvrouwen van den
Nederlandschen Landstand en tevens over de afd.
Landjeugd.
Spreekster zeide o.m.:
„Nu we gekomen zijn tot de groote boerenarbeidsge-
meenschap, die „Landstand" heet, zullen ook de vrou
wen die tezamen de afd. Landvrouwen vormen, zich
als werkend lid van deze gemeenschap moeten gaan
voelen enzich er ook voor inzetten."
Vervolgens hield Mej. J. Dekker, Directrice van de
Landbouwhuishoudschool te Terneuzen, een lezing over
den Boerderrjenbouw in Nederland. Deze interessante
lezing werd met lantaarnplaatjes toegelicht.
Tot slot werd door de werkleidster van de Landvrou
wen in Zeeland, Mej. Fr. Waterman, een spin-demon-
stratie gegeven.
Ook de Latidelijk leidster der Landvrouwen Mevrouw ZwiersLuth was te Maastricht aanwezig. (Voorste
rij in het, middenL