Naar het land der zwarte
aarde
Tuinbouw in het kleine boeren- en
pluimveehoudersbedrijf
Nederlandsche bo<
Vakproblemen
Boereninzet in de Oekraine
VRIJDAG 26 FEBRUARI 1943
DE LAND!
ik heb het Sezien> het land der zwarte aarde.
Dat land met zijn schier onbegrensde mogelijkheden,
doch ook: dat land met zijn even onleschbare tekorten
thans. Tekorten op elk gebied: menschen, vee, ma
chines, brandstof, zaai- en pootgoed, huishoudelijke ar
tikelen, kleeding, bouwmaterialen en wat al niet. Te
korten, die niet maar zoo een twee drie z(jn aan te
vullen, maar voor één tekort dient direct gezorgd, al
bet andere zal het land daarna zelf wel opbrengen, of
het wordt er successievelijk weer naar toe gebracht
na verloop van enkele jaren. Maar dat eene tekort
moet zoo snel mogelijk overbrugd worden, dat is het
tekort aan menschen, aan mannen die leiding kunnen
geven aan de bevolking daarginds, een bevolking die
gewend is alles op bevel te doen, die zonder leiding
voor de gemeenschap practisch werkeloos blijft. Voort
varende mannen, die leiding kunnen geven aan de be
drijven, aan den landbouw, boeren, die met kennis en
ervaring van bedrijfsvoering, na een korte vooroplei
ding, tijdens welke hun een overzicht van de directe
mogelijkheden en van de jneest dringende problemen
wordt verschaft, de leiding op zich kunnen nemen over
land, bedrijf en ingezeten volk.
Ook ik heb het gezien, dat land en welke grootsche
taken daar liggen. Ook ik heb het gezien, dat is een
uitspraak die men steeds meer hoort gelukkig, die men
steeds meer moet hooren ook. Het moet zoo zijn, dat
alle studenten en afgestudeerden van Wageningen en
van de middelbare landbouwscholen, die de Nederland-
sche boeren moeten voorgaan, hetzelfde kunnen zeggen
ook ik heb het gezienDan pas kunnen zij den
landbouw leiden, den landbouwers ten voorbeeld zijn in
een toekomst, die thans nog veler begrippen te boven
gaat. Het moet daarom zoo zijn, dat de verplichte prac-
tijktijd, die deze jeugdige landbouwvoormannen volgens
voorschrift van hun schoolprogramma moeten doorma
ken, bij voorkeur in de Oekraine wordt doorgebracht.
Het ligt in de bedoeling een weg te vinden om dit voor
de betrokkenen financieel mogelijk te maken.
Neen, wij moeten niet aarzelen; in ons land heeft de
boer genoeg te lijden gehad van den oorlog. Als steeds
komt de grootste druk te liggen op zijn schouders,
draagt hij de lasten van den oorlog, de nooden van de
Engelsche hongerblokkade op zijn vitalen rug.
Wij moeten beseffen hoe wij juist buiten ons land het
leven binnen onze grenzen kunnen helpen verlichten.
Wat daarginds kan worden geproduceerd en aan pro
ductie kan worden uitgebreid, dat behoeven wij in eigen
land niet meer te helpen opbrengen. Het voedselpro
bleem ligt achter hét front, daar waar het minste
transport noodig is. Daar moet geploegd en gezaaid,
daar moet het vee gefokt in zulken getale, dat de op
brengst van ons kleine land daarbij in het niet zinkt
en in hoofdzaak voor eigen vrouw en kinderen bestemd
kan blijven.
Dan kan onze taak, de soortenveredeling, de zaadver.
meerdering, de zaai- en pootgoedselectie op allerhand
gebied weer tot zijn recht komen, dan worden wij we
derom het fijnproeversland van voorheen, dat aan de
groote productielanden en in dezen zeker aan de
Oekraine het fijnste elite-zaad zendt, het met veel
zorg gefokte vee aflevert, de specialisten uit doet
gaan op het zoo# veelzijdig landbouwkundige en tech
nische gebied, de staalkaart onzer beste eigenschap
pen, het uiteindelijke vermogen van ons volk.
Daar zijn nog andere problemen aan verbonden, waar
uit weer taken voor ons land, voor onzen land- en
tuinbouw vooral zullen volgen, die nauwelijks zijn te
overzien en die door geen weldenkend Nederlander
onderschat mogen worden. Ook ik het het gezien, het
land der zwarte aarde voor wie dit kunnen zeggen
is het duidelijk waar onze toekomst ligt, het eere-
werk voor onze boeren: de steunpuntenbedrijfsleiding
in de Oekraine; daarnaast de selectie van vee en de
vermeerdering van zaad- en pootgoed thuis voor den
massalen verbouw op het land der zwarte aarde, de
voorraadschuur, de spijskamer van Europa!
Van Eek. N.O.C.
Rijkst iiinbouwconsuleiit !r. D. Bloemsma:
FRAMBOZEN
OORAL op bedrijven, waar voldoende arbeidskracht
aanwezig is, kan de framboos de aandacht verdienen.
De teelt van dit klein fruit" komt vooral in de om
geving van Breda op het zand voor, maar. ook elders
slaagt de verbouw van dit gewas op zavel-, veen- en
dalgrond uitstekend. Op de zware kleigronden is de
ontwikkeling van dit gewas vaak te gering om het aan
te bevelen. Waar de structuur van den ondergrond
niet te stijf is, gaat het weer beter. Meermalen wordt
de framboos ook als onderbeplanting bij appel en peer
toegepast, maar die combinatie acht ik ongewenscht.
De breede uitgroei van dit heestergewas, door het
vormen van zoogenaamde grondloten of uitloopers
leent zich daartoe weinig.
De teelt van frambozen is reeds geruimen tijd aan
teeltbeperking onderhevig en zoo kan men gewoonlijk
slechts toestemming verkrijgen tot het aanleggen van
een kleinen hoek frambozen, waarop de afzet van het
product dan weer berekend moet zijn Wél kan men
nu en dan teeltvergunning voor frambozen aangeboden
zien en dus overnemen, maar men dient zich dan goed
rekenschap te geven, of er voldoende plukkers op het
bedrijf zijn dan weJ in de omgeving, bij grootverbouw,
en of het vervoer naar een veiling mogelijk is al zullen
kleinere hoeveelheden vaak ter plaatse kunnen worden
aangeboden of aan een plaatselijke conservenindustrie.
Bij een prijs van ongeveer 50 cent per kg kan de teelt
rendabel geacht worden, al wordt dit sterk beinvloed
door de plaatselijke productiekosten. Daar de framboos
licht is. wordt er vrij wat pluktjjd vereischt om een
kg. te oogsten en dit wordt herhaaldelijk over het hoofd
gezien bij het beoordeelen van den gestelden prijs. Bij
het tegenwoordig gebrek aan Derris, hét bestrijdings-
middel tegen den frambozenkever, het gevaar van vorst
schade e.a. mogelijke beschadigingen, is het prijsrisico
ook grooter geworden. De te'eltbeperking heeft dan
ook bijgedragen tot verbetering van den prijs in de
vóór-oorlogsche jaren.
De zorgen voor een goed gewas
Voor uitbreiding van deze cultuur zou dus ongetwijfeld
een speciale vergunning noodig zijn, met een mogelijk
beroep op de afzetmogelijkheden in de conserven
industrie.
Bij deze cultuur gaat men nu uit van éénjarige sten
gels of loten, waaraan een behoorlijk wortelgestel, zoo
dat aangroeien verzekerd is. Men plant bij voorkeur in
het najaar. De grond wordt 50 k 60 cm diep omgespit,
waarbij de bovengrond boven blijft. Hoe dieper, hoe
beter.
Een bemesting van een halven vracht of M3 stalmest
per are is aan te bevelen en dan zoo mogelijk goede
koemest. Kalken van grond vóóraf is als regel wensche-
lijk, indien dit in een aantal jaren niet is geschied.
Heeft men den tijd dan is voorafgaand grondonderzoek
gewenscht. Kan men daarop niet wachten, dan blijft
een matige gift. vooral op het zand. gewenscht, in
verband met het lage humusgehalte; d.i. 1000 k 2000
kg. kalkmerge! per h.a., dan wel Emcal of Silicakalk.
Zoo mogelijk plaatst men de loten op Noord-Zuid-rijen.
Men zet de rijen wel op 1 meter afstand, vroeger zelfs
vrij algemeen en teelt dan „rechtop". Dit in tegenstel
ling met het telen aan gebogen rijen, waarbij de loten,
die vrucht zullen dragen, op zijde zullen gebogen wor
den. van de grondloten of uitloopers af. Op grond van
ervaring is thans wel de beste teeltwijze de rijen te
planten Op 1% meter van elkaai, terwijl men de uit
loopers twee aan twee op een afstand van 60 cm in de
rij poot, dus in hetzelfde plantgat.
In het voorjaar worden de loten dan op ongeveer
45 cm. terug gesnoeid zulks alleen in het eerste
jaar! Men oogst dan weinig vruchten, maar de planten
groeien dan krachtiger uit en kunnen het tweede jaar
een vollen oogst geven. Laat men het eerste jaar de
loten langer, bijv. 60 k 90 cm., dan plukt men wel wat
meer frambozen, maar gewoonlijk is het tweede jaar
het gewas dan nog niet in den besten staat.
(Wordt vervolgd).
ET ligt in onze bedoeling om onder bovenstaan-
den titel een nieuwe rubriek te openen in ons blad,
waarin wij vraagstukken met betrekking tot de een
of andere cultuur aan de orde stellen ter algemeene
bespreking. Wij hebben bemerkt, dat er aan zulk een
rubriek behoefte is. Vakproblemen worden bestudeerd
door menschen van de wetenschap en dikwijls komen
deze tot een oplossing, die zonder meer door den man
van de praktijk kan worden overgenomen. Soms ook
niet, en juist voor zulke gevallen is het, dat wij onze
rubriek „vakproblemen" openen.
Wie dus meent over een bepaald onderwerp, een
nieuwe teelt of een nieuw bestrijdingsmiddel, ervarin
gen te hebben opgedaan, die van belang zijn voor het
geheele vak, die kome met zijn meening voor den dag.
We zullen er graag een plaatsje voor inruimen in de
hoop, dat een uitvoerige bespreking door vakmen-
schen onder elkaar moge bijdragen tot het welzijn
van den heelen tuinbouwstand. Wij behouden ons het
recht voor in deze rubriek ook de meening weer te
geven van deskundigen, die niet behooren tot de prac-
tische tuinders.
Een der problemen, waarover in de praktijk de mee
ningen nog wel eens verschillen, is het onderwerp,
waarvoor wij hieronder belangstelling vragen.
Dunsel in kas en warenhuis.
Dunsel of snijsla is een gewas, dat vroeg in het voor
jaar kan worden geteeld als voorlooper van de krop-
Maandag 22 Februari
vertrok, onder toezicht
van een transportleider
der Nederlandsche Oost-
Compagnie, een nieuw
transport van ongeveer
veertig boeren naar Row-
no. Zij zullen daar op
een school der N.O.C. een
korten cursus volgen, en
vervolgens als assistent
van een Stutzpunkt-
fuehrer, bij gebleken ge
schiktheid, na eenigen
tijd zelf als Stutzpunkt-
fuehrer op groote bedre
ven van 10.000 ha. en
meer worden ingezet. Bij
het transport boeren be
vinden zich ook tuindérs.
Reeds werken Nederland
sche tuinders op bedrij
ven in het rijkscommis
sariaat Oostland, thans
worden zij ook in
het rijkscommissariaat
Oekrajina ingezet, even
tueel als specialisten.
BovenDe boeren voor
het vertrek uit Den Haag
Onder: Moeder geeft
haar zoon nog een pakje
mee.
(foto's Polygoon-Meijer)