De teelt van tuinboonen
s^en zetten zich in
Vonkjes
Bloembollencultuur
IK AND
PAG. 6/7
sla. Nog voor van de kropsla de eerste velden kunnen
•worden geveild, kan reeds dunsel worden geoogst.
Anderhalve maand na zaaiing is het gewas reeds te
snijden. Het is van belang, voor zoover nog geen ly-op-
sla voorhanden is. De vraag houdt echter op, zoodra
de kropsla in voldoende hoeveelheden komt.
Buiten wordt de snijsla niet voor eind Maart gezaaid,
omdat het blad bij vroeger zaaiing hard wordt. Onder
plat glas zaait men van Januari tot Maart en onder
staand glas zelfs nog vroeger.
Meestal gebruikt men dunsel als onderteelt in een
druivenkas, waaruit het weer verdwijnt voor de drui
ven beginnen te werken. En juist hier begint bij de
tuinders het meeningsverschil. Het kan niet worden
ontkend, dat de druiven tijdens hun rusttijd liever niet
moeten worden gestoord. Voor een teelt van dunsel
behoeft de grond niet diep te worden losgemaakt; niet
temin hebben de druiven, volgens velen, ook van deze
oppervlakige grondbewerking te lijden. Bij zaaiing van
dunsel wordt de bovengrond bevochtigd; het zaad
wordt ingeharkt en geplet. Het gevolg hiervan is,
aldus vele tuinders, dat de verdamping toeneemt. De
vochtigheid van de lucht in de kas wordt grooter en
de schimmelsporen hebben dus meer kans om tot ont
kieming te komen. Bovendien trekt de grond droog en
ook dat is niet ten gunste van de druif.
Aan den anderen kant is het dunsel, nu een voor
cultuur ook voor de druivenkas is voorgeschreven, wel
de minst gevaarlijke teelt. Spinazie haalt meer water
uit den grond en ook kropsla, die veel langer moet
blijven, heeft voor haar volledige ontwikkeling volgens
de proeven in den Proeftuin te Naaldwijk, per krop nog
2*2 liter vocht noodig. Hoe denkt men in de praktijk
over deze voorteelt in de druivenkas?
N 1942 is als gevolg van het bijzonder late voor
jaar en het ongunstige weer in den voorzomer van de
tuinboonenteelt zoo goed als niets terecht gekomen.
Vrijwel nergens is met deze, overigens toch zoo zekere
teelt veel geld gemaakt. \)it jaar ziet het er heel wat
gunstiger uit en de eerste zaaisels zijn al onder glas
gezaaid voor uitplanting naderhand. Ja, zelfs maakt
men zich hier en daar klaar om den uitzaai in den
vollen grond te beginnen.
Men krijgt door het voorkweeken van de tuin
boon onder glas een grooten voorsprong. Zoo
als bekend, doet men dat op de volgende wijze.
Men legt de zaden 24 uur in de week en zaait
ze dan uit in een bak, de zaden mannetje aan
mannetje. Er wordt een vijf cm. fijnverkrui-
melde aarde over uitgestrooid, het glas wordt
er over gelegd en dan laat men de tuinboonen
kiemen, tot ze ongeveer een handbreed boven
de aarde staan.
Zoo krijgt men stevig, gemakkelijk hanteerbaar mate
riaal om uit te planten. Te lang mogen de kiemplan-
ten niet zijn, want dan worden ze slap en lijden nog
al bij het uitplanten.
Het duurt niet lang of men ziet de aarde onder de
eenruiters barsten. De jonge planten komen met zoo
veel kracht voor den dag, dat ze in staat zijn, de heele
deklaag grond omhoog te tillen. We geven zoodra ze
er met de koppen boven staan, flink lucht en laten
de ramen tenslotte des nachts open staan.
De voorgekiemde planten worden tenslotte met de
schop losgestoken. Dat er daarbij eens een penworteltje
afbreekt is niet erg. Men dwingt ze daardoor tot rijkere
vertakking van den hoofdwortel en dat kan den plan
ten slechts ten goede komen.
Bij het uitplanten zet men de tuinboonen er even diep
in als ze gestaan hebben; het witte gedeelte van den
stengel komt dus onder den grond. Dit is van heel
veel belang, omdat het in het voorjaar nog geducht
koud kan zijn en te hoog geplante tuinboonen trekken
in de gure, uitdrogende voorjaarswinden gemakkelijk
krom en worden zwart. In den regel zullen ze er ech
ter wel doorkomen.
Het voordeel van dit voorkiemen is, dat men begint
met stevige jonge planten, die een grooten voorsprong
hebben boven de tuinboonen, die al of niet kiemend
in den vollen grond zijn gelegd. In den regel worden
de voorgekiemde wat minder hoog. Ze bloeien echter
een dag of tien eer en zijn dus eerder te oogsten.
Hierdoor loopen ze heel vaak de kans op aantasting
door luis, die in 1942 zoo veel onheil heeft aangericht,
net mis. Waar het maar eenigszins kan, dienen we
dus aan deze ietwat bewerkelijke voorkieming de voor
keur te geven.
Zaaiing in den vollen grond.
De tuinders zijn dit jaar ook met den uitzaai van
tuinboonen opmerkelijk vroeg. Het is of zij de schade
van 1942 willen inhalen. Zoo zijn bier en daar al
tuinboonen uitgelegd. De grond is open en het weer
zacht; er is dus geen reden om er al te lang mee te
wachten. In den regel wacht men met het zaaien van
de boonen in den vollen grond tot einde Februari of
begin Maart. Ze komen dan wel wat minder vroeg,
maar het resultaat is dan zekerder, omdat het eerste
legsel nog aan allerlei gevaren bloot staat, waarvan
de kraai er een is. Deze vogels trekken de planten
uit den grond, pikken de zaden kapot en laten de
groene plant liggen.
Een der lastige parasieten van de tuinboon is het
boonenkevertje, dat als larve in de zaden geleefd
heeft en zich tegen den winter heeft verpopt. Onder
het vliesje van de voorgeweekte tuinboonen kunnen
we de kevertjes heel vaak als zwarte puntjes zien
zitten. Er bestaat behalve het uitzoeken van de aan
getaste boonen nog een ander middel om de kevertjes
kwijt te raken. Daartoe leggen we de zaden een tijdje
fh een kistje met een glasruit er over en stellen dit
kistje op een warme plaats. De kevertjes verlaten dan
de veilige schuilplaats in de boon met de bedoeling om
uit te vliegen. Ze kunnen dat niet doen wegens de
glasruit en kunnen door schudden en spoelen gemak
kelijk uit het zaad worden verwijderd.
Naar het schijnt leeft de kever, indien hij werkelijk
kan uitvliegen, aanvankelijk van het groene blad der
tuinboonen. Later leggen de vrouwelijke exemplaren
eiererf op de scheeden, zoodra deze ongeveer een cm.
groot zijn. De eitjes zijn maar een halven milimeter
lang. De larven, die uit de eitjes ontstaan, dringen
tot in de jonge zaadjes door en blijven daarin knagen
tot de boonen in den herfst beginnen te drogen. Eerst
door warmte worden zij bewegelijk en zoo komt het,
dat wij ze kunnen bestrijden door ze op bovenom
schreven wijze te foppen.
De voorjaarsbemesting van het koolzaad met stikstof
dient noodig te geschieden. Een flinke stikstofgift is nood
zakelijk. Kalkammonsalpeter is een goede meststof.
Op gescheurd kleigrasland is de teelt van groene erwten
aan te bevelen. De oogst valt betrekkelijk vroeg en de
erwtenstoppel is zeer geschikt voor de teelt van koolzaad.
Het is de hoogste tijd de verschillende werktuigen en
gereedschappen aan een grondige inspectie te onder
werpen» Wacht daarmede niet langer, want het voorjaar
nadert met rassche schreden. Voorkomt door tüdtg te
zorgen, stagnatie in de werkzaamheden.
Het meest radicale middel om de productie-eigenschappen
van zijn koeien te leeren kennen, is toepassing van de
melkcontróle.
Dan kunnen de beste dieren aangehouden worden en
tevens kan men van de contrölegegevens met voordeel ge
bruik maken by de fokkerjj.
Nog maar al te dikwijls ziet men den uitgereden stalmest
dagen achtereen in hoopjes op het bouwland of grasland
zitten. Dit geeft groote verliezen en doet geilplekken
ontstaan. Zoo spoedig en zoo nauwgezet mogelijk dient
men den mest te spreiden en op bouwland spoedig onder
te ploegen.
Voor elke gedoode zwarte kraai óf roek, waarvan de
rechtervleugel opgezonden moet worden aan den Planten-
ziektenkundigen Dienst te Wageningen wordt 25 cent
premie uitbetaald.
Het zaaien van Gladiolen kralen.
Nu de bollenstreek over het algemeen ,,voor" is met de
werkzaamheden, verdient het aanbeveling om nu alvast
de kralen van gladiolen te gaan zaaien. Dan is dit be
langrijke werk weer achter den rug en blijven we met
het werk ,,voor."
We onderscheiden de gladiolenkralen in beste, goede en
slechte opkomers. De ondervinding van het opkomen der
verschillende variëteiten is hier natuurlijk de beste leer
meesteres. Qok moet men onderscheid maken tusschen
kralen van kralen en kralen van bollen. Deze laatste
komen niet zoo vlot op als die van kralen. En ook kunnen
de kralen nog gesorteerd worden in drie of vier verschil
lende" maten Met dit systeem bereiken we nog, dat er
nog vrij veel leverbaar van de - partijen kralen geraapt
kan worden.
Met al deze factoren moet men met het zaaien rekening
houden en bovendien worden over het algemeen de kralen
te dik gezaaid. Hoe dikker er gezaaid wordt, hoe kleiner
het goed, dat we oogsten en ook voor de gezondheid
is het dikke zaaien minder gewenscht.
Door elkaar genomen is de plantdikte 3/4 liter per bed.
Allerlei middeltjes worden toegepast om de kralen goed
te doen opkomen. De een gebruikt bijtende middelen, bijv.
zwavelzuur. Een ander weekt ze in warm water of be
handelt ze in een broeikas in kletsnatte molm met een
hooge temperatuur.
De beste methode om het opkomen der kralen te be
vorderen is het weeken in een Aretan-bad. We slaan dan
meteen twee vliegen in één klap. Het opkomen wordt er
door bevorderd en tevens ontsmetten we het zaaigoed.
We doen ze in een kwart-procent Aretan-bad gedurende
24 uur. Op een uurtje komt het overigens zoo nauw niet
aan. De keuze op w_lken hoek of akker we de kralen
zullen zaaien is van groot belang, omdat het grootste
gedeelte der opbrengst het plantgoed moet worden voor
het volgend jaar. Men kieze, om besmetting vanuit den
grond door de in den grond overblijvende zwammen te
voorkomen, liefst een zuiveren hoek of akker, waarin nog
nooit of in geen jaren gladiolen hebben gestaan.
Let op de Narcisvlieg.
De narcissen verdienen weer onze volle aandacht, vooral
wat betreft'het naloopen van de narcisvlieg. We moeten
de larven vóór zijn en ze geen gelegenheid geven om
de bollen te verlaten. Wat het zeven van den bovengrond
betreft, waar de pop mogelyk nog in zou kunnen zitten,
we weten wel wat hiervan in de nractijk terecht komt.
Daarom is het het beste zoo gauw de planten op regel
staan, ze na te loopen, al zitten ze nog in het dek. Bo
vendien kunnen' toch al de narcissen in een paar dagen
niet nageloopen worden en is het dan ook maar het beste
dit van meet af aan goed bij te' houden, door zoo gauw
er een partijtje op regel staat, hiermee alvast te beginnen
en niet te wachten, tot. de geheele hoek nageloopen kan
worden of onder het dek vandaan is. Om de larve nu
te constateeren en haar te vernietigen, zijn we verplicht
al de bollen, die we uit den grond halen, door te snij
den, ook dit wordt nog als eens vergeten.
Trouwens, om nog een belangrijke reden is het noodig,
dat we den bol, dien we uit den grond halen, wat nader
bekijken, want er kunnen andere oorzaken voor zijn, dat
de bol niet of gedeeltelijk opkomt. Bijv. Bolrot of bodem
gebrek en niet te vergeten het aaltjesziek en dit laatste
is nog het gevaarlijkste, want hier is besmetting aan
wezig daarom nooit narcissen naloopen met een mandje,
maar met een emmer.
Het kan best mogelijk zyn, dat de omstanders nog niet
teekenen en dan is hier oppassen gewenscht en kunnen
we niet beter doen dan in geval van twijfel er een het-
kenningsteeken hij te zetten en dan deze plek onze bij
zondere aandacht te blijven schenken. Is het een weg- of
achterblijver, waarvan de bodem min of meer loslaat en
zwai't en rot is, dan is het in de meeste gevallen een
plant, die door aaltjesziek is aangetast. J,