De
strook achter de heining
Tuinbouw in het kleine boeren- en pluimvee-
houdersbedrijf
De teelt van knol-
E en jaar na het planten ongeveer brj kort terug-,
snoeien op 45 cm. plaatst men ongeveer 3 meter
lange palen één meter in den grond op 5 meter onder-
lingen afstand in rijen, die ongeveer meter van
de frambozen rij en afstaan. Aan de palen bevestigt
men 2 of 3 gegalvaniseerde ijzèrdraden horizontaal
gespannen waaraan de loten liefst één voor één
worden vastgebonden. Alvorens ze aan te binden moe
ten zy een lengte hebben van 1.5 k 2 meter; ze buigen
dan gemakkelijk om.
selderie
PAG. 5
DE LANDSTAND
VRIJDAG 5 MAART 194S
Rijkstuinbouwconsulent Ir. D. Bloemsma:
Het aanbinden der frambozen
n.
Bij het huidige gebrek aan ijzerdraad kan
het noodig zijn de oude methode van aanbinden
te volgen, die in Brabant algemeen was, en
wel door een stok by de planten te plaatsen,
één stok op korten afstand van één plant, en
hieraan de uitloopers vast te binden met vlas
(wilgen) touw e.d. materiaal. Toen gaf men
de planten echter 1 meter afstand in het vier
kant. Bij 60 cm. in de rij zou men 1 stok
tusschen 2 planten in de rij kunnen plaatsen en
ze hierheen aanbinden. De rijenafstand kan
dan gevoeglijk met 30 cm. verminderd worden
tot 1.45 m., tenzij men het als een tijdelijken
maatregel opvat, en toch op 1.75 plant.
Overigens moet worden opgemerkt, dat meerdere
telers voor den verbouw, ook voor de conserven-
industrie, de voorkeur geven aan rechtopgaande rijen-
teelt, omdat de vrucht dan iets meer in de schaduw
groeit, en sappiger zou blijven, terwijl ook méér rijen
op hetzelfde oppervlak plaats vinden. Op de gebogeü
rijen was bij een vergelijkende proef de oogst en de
geldelijke opbrengst echter hooger, alhoewel de on
kosten daarbij niet nauwkeurig werden vastgesteld.
Nè. den oogst dient de grond los gemaakt te worden
Luwte voor de
Hst is voor den waren tuinder zeer verleidelijk
weertje om met de eerste zaaisels buiten te beginnen.
De dagen worden merkbaar langer en de spruitkool en
de boerenkoolplanten beginnen al weer groei te ver-
toonen. Er zit weer leven in, dank zij de zonnige dagen
en het zachte weer. Velen onzer popelen van ongeduld
om te beginnen en de zak spinaziezaad staat bij
menigeen al klaar.
Maar het heeft toch zin om er dit jaar niet te
haastig bij te zijn. Er zijn aan dat vroege zaaien
gevaren verbonden, die dit jaar zwaarder wegen
dan in normalen tijd. Een van die bezwaren is
de grootere hoeveelheid zaad, die men bij vroe
gen uitzaai noodig heeft, en een ander bezwaar
is de kunstmest, die bij vroeg gebruik gevaar
loopt ongebruikt uit te spoelen, vooral als het
voorjaar koud en regenachtig uitvalt. We zitten
nog in de eerste dagen van Maart, al lijkt het
weer ook gunstig, toch kan er menig koud
nachtje volgen en om zaad en kunstmest te
sparen doen we beter te wachten tot midden
Maart.
Dat wil zeggen met de zaaisels in het open veld. Er
is een goede beproefde methode om nu al te zaaien,
zonder gevaar voor het verlies aan zaad en kunstmest,
dat wij hierboven noemden, en met een redelijke kans
op een extra vroeg gewas. In vroeger tijd, toen de
teelt in bakken nog niet zoo algemeen was, legde men
aan zijn vroegste zaaisels extra zorgen ten koste. Toen
zaaide men de eerste spinazie, de eerste sla en de
eerste radijs op zoogenaamde
zonnebermen
beschutte strooken, eenigszins hellend naar den zonne-
kant en tegen Noorden- en Oostenwinden beschut door
een heining, een haag of een muur. Soms maakte men
aan den windkant een plank of aarden walletje, waar
door het mogelijk was een rietmat over de planten
uit te rollen, zoodat bij onverwachte vorstperioden voor
de noodige dekking kon worden gezorgd.
In later jaren was het gebruikelijk het land te ver-
deelen in strooken van ca. 5 meter, met telkens een
rietmat er tusschen van nog geen meter hoogte. Op
deze beschutte strooken zaaide men spinazie, die ten
overvloede nog werd bedekt met rijshout, zoodat ze
met de schop. De pollen worden dan tevens wat aan
gehoogd of aangeaard, zoodat in 't midden tusschen
twee rijen een voor ontstaat. Daarin mesten voldoet in
de practijk zeer goed. Tegen het voorjaar wordt de
voor weer dicht geworpen. Behalve stalmest is ook
goede tonbeer of gier of beer-compost te gebruiken.
Van beer of gier geve men 1 emmer bij eiken
pol, en dan liefst in het najaar brj reeds oudere strui
ken. Kunstmest geve men over een wat grooter opper
vlak, bijv. in de voor en nog wat er naast, naar
400 kg. kalkammonsalpeter, 1000 kg. super 20 procent
en 800 kg. patentkali per ha. rond Februari en 150
kalksalpeter of chili in April en 150 kg. na den oogst,
in Juli. Naar verhouding zal men zich thans met
andere meststoffen moeten behelpen.
Van belang is het om direct na den oogst de afgedragen
scheuten weg te nemen, d.i. bij den grond af te snijden,
terwijl men van de jonge uitloopers er 5 k 6 per rol
overhoudt. Dit is voldoende. Vaak zijn er toch veel
meer jonge loten opgeschoten.
Met gezond materiaal beginnen.
Gemiddeld brengt een pol of bos frambozen ongeveer
7 ons op, maar deze hoeveelheid van ongeveer 65 kg.
per are wordt vooral door den gezondheidstoestand
van het gewas beïnvloed. Men moet daarom uitgaan
van planten van kerngezonde afkomst, zonder virus
ziekte; welbekend ook bij de aardappelen (geelgevlekt
blad). Gezond zou zijn: de Radbout, voor kort gewon
nen uit zaailingen. Verder kan men nog gezonde ge
wassen zien van Preussen en soms ook van Lloyd
George, alhoewel de laatste al vaker ziek wordt. Het
zijn goede groeiers, die in het groot werden of worden
aangeplant. Andere rassen zijn minder verspreid.
Waar bij het vaststellen van de. teeltregeling 1 meter
als de normale rijenafstand gold, zal men bij een wijder
rijenafstand dan hier behandeld de toegestane opper
vlakte daarnaar mogen omrekenen, naar ik vertrouw.
eerste zaaisels
zich den eersten tijd behoorlijk in de luwte kon ont
wikkelen.
In Denemarken heeft men proeven genomen om
de economische beteekenis van dergelijke vvind-
kceringen na te gaan. Deze beteekenis is heel
wat grooter dan men zou denken: Bij aard
appelen b.v. kreeg men met een windkeering
tegen Westenwind een opbrengstvermeerdering
van 13 tot 22 er bij een windkeering naar
het Oosten 11 tot 24 grooter opbrengst. Bij
gras en klaver werd de stijging zelfs S3 en
37 terw|jl tegen Westenwind beschutte aard
beien tot tien meter achter de windkeering nog
drie dagen eer rijp waren, dan op een afstand
van 11 tot 30 meter achter de haag. In de
maand Juni en zelfs nog in Juli is de grond,
12 '/2 meter achter de haag nog l/2 graad F.
warmer dan zonder windvang. Het is klaar
blijkelijk vooral de sterkere verdamping, die
den grond zonder windkeering doet afkoelen.
Er komt dus eer „natuur" in den grond, en
daar gaat het ons om.
Behalve spinazie kan men tegen het einde van Februari
op dergelijke beschutte strooken ook slaweeuwen plan
ten, die dan in Mei gereed zijn. Op een beschutte
strook, die met een rietmat kan worden afgedekt, kan
men zelfs reeds begin Februari radijs zaaien. Daarvoor
gebruikt men dan een baan van drie, vier voet breed.
De ïest van de strook strooit men in met wortelzaad.
Zonder bezwaar kan men peen en radijs door elkaar
zaaien. Als de radijs omstreeks eind Maart gereed is,
maakt men van de gelegenheid gebruik om meteen
met den schrepel door de peen te gaan en de jonge
wortelplantjes te dunnen tot den juisten onderlingen
afstand. Ook het onkruid krijgt daarbij een beurt. We
hebben dan aanstonds in April een keurig bedje wor
tels staan.
Eind April komt op de beschutte rabatten de spinazie
klaar. We kunnen er vroege boonen op laten volgen.
De sla op de luwe strook kan in Mei geoogst worden.
Ook deze wordt gevolgd door slaboonen, die we er
zoo noodig als jonge planten tusschen poten.
Willen we van onze beschutte strooken het maximum
halen, dan planten we later tomaten langs de rietmat
en augurken op de bedden. Beide gewassen stellen de
luwte bijzonder op prijs.
Het spreekt vanzelf, dat bedden in de luwte van riet-
D e teelt van knolselderiö is een cultuur, die ieder
jaar aan belangrijkheid wint. Met wat goede zorgen
houdt men de knollen heel den winter goed en er is
van December tot ver in April bij den consument
belangstelling voor dit product, dat zoowel kan wor
den gebruikt om aroma te geven aan de eiwtensoep
als bij wijze van een fijne bijzonder geurige groente.
Om ze tot zoo laat in den tijd goed te houden, volgt
men doorgaans deze bewaarmethode: de knollen wor
den ongeveer begin December gerooid en van blad
ontdaan. Wel wordt het hart intact gelaten, maar
verder worden alle bladeren en bladstompjes er met
een scherp mesje afgesneden. Ook de wortels worden
ingekort, zoodat de knollen tenslotte het gave, gladde
uiterlijk hebben, dat ze moeten bezitten om aan de
kwaliteitseischen van de veilingen te voldoen. Zoo
worden ze mannetje aan mannetje naast elkaar in een
bak uitgezet. Er wordt tusschen de knollen wat losse,
fijnverkruimelde aarde gestrooid, waarin de knollen
weer fijne worteltjes ontwikkelen. Gaandeweg komt
er weer leven in de plant; er vormt zich waf jong
groen blad (waarop de klant in den groentewinkel
blijkbaar veel prijs stelt) en de knol blijft sappig en
frisch.
Gaat het vriezen, dan rollen we een rietmat over de
planten uit, bij strenge vorst zelfs liever een stroomat
en zoo noodig strooien we wat. blad tusschen de knollen
uit, zoodat ze voldoende tegen de koude beschut zijn.
Knolselderie is nl. niet tegen vorst bestand en in
strenge winters is er dan ook gevaar, dat een deel
der knollen verloren gaat. In winters zoo als deze is
er een ander gevaar en dat is, dat de enkele nog
overgebleven bladstompjes gaan rotten en ook de knol
len aantasten. Om dit te vermijden geven we veel
lucht en zien we de bakken van tijd tot tijd na om
alle ongerechtigheden er uit te verwijderen.
Tijd van zaaien gekomen.
Teiwijl we nog bezig zijn met het schoonmaken van
de overwinterde selderieknollen, denken we al weer
over den komenden oogst en worden de eerste maat
regelen daaivoor alweer getroffen. Zoo is de selderie-
teler feitelijk het heele jaar rond met zijn selderie
bezig. Begin Januari heeft hij zijn zaad door vochtig
zand geroerd en in een kistje te broeien gezet op
een warme plaats in de kas of den koeienstal. Mis
schien is dit laatste nog het beste, want het gaat er
om een warme en tegelijk vochtige plek te vinden,
waar het zaad. dat zooals bekend zeer langzaam kiemt,
de gunstigste voorwaarden vindt om aan den groei
te komen.
Maar zelfs in zoo'n stal duurt het nog zes weken
voor er werking in zit, zoodat we niet voor eind
Februari over het uitstrooien van het voorgekiemde
zaad behoeven te denken.
Ook voor de verdere ontwikkeling van de selderie zijn
vocht en warmte twee belangrijke factoren, zoo niet
de belangrijkste. We zaaien daarom liefst een kom
kommer- of meloenenrij uit, dat wil zeggen op een
warmen voet. Heel vaak kiest men daartoe de onder
zijde van een bak uit, die men met broei mest voor
de teelt van komkommers en dergelijke heeft klaar
gemaakc. Daar aan de «nderzijde droogt net het minst
uit en blijft de grond vochtig, zoodat de jongste
plantjes, die zich heel langzaam ontwikkelen, voorloo-
pig geen last van droogte ondervinden. Het zaad wordt
ondiep gezaaid en even aangedrukt. Zoo noodig wordt
na het gieten schaduw gegeven, om het uitdrogen
van de aarde te voorkomen.
Enkele malen verspenen tot een afstand van 5 X 5 cm
is bevorderlijk voor een goede beworteling van de
plantenden komt naderhand de vorming van een mal-
schen knol ten goede. Begin April heeft men tenslotte
in den kouden bak onder elk raam 100 tot 150 gezonde
planten jtaan, die in Mei worden afgehard en in de
laatste helft van die maand worden uitgezet als nateelt
na sla, spinazie of vroege bloemkool. Men zet met
het oog op het voor deze teelt onontbeerlijke vocht de
knollen wel ir greppeltjes met een onderlingen afstand
van 40 X 30 ongeveer. De hoofdgroei valt in den
vochtigen nazomer. Voor een beschrijving van de teelt-
zorgen gedurende den zomer hebben wij dus nog even
den tijd.
mat of haag ook geschikt zijn als zaaibed voor sla,
kool en dergelijke, welke later op het volle veld worden
uitgeplant.
Andijvie zaaien wij liever niet op deze rabatten,
zelfs niet op de reep langs de rietmat, ofschoon
dat toch het meest beschutte plekje is. Het
kan immers op deze open bedden nog geducht
koud zijn; er is een groot verlies door uitstraling
en tegen sterk wisselende temperaturen is de
andijvie niet bestand. Het gevolg daarvan is,
dat zij spoedig gaat schieten. Andijvie moet
daarom liefst op warmte worden gezaaid. Op
de reep zetten we eventueel snij boonen uit,
die vergeleken met slaboontjes iets minder
kunnen hebben.
(Vervolg rubriek: Tuinbouw, zie pagina 8)