Een woord tot de boeren van Nederland D w. W IE Rusland heeft gezien, twyfelt hier niet! Weina, om dit onheil, dezen ondergang van heel onze Wester- sche cultuur te verhinderen, is het noodig daarvoor alles en alles in te zetten. Men diene daarbij evenwel te begrypen, dat een behoorlyke arbeidsvoorziening voor den Landbouw noodzakelyk is voor de voedsel voorziening en daarmede voor de instandhouding van de basis der overwinning, hetgeen gelukkig door de betreffende autoriteiten ook wordt ingezien. ZEELAND ;st )r 2de Jaargang No. 10 Vrijdag 12 Maart 1943 •ViVtVtVtVtV.VAVAV.W.tf Braban andstan De Directeur-Generaal van den Landbouw, de heer G. J. Ruiter^ Meld Dinsdagmiddag voor de radio een toe spraak tot de boeren van Nederland. Voor degenen die deze toespraak niet hebben gehoord, als ook voor degenen die haar nog eens willen nalezenlaten we hier de tekst der rede volgen. de maand Februari ten einde spoedt, begint de boer het voorjaar te ruiken. Weer of geen weer, toch bemerkt hy binnen en buiten de voorteekenen van de naderende lente. Hij ziet in z'n stallen het aantal jonge kalveren toenemen en de verschgekalfde koeien demonstreeren op zichzelf de komst van het nieuwe jaargety. Buiten^ bloeien de eerste lentebloemen en de boer doet onder nóg koude buiige luchten reeds zijn landwerk. Des avonds, om de toch nog gezellige warme kachel, overdenkt hij het wel en wee van den aftrekkenden winter en stelt zich in op het werk en de verwachtingen voor de komende lente en zomer. Zoo gaat het ook ons. Na den winter van '41'42, die zijns gelijke nauwelyks had, gingen we vol zorg den volgenden tegemoet. We wisten daarbij geheel aangewezen te zyn op eigen voorziening met levensmiddelen. Voorheen zou deze opgave der zelfvoorziening by menigeen „on- mogelyk" hebber uitgelokt. te meer blijkt de grootte van deze taak, ais i. en »wienk% dat niet alleen invoer van menschelyk voedsel wegviel, doch dat ook onze geweldige import van 'veevoer geheel of grootendeels stagneerde. Welnu, we zijn nog lang niet tot aan een nieuwen oogst gekomen en de winter is nog niet afgeloopen, maar één ding is zeker en wel dit, dat het ditmaal wel is meegevallen. In tegenstelling met den vorigen behoort deze winter zeker tot de zachtste winters en de gevolgen daarvan zijn niet alleen te bemerken in een veel geringere brandstofbehoefte, dóch die bemerkt men ook in een veel ruimere voorziening met versche groenten. De vele volkstuinders, die onzen raad tot zelfvoorziening opvolgden, hebben de groote voor- deelen van een eigen tuintje wel zeer duidelyk kunnen bemerken. Eigen teelt wordt dus een ieder aanbevolen. De productie van koolzaad en blauwmaanzaad is echter ©en tegenvaller geworden. Als men weet, dat een H.A. goed koolzaad ongeveer de grondstof kan leveren voor de bereiding van plm. 1000 kg. margarine, dan be- grypt men de be teekenis van het wegvallen van dui zenden H.A., nog afgezien van het daarmede tevens achterwege blyven van een nog grooter kwantum eiwitryke voederkoek. Onze oliegewassen hebben ons dus het afgeloopen jaar in den steek gelaten. Helaas ls dat in mindere mate ook het geval met onze vetproducente by uitstek: de koe. Onze vetvoorziening flT in aanmerking nemende, blykt thans w^l zeer duidelyk, welk een juist besluit werd genomen, toen de Overheid den verbouw vaneen groote oppervlakte koolzaad vorig jaar verplicht stelde. Het doet ons goed te kunnen vaststellen, dat de medewerking onzer boeren in dezen over het algemeen zéér valt te loven. De als maximum gedachte oppervlakte van 50.000 H.A. koolzaad staat op slechts enkele duizenden H.A. na reeds te velde. Indien dus in dezen geen onverwachte tegenslagen meer komen en als dan straks door hen, die hun verplichting nog niet zyn nagekomen, het ont brekende oliezaad nog wordt verbouwd In den vorm van een zomergewas, dan mogen we-de vetvoorziening in Nederland zonder al te veel groote zorgen tege moet zien. Wel valt hierby nu reeds vast te stellen, dat onze boeren met hun te verwachten rond 50.000 H.A. oliezaadverbouw in geheel Europa een voorbeeld zijn voor een goeden inzet voor de volksvoeding. Ik zou namelyk de vraag willen stellen, in welk land men in verhouding tot z'n oppervlakte cultuurgrond deze teelt dermate heeft uitgebreid. De veestapel staat thans gelukkig in een betere ver-, houding tot het aanwezige ruwvoer dan vorigen win ter. De maatregelen van Overheidswege zyn in dat opzicht over het geheel genomen doeltreffend ge weest. Het verder scheuren van 75.000 H.A.' grasland zal nóg een aantal koeien overtollig maken, zoodat die in de vleeschconsumptie kunnen komen, doch daarmede dient het dan uit te zijn, om onzen veestapel op zijn optimale grootte te handhaven. Zou men nog verder gaan, dan zou men niet alleen de verwerking van het beschik bare toevoer onmogelijk maken, doch dan zou men ook de zoo hoog noodige melk- en melkvetbron aan tasten. Wat ons thans aan vleesch- en vetproductie ontbreekt, vindt zijn aanvulling in een nog behoorlijk brood- en eeh flinkv aardappelrantsoen. Hier komt wel duidelyk het resultaat van de .uitvoering yan het groote scheurprogramma van het vorig jaar tot uiting! Vooral de toegenomen aardappelverbouw en de daar door sterk verhoogde aardappelproductie is thans een der steunpilaren van ons rantsoen. Men moet zich eens een vjoorstelHng vormen, wat het wil zeggen, een hoeveelheid aardappels te produceeren, voldoende voor een weekrantsoen van 4 kg. per hoofd eener bevolking van 9 millioen menschen! Dat dan nog afgezien van de voor aardappelmeelbereiding benoo- digde hoeveelheid. Met het doen slagen van dit aard appelteeltplan hebben onze boeren zich wederom voor ons volk ten zeerste verdienstelijk gemaakt. Deze ver zekering van de volksvoeding, via de aardappelteelt lokt tot voortgaan op dezen w^eg. Het pas gepubli ceerde teeltplan 1943 wyst er dan ook op, dat men den aardappelverbouw minstens tracht te hand haven, n^ast een uitbreiding van den verbouw van broodgraan en suikerbieten. Het is in dit verband jammer, dat het natte herfstweer en de moeilijke arbeidsvoorziening ertoe hebben geleid, dat minder wintergraan is gezaaid dan wel wenschelyk was. Ge lukkig maakt de rogge, waarvan de uitzaai belangryk boven die van het vorig jaar uitgaat, daarby nog een heel goed figuur. Er zijn hier echter grenzen gesteld aan onze goede bedoelingen. In de eerste plaats is dat de grens, die, is gesteld aan de mogelykheid tot scheuren van gras land. Dit uitbreiden van akkerland en het daarby tevens vrymaken van een belanryke bodemreserve nadert namelyk z'n einde, daar de geschikte gronden eensdeels na deze scheurcampagne zullen zyn ver werkt, anderdeels een verder gaan zou leiden tot vol komen ontwrichting van de betreffende bedryven. Wat hier trouwens na dit seizoen zal zyn gepresteerd is even goed zonder voorbeeld als dat het geval was met onze koolzaad- en aardappelteelt. Na dezen winter zal ons klein landje ruim 200 000 H.A. grasland hebben ge scheurd. Slechts ingewyden kunnen beseffen, wat dit beteekent in een land als het onze, waar een zoo groot deel der bedrijven is ingesteld op een zuiver grasland bedryf en waar zoovele honderdduizenden H.A. voor scheuren volkomen Ongeschikt zyn. Zoo wordt ©r door den Nederlandschen- boer, onder leiding van de Directie van den Landbouw, alles ge daan om de bodemproductie ^ooveel mogeiyk aan te passen aan de voedselbehoefte vah ons Volk. Deze ge heel© intense inzet zou echter geen zin hebben, als straks de bolsjewistische horden ons land overstroom den. Velen rekenen niet met deze mogelykheid, doch men behoeft maar naar de Napoleontische tyden terug te zien, om te begrypen, dat de vetkaarsen-etende kozakken, die toen ons land bezetten, thans zouden worden opgevolgd door dié ruige kerels der Aziatische steppen, die naar Stalins recept alles zouden vernielen wat het leven waard maakt om te leven. Aller inzet is noodig Er zyn thans n.l. maatregelen in voorbereiding, waar- by deze arbeidsinzet nog deugdeiyker wordt voorbereid dan het vorig jaar het geval was. Wel is er toen door onzen Gemachtigde voor den oogst, in samenwerking met het Ryksarbeidsbureau bereikt, dat op alle critieke plaatsen dermate hulp werd ingezet, dat de oogst tydig binnenkwam, doch wy behoeven ons niet te verheelen, dat daarby het zachte weer een zeer gunstige factor ten goede was, waarop men niet mag rekenen. Om dus de veibouwers van de in dit opzicht belangrijkste producten: aardappelen en bieten, de zekerheid te kun nen geyen, dat ze in goed vertrouwen op de mogelyk heid van tydig oogsten in den komenden herfst kun nen poten en zaaien, dient onze arbeidsinzet nog straf fer geleid te worden en dient de oogstgemachtigde nog grootere bevoegdheden te hebben. Zoodra dit straks in orde is en hy voor dit werk de beschikking krijgt over alle landarbeiders, over hen, die in cultuurtechnisch werk arbeiden, den arbeidsdienst, de schooljeugd zoo noodig en op critieke tyden zelfs krachten uit andere bedryven zal kunnen inzetten, dan zal ook deze moei lijkheid zyn ondervingen. Dit nog te meer als^d©^ gemachtigde duaroy tevens de bevoegdheid krijgt om machines, paarden, materieel en wat hy voorts noodig acht, te vorderen. Men kan er van verzekerd zyn dat onzerzyds niets zal worden nagelaten om alle noodige oogstvoorzieningen te treffen,ook al zou het daarvoor noodig zyn om de geheele bevolking in bepaalde stre ken tot oogstarbeid te verplichten. Wat beteekent dat immers gezien in het licht van het geweldige wereld gebeuren dezer dagen en wat zegt een zoodanige ver plichting indien men ze stelt tegenover den strijd in het barre Oosten! We rekenen er dan ook op dat de verbouw van hakvruebten door al deze voorberei dingen om den oogst te vergemakkeiyken in sterke mate zal worden gestimuleerd. Zoo is er veel, dat zorgen baart of kan baren. Er is ook veel dat tot tevredenheid stemt. De samen werking tusschen Overheid en Boeren heeft tot prach tige resultaten geleid. Dit valt nog temeer te waar- deeren, waar het pryspeil der agrarische producten, geensdeel hoog is. Indien deze inzet blijft, dan kan men er ook op vertrouwen, dat geen onsociale smok kelaars, kankeraars of knoeiers onze boeren als ge heel, als boerenstand zullen verhinderen ook In de toekomst hun plicht te doen. Het Nederlandsche volk mag dat ook eischen. Wy boerenN stellen ons ook op een hoog plan. Wy willen straks in een zich hernieuwende volksgemeenschap een eervolle plaats Innemen. WQ willen boer zyn, GRONDSLAG VOOR VOLK EN MAATSCHAPPIJ. Maar wy weten ook, dat we het recht op die plaats thans vooral moeten ontleenen aan onze houding en onze daden. Daartegenover dient de burgery, dé con sument, deze boereninzet juist te waardeeren. Het is den boer daarby niet om mooi-pratery te doen, doch om het juiste begrip. De boereninzet alleen schept arbeiders, industrieel en handelaar de moge lykheid tot werken. De waarheid zal zegevieren v T ELNU, zien we naar het Oosten! Daar wordt uit Stalingrads koude ruïnen een beroep op ons allen gedaan. Daar roepen de tienduizenden gevallen Jonge kerels ons op tót dien geheelen inzet, waarin zij ons voorgingen op onnavolgbare wijze. Daar wordt ©en vinger dreigend opgeheven, ons manende ons geheel te bekennen tot len strijd vóór de beschavingen tegen de beestachtigheid; vóór onze hoogstaande Wester- sche cultuur en tégen de midden-Aziatische verprole- tariseering en cultuurloosheid. Dat Stalingrad, sym bool van het hoogste"offer voor de gemeenschap, moge ons allen duidelyk maken, dat het hier niet meer gaat om moeiiykheden, onaangenaamheden, persoonlijk© eer,

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1943 | | pagina 1